Vestdijkkroniek. Jaargang 1992
(1992)– [tijdschrift] Vestdijkkroniek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 31]
| |
Saar Bessem
| |
[pagina 32]
| |
geloofwaardigheid van de astrologie te moeten laten. Geen inspanning is hem te veel om althans te trachten wat dichter bij een voor hemzelf aanvaardbare conclusie te kunnen geraken. Het vooruitzicht dit werk te kunnen publiceren zal misschien iets aan het ‘helsche gecijfer’ hebben verzacht. Wanneer het onderzoek in boekvorm onder de titel Astrologie en wetenschap (1949) goed en wel in de winkel ligt, komt hij er nog even op terug. 25 Mei 1950 (...) Het astrologieboek is al eenige tijd uit en wordt slecht verkocht. In de Vrijdenker heb ik er hevige ruzie over gemaakt; hooger zal ik het wel niet brengen wat dit eigenaardige geschrift betreft, dat meer tégen dan vóór de astrologie is en grootendeels onleesbaar. Het is ‘reine Wissenschaft’, maar misschien toch wel genietbaar voor de intelligente sympathisant met de astrologie. In half occulte tijdschriftjes (niet speciaal astrologisch) wordt er nog het minst stom over geschreven. Mijn Toekomst der Religie heeft méér kwalijkriekend stof doen opwaaien; deze heerlijke polemieken worden nu gebundeld, met een essay van de ‘arbiter’ Fokke Sierksma, die weliswaar theologant is, máár als goede arbiter bij voorbaat op mijn hand. Misschien wordt de indruk gewekt dat astrologie centraal stond in deze correspondentie, maar dat was allerminst het geval. Centraal stond de muziek en alles wat daarmee samenhing. Zoals bekend was voor Vestdijk het bezig zijn met muziek een levensbehoefte; voor mij: het enig denkbare vak. De omstandigheid dat ik midden in de praktijk stond en Vestdijk de muziek juist vanuit de beslotenheid van zijn Doorn's bestaan beleefde, zorgde voor een interessant spanningsveld. Wat de astrologie betreft: daar stond ik afstandelijker tegenover dan Vestdijk en héél veel verder vanaf dan de componist en vriend Willem Pijper (1894-1947) die zowel in Vestdijks leven als in het mijne een belangrijke rol heeft gespeeld. Pijpers overlijden betekende voor Vestdijk een dubbele slag. Niet alleen viel er opnieuw een bevriende figuur uit zijn leven weg (na Du Perron, Ter Braak en Marsman tijdens W.O. II) maar de opera Merlijn waar Pijper en hij samen aan werkten, zou onvoltooid moeten blijven. Dat heeft Vestdijk zich erg aangetrokken en de vraag ‘Wat zou Wim hiervan gedacht hebben?’ bleef een steeds terugkerend refrein in de correspondentie. Over de opera Merlijn het volgende. Het plan een opera op te zetten waarvan de structuur in zowel handeling als personages astrologisch-bepaald zou moeten zijn, was gerezen bij Pijper in de beginjaren dertig. Tot zijn vreugde stemde Vestdijk er in toe de tekst te zullen dichten. Vestdijk woonde toen nog in Scheveningen, Pijper in Rotterdam, dus gemakkelijk | |
[pagina 33]
| |
voor elkaar bereikbaar. Ze kenden elkaar nog niet lang (indirect via mij), maar ze voelden beiden dat samenwerking een kans van slagen zou hebben. Librettist en componist waren het er al spoedig over eens dat de magiër Merlijn, als belangrijke figuur in de sagenwereld rond koning Arthur, voortreffelijk zou passen in het beoogde astrologische kader. Hoofdpersoon Merlijn, dus, maar niet van het operatype ‘heldentenor’. Eerder zou het geluid van een bariton kunnen voldoen in de gewenste combinatie van ‘handelend’ en ‘contemplatief’ optreden. Het volgende briefgedeelte vertelt iets over een beraadslaging waarvan ik nóg spijt kan hebben er niet bij te zijn geweest. 11.6.1952 (...) Wim en ik hebben nogal gedelibereerd of het nu tijdens het Christendom moest spelen (maar dan natuurlijk met ‘heidensche resten’) of onder het heidendom, waarbij wij als lastposten weer op druïden etc. aangewezen waren. Wij waren toen heel boos op de godderij (Merlijn was tòch al een soort ‘druïde’ voor 't oog der wereld) maar dat heeft ons niet tot satyren geïnspireerd, afgezien in de Weegschaalscène (die nog heelemaal herschreven moest worden) een toespelinkje op de domheid der aanwezige priesters. Er wordt hierboven gerefereerd aan een der weinige spectaculaire scènes die het libretto kon gaan bieden: tijdens gebeurtenissen die zich onder sterrenbeeld Weegschaal (Libra) afspelen zal de uit de dood herrezen vroegere koning (en vader van koning Arthur) Uther Pendragon moeten bewijzen dat hij geen schim is maar ‘echt’. Hij zal dus gewogen moeten worden en daartoe zal dan een èchte, levensgrote weegschaal het toneel opgezeuld dienen te worden. Hun overleg was veelvuldig en verliep geanimeerd. Dat het hele project enkele jaren in beslag zou gaan nemen stond voor hen vast. De zeer druk bezette conservatoriumdirecteur Pijper kon tussen de bedrijven door wel iets doen aan de Merlijn, maar was toch in hoofdzaak op vakanties aangewezen voor een poos achter elkaar geconcentreerd werken. Vestdijk lag ver voor met het libretto want voor hem gold Pijpers tijdsprobleem niet. 6 Dec. 1952 (...) Ik zou een schim van wèlk baantje ook niet kunnen vereenigen met mijn werk; zie hier ook de verklaring van mijn productiviteit plus het uitblijven van ernstige slijtage tot nu toe. (...) Het gekste is nog dat ik van nature zoo lui ben als een varken. Daar verzet ‘de geest’ zich blijkbaar tegen. | |
[pagina 34]
| |
Het liep allemaal anders. Op de catastrofale oorlogs- en bezettingsperiode 1940/'45 hoeft hier niet verder te worden ingegaan behalve om te memoreren dat in de brand van Rotterdam Pijpers huis met alles wat hij bezat werd verwoest, het conservatorium in puin lag maar (als enig lichtpunt na dágen van onzekerheid) de safe waarin zijn manuscripten lagen onbeschadigd van onder de ruïnes van het bankgebouw kon worden uitgegraven. De Merlijn had hij steeds bij zich gehouden. De reconstructie van zijn eigen leven en een provisorische installatie van het conservatorium lieten hem tijd nog kracht voor eigen werk. De moeilijkheden van Vestdijk in die periode waren weer van andere aard. Een gijzelaarschap gedurende negen maanden gevolgd door een maand in het ‘Oranjehotel’ (Scheveningse strafgevangenis) gaat je niet in de kouwe kleren zitten. Maar zijn beproefde methode ‘hard blijven werken zolang als het maar énigszins kan’ hielp hem er geestelijk ook nu doorheen. Een medegijzelaar in Sint Michielsgestel liet weten: ‘Vestdijk zit hier ook, hij werkt altijd!’. Pijper heeft in de loop der bezettingsjaren het werken aan de Merlijn weer mondjesmaat op kunnen nemen. Hij was naar Leidsendam verhuisd, had daar de beschikking over een prachtige vleugel (dat is stimulerend!), en de enorme en ideale componistenlessenaar die nog van Corenlis DopperGa naar eindnoot1. was geweest noodde tot werken; maar... het was oorlog en de stemming liet te wensen over. - Hoe stond het in die tijd met beider visie op de astrologie? Over Vestdijks instelling waarmee hij nog niet tot klaarheid was gekomen toen Pijper stierf (zie de datering van de brieffragmenten) is hier al wat geschreven. De tendens is eerder naar de negatieve kant gericht. Bij Pijper ging het juist andersom. Hij was weliswaar gefascineerd geweest door het verschijnsel astrologie al vóór de gedachte gerezen was daar misschien ooit iets ‘mee te kunnen gaan doen’. Hij zag in zaken als ‘geboortehoroscopen’ en ‘toekomstverwachtingen’ toen nog eerder een intrigerend ‘spel’ dan iets waarmee men in het leven serieus rekening zou kunnen houden. De charme lag onder meer voor hem in de indrukwekkende ouderdom en in de artistieke aspecten van de tekens en symbolen. (Die trokken hem ook aan in de vrijmetselarij). ‘Bij een musicus hoort spel’, zei hij, - ook tegen zijn leerlingen, - ‘dat moet je nooit vergeten’. In de paar jaar vóór de oorlog toen het werken aan de Merlijn pas was begonnen, kon Pijper echt plezier hebben door in-muziek-gevangen astrologische details. Een enkel voorbeeld: wanneer op een gegeven ogenblik één van de personages wiens sterrenbeeld ‘Kreeft’ (cancer) is in actie | |
[pagina 35]
| |
komt, wordt de muzikale frase die bij hem hoort in teruglopende beweging, dus zoals de kreeft zich verplaatst, omgezet; dat is een heel oude techniek die ‘in kreeftgang’ heet. - Knap de toehoorder die dat zal opmerken, maar het behoort tot de satisfacties van de componist! Zoals gezegd ging er iets in Pijpers kijk op de astrologie veranderen, niet abrupt, geleidelijk aan, al naarmate de compositie vorderde. Een zekere wisselwerking tussen kunstenaar en werk-in-wording zal er wel altijd zijn maar in het geval Pijper en de Merlijnmuziek kon de indruk ontstaan dat het de compositie was die de componist dichter naar de astrologie trok. Hij werd minder mededeelzaam over het werk, het ‘speelse’ accent in zijn schaarser wordende toelichtingen verdween om plaats te maken voor ingewikkelde getallen-symboliek. Later bleek mij dat ook Vestdijk het zijne had gedacht van deze ontwikkeling; kort na Pijpers dood schreef hij er als volgt over. 28 Maart 1947 (...) Vergeet ook niet dat de astrologische structuur van de muziek (aantal maten en dgl.) óók voor mij een volstrekt gesloten boek is! Wim zei weleens zooiets als: 18 + 13 + 20 (de getallen waren anders) maar over de esoterische achtergrond liet hij zich niet uit, en daar ik een sterk vermoeden had dat dit alles op een zuiver persoonlijke interpretatie van de astr. symboliek berustte, zuiver voor eigen gebruik heb ik hem er ook nooit naar gevraagd. Dit alles lijkt mij volstrekt onachterhaalbaar. (...) En de astrologische symboliek was voor mij lang niet meer in die mate actueel als voor Wim die er toen echt mee leefde. Na het einde van de tweede wereldoorlog in 1945 had Pijper (die daar zo vurig naar had verlangd) nog maar twee jaar te gaan. Hij overleed aan kanker. In die twee na-oorlogse jaren heeft hij nauwelijks nog iets aan de Merlijn gedaan, terwijl hij op andere, niet compositorische, terreinen zeer actief bleef zolang zijn krachten hem dat maar even mogelijk maakten. Wilde hij pas weer aan de Merlijn gaan werken als hij er zich geestelijk en lichamelijk toe in staat achtte? Of aarzelde hij toen bleek hoe ver Vestdijk en hij op astrologisch gebied uit elkaar waren gegroeid? ‘Volstrekt onachterhaalbaar’, merkte Vestdijk in ander verband op. Ook hier kan dat gelden. Tot tweemaal toe sinds Pijpers dood werd te Rotterdam de partituur van de Merlijn (voor zover gereed) in concertvorm tot klinken gebracht. De laatste maal, in 1990, werden er bandopnamen gemaakt tijdens een ruw verstoorde vóóruitvoering: een zware regenbui veroorzaakte een forse lekkage in de zaal!Ga naar eindnoot2. Zoiets komt nooit voor en het publiek begreep | |
[pagina 36]
| |
dan ook prompt dat alleen Merlijn dit op zijn geweten kon hebben. Er werd geduldig gewacht tijdens de noodvoorzieningen die op het dak moesten worden aangebracht. Er werd prachtig muziekgemaakt, beide keren, en de wat Wagneriaanse muziek kwam goed tot haar recht! Voor normaal concert-repertoire is het werk in deze vorm te kostbaar. Een orkest-suite zou denkbaar zijn. Vestdijks Merlijn-tekst zou dus een zelfstandig bestaan moeten gaan leiden. Hij schrijft hierover: 31.10.1957 (...) Aan de tekst heb ik erg lang, of beter: dikwijls geknoeid, en er ook nogal veel bijgeschreven. De opzet van een operatekst en die van een ‘drama in verzen’ zijn nu eenmaal zoo verschillend als een gymnastiekpak en een gewaad. Bescheiden en wel komt Vestdijk hier niet terug op de vele kleinere en grotere tekstwijzigingen die hij op Pijpers verzoek ten behoeve van de compositie met voorbeeldig geduld steeds had ‘geleverd’. Die moesten óók weer ongedaan gemaakt worden, kortom: er wachtte hem nog veel werk. Uiteindelijk kon met Merlijn, een drama in verzen een imposant dichtwerk aan Vestdijks oeuvre worden toegevoegd! Een van de mooiste geschenken die ik ooit kreeg bestaat eruit dat Vestdijk zijn Merlijn aan mij heeft willen opdragen. Laat mij eindigen met een brieffragment van twee jaar na Pijpers dood. 25 November 1949 (...) Libretto's bemoei ik mij niet meer mee. Mijn dichtader vloeit sinds eind '45 alleen nog maar in satyrische en andere gelegenheidsgedichtjes uit, en ik heb van de samenwerking met Wim ook zulke exclusieve indrukken opgedaan, - ook en vooral wat de muziek betreft - dat ik niet graag met mindere goden zou beginnen. Voeg daarbij mijn zwak ontwikkeld toneelinstinct - (...) mei 1991 |
|