Vestdijkkroniek. Jaargang 1992
(1992)– [tijdschrift] Vestdijkkroniek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 26]
| |
Cornets de Groot
| |
[pagina 27]
| |
echte kiezen is altijd onvrij, omdat - en dit is nauwkeurig na te gaan - men alleen datgene kiest waar men zin in heeft, ook al is het de dood. De vrijheid onthult zich eerst bij de terugblik, en is derhalve een schijnvrijheid, een aangelegenheid van het verleden, een opschepperij: ik zou dat en dat hebben kunnen doen. Men herkent het principe van de historische kontingentie: ik bevind me hier, en kan twee kanten uit. Ik kies en betreur het niet anders te hebben gekozen. Ik stel iets in het werk om de gedane keus te neutraliseren. Men herkent het levenspatroon van de ikzegger uit het Het veer. Bevindt die zich in Gods vrije natuur, dan verlangt hij naar de spanningen van de ontwrichte samenleving die hij zojuist ontvluchtte. Men herinnert zich Vestdijks gedrag tijdens de oorlog: zijn sociale roman Ierse nachten had een tegenwicht nodig: het probleemloze, nederige en eenvoudige. Men herinnert zich Vestdijk voor de oorlog: de individualist die meer en meer open kwam te staan voor het sociale: steeds wanneer de schaal naar een kant doorslaat, springt Vestdijk op de andere over. Of een van zijn mensen doet dat. Het centrale idee in Vestdijks problematiekgevoeligheid berust op het mechaniek van de weegschaal.
Terug nu naar Schiltkamp en diens voorbeeld Hercules. Want het patroon dat Hercules' leven vertoont, ziet Schiltkamp in het zijne terug. Zowel de halfgod als de arts zien toe hoe het lotgeval zich vormt. Ze betreuren het allebei evenzeer van de twee mogelijkheden niet het alterna- | |
[pagina 28]
| |
tief te hebben gekozen, want immers de persoonlijke inspanning vergt het gebeurde zo goed mogelijk te herstellen. Zo komt het mechaniek in werking waardoor Hercules en in navolging van hem Schiltkamp, zich blijven bewegen tussen het ene en het andere uiterste - tót het evenwicht wordt bereikt. Het gaat dus niet om de louter passieve houding van iemand, die de hem passende grenzen wacht, maar om de aktie van iemand die de hem gestelde grenzen doorbreekt. Het aannemen van een patroon als Hercules verplicht Schiltkamp immers niet alleen tot navolging, maar ook tot het zich losmaken van zijn voorbeeld. Eerst door die losmaking bewijst de volgeling zijn eigen autonome identiteit: pas als Hercules als goeroe wegvalt, werkt het ik van de volgeling zelf. En om die losmaking te vereenvoudigen, zijn de goden en halfgoden bij Vestdijk ook geen levende wezens van vlees en bloed. Ze zijn onwerkelijk en alleen in hun gevoelens reëel. Die gevoelens zijn dan ook van groot belang voor zijn figuren. Ze wijzen de romanheld de weg, vertegenwoordigen voor hem een soort van moraal. Tussen de arts en de halfgod bestaat een verhouding als tussen gekompliceerdheid en eenvoud, intelligentie en instinkt. Er schijnt harmonie tussen beiden te bestaan, tot het moment dat Hercules doorzien wordt, als een maar zwakke afglans van het eigen hart. Op dat ogenblik wordt de opdracht duidelijk: de arts moet zich ontworstelen aan de macht van Hercules - hij moet Hercules verraden om als een vrij en eigenmachtig iemand richting te geven aan het eigen leven. Maar laten we eens zien, in hoever Schiltkamp op zijn Hercules lijkt. In Vestdijks woorden - of liever in die van de arts: Laat mij bekennen (schrijft Schiltkamp in zijn mémoires) dat ik moeite had mijn leer van het midden terug te vinden. Ik voelde mij als de meergenoemde halfgod Hercules, wie ik een Chinees, of wat mij betrof Grieks midden had opgedrongen: een bergrug waar hij op gezette tijden van afdaalde, naar links, naar rechts om een heldendaad te volbrengen, of alleen maar zijn dagelijkse plicht te doen. Zo ook ik. Ook ik was afgedwaald: tot mijn patiënten, tot de straat, tot de negers, en tussen de bedrijven door was ik telkens naar boven geklauterd, en had gezien, dat het goed was. Maar thans bleek de bergrug plotseling afgebroken te zijn: ik stond voor de diepste, de ontmoedigendste leegte. Had ik iets belangrijks verzuimd? Had ik mij misrekend in het spel der factoren? Geen filosoof zou mij kunnen inlichten over de ware toedracht van mijn vergissing, geen Laotse, naar mijn mening toch ook wel een erge laagvlieger, geen Confucius, met zijn pedante zedewetten, geen Tsesse, die de middelmatigheid aanprees. Er waren tijden dat ik ze bepaald niet mocht, deze gele heren. Ze waren mij te rustig, te weinig dynamisch. | |
[pagina 29]
| |
Anderzijds zouden zij nooit zo dwaas zijn geweest zich door het verdwijnen van Cor Westkamp uit hun evenwicht te laten brengen. Maar het tournooi van krachten en tegenkrachten, de sidderingen van de weegschaal, de schijnbaar absurde sprongen naar een tegendeel, de adembenemende omwenteling van een standpunt, ik trof ze bij hen niet aan... We zien de gelijkenis tussen Schiltkamp en Hercules. We weten dat Hercules' leven gepredestineerd is. Maar dat is het leven van Schiltkamp níet. Vragen we dus op wie Schiltkamp nog meer lijkt, dan op Hercules alleen. Het antwoord gaf ik al: hij lijkt op het mystisch-introspektieve type. Maar dat betekent dat hij ook op Vestdijk zelf lijkt - als type. We kunnen daarom ook best omgekeerd redeneren: Vestdijk lijkt op Schiltkamp. Op wie lijkt Schiltkamp? Schiltkamp lijkt op Hercules. Op wie lijkt Hercules? Hercules lijkt op het type Libra:Weegschaal. Ik neem aan het te bewijzen, maar wil vooraf de reeks weer terugleiden: als Hercules op Libra lijkt, en Schiltkamp op Hercules en het mystisch-introspektieve type op Schiltkamp en Schiltkamp op Vestdijk, dan lijkt Vestdijk ook op Weegschaal. Maar wat zegt Helena S.E. Burgers, Vestdijks lerares in de astrologie van Libra's karakter? In haar boek Leonardo da Vinci's psychologie van de twaalf typen schrijft ze: Libra is de verbinding tussen het ik en de ander. Het is het redelijk oordelende, wikkende, wegende, vergelijkende, begripsvormende denken. Het begrip behoort bij het wezen van Libra. Hij is de man van de gulden middenweg, hij is de man van geven en nemen, en het onderling verzoenen der partijen. Libra is een exemplaar van het leven in de vorm van het individuele. Hij is alleen. Hij is te boven gekomen het warme gezellige, nog onverantwoordlijke voorstadium van het kollektieve. Maar van de levende gemeenschap heeft hij hoogstens een theoretisch besef. Tot zover Mevrouw Burgers. We zien wel hoe al deze eigenschappen typerend zijn voor Hercules. Daarom zijn ze het ook voor Vestdijk, voor zijn houding tijdens de oor- | |
[pagina 30]
| |
log, voor zijn zwerver uit Het veer, voor een theorie als die van de historische kontingentie. Ik geloof niet in de onaantastbare waarde van de astrologie. Maar het valt me moeilijk om de Librakenmerken in Vestdijks denken en werken weg te redeneren, en Vestdijk is ten slotte een weegschaal. Als we dat weten, en we zien hoe dat teken zijn stempel drukt op deze schrijver en zijn werk (al was dat alleen maar in het negatieve: zijn streven het ‘midden’ beweeglijk te houden), dan mogen we ons afvragen in welk opzicht Vestdijk zelf toch niet en toch wel naar de richtlijnen van het teken Libra heeft geleefd, en er in zekere mate in heeft geloofd. |
|