Vestdijkkroniek. Jaargang 1989
(1989)– [tijdschrift] Vestdijkkroniek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 46]
| |||||||||||||||||
Marlene van Soest De normen van de criticus VestdijkDe Nederlandse literaire wereld staat in de jaren '30 in het teken van de ‘vorm of vent’-discussie. Ter inleiding van de eerste aflevering van Forum schrijft Ter Braak dan ook, dat Forum partij tegen de vergoding van de vorm ten koste van de creatieve mens zal kiezen en de opvatting verdedigen zal dat de persoonlijkheid het eerste en laatste criterium is bij de beoordeling van de kunstenaar. De kunstenaar moet een ‘vent’ zijn, vindt Ter Braak, dus geen epigoon of vormaanbidder. Ook Du Perron interesseert zich voornamelijk voor de levenshouding van de schrijvers en hij wil deze dan ook in hun werk uitgesproken zien. Maar hoe zit het met Vestdijk? Aanvankelijk lijkt deze zonder twijfel bij Forum te horen. Daarin begint hij zijn literaire loopbaan onder het vaderlijk oog van Du Perron en Ter Braak, die dan erg enthousiast over hem zijn: ‘Ik ben zeer verrukt over Vestdijk's essay. [...] Het stuk heeft me van a tot z geboeid, hoewel ik niets afweet van Emily Dickinson. Juist dat beetje philosophische parfum doet mij zo goed! Het is weer eens iets heel anders dan jouw of mijn stijl, het is werkelijk origineel in den besten zin [...] Ik geloof, dat we in dezen man de rechtvaardiging alleen al van Forum kunnen zoeken.’Ga naar eind1. schrijft Menno Ter Braak op 28 april '32 aan Du Perron. Maar twee jaar later voelt hij zich toch wel wat van Vestdijk vervreemden, omdat deze in veel opzichten een absoluut literator blijkt te zijn.Ga naar eind2. Het is zeker waar, dat Ter Braak en Du Perron steeds grotere bezwaren krijgen tegen Vestdijks wegzakken naar de literatuur toe. Op 11 juni '35 schrijft Ter Braak: ‘[Vestdijk] wordt steeds een beter auteur.. en langzaam maar zeker voel ik hoe hij van mij wegzakt, naar de literatuur toe, naar de kerels, die in in het Démasqué heb trachten aan te tasten, en waarvan hij steeds meer een nieuwe, waarschijnlijk ongekend vituooze vorm gaat vertegenwoordigen.’Ga naar eind3. | |||||||||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||||||||
Het lijkt erop dat ze Vestdijks originaliteit nog steeds kunnen bewonderen. Hij is in ieder geval geen epigoon, maar toch vragen ze zich af of hij verder wel dezelfde intentie heeft als zijzelf: ‘[...] het zou mij niets verwonderen als hij [= Vestdijk] eindigde met tegen jou en mij te stemmen uit naam van God weet wat voor later gekomen criterium (“perfectie van den vorm” of zoo; literaire gasstoornissen geven soms rare darmkronkelingen.).’Ga naar eind4. J.J. Oversteegen stelt dan ook in zijn dissertatie Vorm of vent, dat Vestdijk tégen de persoonlijkheid en vóór het talent kiest: ‘Het verbaast daarom niemand dat het persoonlijkheidsbegrip, voor de ware Forummannen zo kenmerkend, bij Vestdijk weinig aandacht krijgt; dat hij, voor zich zelf maar ook in zijn beoordeling van anderen, tégen de persoonlijkheid kiest en vóór het talent.’Ga naar eind5. Als bewijsstuk haalt Oversteegen dan een brief aan die Vestdijk eind 1934 aan Marsman geschreven heeft: ‘[...] Wat mijzelf betreft; ik heb voorgoed en eenzijdig voor het talent partij gekozen, desnoods dan bij een volkomen minderwaardige persoonlijkheid, maar dat is een weg, die ik niet graag een ander zou aanpraten!’Ga naar eind6. Volgens Oversteegen staat het talent bij Vestdijk boven aan de waardeschaal, niet tegenover de persoonlijkheid, maar erboven. De uiterste verwerkelijking van de persoonlijkheid is te vinden in het volledig uitbuiten van het talent, hetgeen naar zijn mening eerder bij Nijhoff dan bij Forum thuishoort. Uit deze gegevens zou men kunnen opmaken dat Vestdijk de vorm de voorkeur geeft boven de vent. Maar is dit beeld wel helemaal juist?
Het leek me daarom interessant om te kijken hoeveel aandacht Vestdijk zelf bij het beoordelen van het werk van anderen besteedt aan de twee ‘vent’-eigenschappen, persoonlijkheid en originaliteit. Hiervoor heb ik honderd recensies bekeken die Vestdijk in het interbellum over Nederlandstalig proza geschreven heeft. Bij dit onderzoek heb ik gebruik gemaakt van het model van H.T. Boonstra.Ga naar eind7. Zij heeft de verschillende ‘interessen’ die een criticus kan heb- | |||||||||||||||||
[pagina 48]
| |||||||||||||||||
ben, in een model ondergebracht, waarbij ze uitgegaan is van het schema van M.H. Abrams.Ga naar eind8. Ze komt dan tot vijf hoofdcategorieën die weer in een aantal subcategorieën onderverdeeld zijn. Voor mijn onderzoek zijn de volgende categorieën van belang geweest:Ga naar eind9.
Ik ben gaan tellen hoe vaak Vestdijk in zijn recensies deze categorieën positief of negatief gebruikt. Zou hij meer de nadruk leggen op de vorm, het literair werk als autonoom geheel, of zouden ook de persoonlijkheid en de intenties van de auteur op een groot deel van zijn belangstelling kunnen rekenen?
Vestdijk blijkt in de 100 recensies 213x gebruik te maken van het expressieve argument, 173x van het stilistische, 119x van het compositorische, 99x van het intentionele en 48x van het originaliteitsargument. We zien dus dat Vestdijk het expressieve argument vaker gebruikt dan het stilistische en bij elkaar opgeteld blijkt hij vaker argumenten uit de hoofdcategorie in relatie tot de auteur dan uit het literair werk als autonoom geheel te gebruiken. Soms zet hij zich in een recensie inderdaad af tegen Forum. Zo schrijft hij over de roman Houtekiet van Gerard Walschap: ‘En het is niet de geringste bekoring van Houtekiet, dat men tot het laatst toe in twijfel blijft verkeren of hier een ironicus aan het woord is, | |||||||||||||||||
[pagina 49]
| |||||||||||||||||
een moralist, of alleen maar de kunstenaar die beschreef wat hij in zijn verbeelding aanschouwde’.Ga naar eind10. waarmee hij positief waardeert, dat de lezer tot het laatste toe niet kan opmaken, waar de auteur voor staat, terwijl Forum toch van mening is, dat een schrijver dat juist duidelijk in zijn werk moet laten uitkomen. Maar daar staat tegenover dat Vestdijk in zijn recensie van Ter Braak: De Augustijner monnik en zijn trouwe duivel een schoolvoorbeeld van een echte Forum-uitspraak doet: ‘Alsof inzicht, oorspronkelijkheid, persoonlijke verhouding en de behoefte tot afrekening niet meer waard waren dan het kunnen goochelen met de uitspraken van twintig autoriteiten.’Ga naar eind11. Het komt zelfs voor dat hij de vorm van een roman goedkeurt vanwege de vent, zoals in zijn recensie van Reis naar de volwassenheid van Herman Besselaar. Vestdijk vindt dat deze roman zondigt door een teveel aan materiaal, waarop Besselaar het procédé van de schrijver als ordenend figuur toegepast heeft. Vestdijk doet dan de compositie uit de doeken en wijst aan waar Besselaar aan Stendhal en Dos Passos ontleend heeft. Dat alles zou hij als snobisme onuitstaanbaar gevonden hebben, maar bij deze debutant doet het naar zijn mening sympathiek aan. Want hier bespeurt hij de oprechte wil om een vorm te zoeken die het materiaal zo overzichtelijk mogelijk presenteert en toch zo weinig mogelijk geweld aandoet.Ga naar eind12. Ook ten aanzien van de essaybundel Steenen voor brood van Greshoff blijkt hij de inhoud meer te waarderen dan de vorm. Het kan hem niet zo veel schelen dat Greshoff zich soms wat te veel herhaalt, aangezien diens waarheden daar belangrijk genoeg voor zijn en de grote hoeveelheid uitspraken een vrij volledig beeld geeft van zijn sympathieën en antipathieën. Hoewel Vestdijk het boek ook nog te bont en te willekeurig vindt, doet dit voor hem door de ‘eenheid van tijd en toon’ toch nauwelijks afbreuk aan het gehalte. Hier zien we dus dat hij wel degelijk kritiek op de vorm heeft, maar Greshoffs ideeën toch laat prevaleren.Ga naar eind13. Vestdijk heeft in deze tijd vrij veel recensies over Bordewijk en Van Schendel, beide eenlingenGa naar eind14. in de literaire wereld van het interbellum, geschreven. Bordewijk vindt hij stilistisch erg sterk. De stijl beschouwt hij in diens werk als een op de voorgrond tredend en welhaast beslissend element, dat op een overwoekerende en tegelijk aan scherpe banden gelegde taalfantasie berust.Ga naar eind15. Vestdijk geeft in deze recensies dan ook veel stilistische argumenten en op grond daarvan zou men kunnen aannemen, dat de | |||||||||||||||||
[pagina 50]
| |||||||||||||||||
bewondering voor Bordewijk voornamelijk op de vorm berust. Maar hij noemt ongeveer evenveel expressieve argumenten, waarmee hij te kennen geeft, dat hij wel degelijk van mening is dat ook Bordewijks persoonlijkheid in zijn werk tot uiting komt en bovendien vindt hij hem heel oorspronkelijk. De waardering voor Van Schendel berust vooral op diens voorname persoonlijkheid die in het werk tot uiting komt. Zelfs al heeft Vestdijk van alles op de vorm aan te merken, zoals bij De zeven tuinenGa naar eind16. het geval is, Van Schendels voorname persoonlijkheid en zijn sfeerschepping blijven overeind staan. Hij verwijt de critici die dit boek een slechte pers hebben gegeven, zelfs min of meer dat zij niet voldoende rekening met Van Schendels persoonlijkheid gehouden hebben en eisen aan hem stellen waaraan het voor hem op grond van zijn persoonlijkheid onmogelijk is te voldoen. In sommige recensies doet Vestdijk met betrekking tot de ‘vorm of vent’-discussie een aantal metakritische uitspraken, dat wil zeggen uitspraken die de kritiek zelf betreffen: de eigen regels, middelen en de taak van de kritiek.Ga naar eind17. Ook hierin blijkt zijn opinie vaak overeen te komen met die van Forum. Hij ziet het dan als taak van de criticus dat hij de drijfveren van de auteur probeert te verklaren en ook de achterliggende gedachte en omstandigheden in zijn beoordeling betrekt. Verder moet hij zijn gefundeerde kritiek aan waardevolle romans geven, waaronder hij eerder mislukte meesterwerken dan onbelangrijke prullaria zonder fouten moet rekenen. Hier waardeert Vestdijk dus de Forum-opinie dat men in een goed werk de worsteling van de auteur met zijn stof moet kunnen zien. Een criticus hoeft niet altijd een romanstructuur te eisen, als hij in het ontbreken hiervan ook maar geen vrijbrief tot het begaan van alle excessen ziet. (Vestdijk verzet zich, evenals Ter Braak en Du Perron fel tegen allerlei modernistische procédés.) Tenslotte staat het de criticus vrij op invloeden te wijzen, maar bij de uiteindelijke beoordeling moet hij deze ook weer van zich af weten te zetten. Het is immers niet eerlijk om iemand die beïnvloed is door bijvoorbeeld Stendhal, meteen met Stendhal te vergelijken. Wel moet een goede auteur origineel zijn en niet te veel aan de conventies vastzitten. Zo zien we dat Vestdijk zich soms van Forum distantieert, maar aan de andere kant vaak genoeg de persoonlijkheid en intentie van de auteur in zijn oordeel laat meewegen en deze soms zelfs doorslaggevend laat zijn. | |||||||||||||||||
[pagina 51]
| |||||||||||||||||
In de Vestdijkkroniek van juni '88 schrijft Wam de Moor over Vestdijk in oorlogstijd: ‘Ik zie wel heel goed, wat Ter Braak en Du Perron intuïtief hebben aangevoeld: hij was geen vent. Zij, die toch met heel hun hebben en houwen aan de literatuur verknocht waren, vonden hem te veel een litterator, een verliteratuurd wezen.’ In mei '40 krijgt Du Perron een hartaanval en Ter Braak trekt de conclusies uit zijn politieke overtuiging en pleegt zelfmoord. Vestdijk schijnt dit laatste ook gewild te hebben, maar Ans Koster heeft dat met succes verhinderd. Vestdijk is in de oorlog geen held geweest. Hij wilde vooral overleven en verder schrijven. Max Nord heeft in de Vestdijkkroniek 60 voor mij op overtuigende wijze uiteengezet, waarom Vestdijk in de oorlog handelde zoals hij gehandeld heeft: ‘“De literator” zegt hij [= Vestdijk] aan het slot van die lezing [= de lezing over Kunstenaars en oorlogspsychologie], “... hoeft alleen maar zichzelf te zijn.” Ik geloof dat dit een van de sleutelwoorden is om Vestdijks opvatting van het kunstenaarschap, van zichzelf als schrijver, te begrijpen. Oorlog is voor dit kunstenaarschap, en van daaruit gezien, bijzaak, hoort in elk geval niet tot “de wezenlijke dingen” in de zin dat men de wapens moet opnemen, of de pen, om deel te nemen aan de strijd.’ Toch heeft Vestdijk aan het eind van de jaren '30 in zijn recensies menige sneer aan het adres van het nazisme/fascisme uit zijn pen laten vloeien. Zo noemt hij bijvoorbeeld in De Groene Amsterdammer van 30-5-'36 Simcha, de knaap uit Worms van Sam. Goudsmit, een roman over middeleeuwse jodenvervolgingen, als historische roman belangrijk vanwege de actuele associaties. Vestdijk meent nog wel dat de uitingen van Jodenhaat in Duitsland geciviliseerder zijn, maar dat verandert in wezen niets voor hem: ‘Maar, de uitingen van Jodenhaat mogen “veredeld” zijn, in wezen is er niets veranderd, in wezen is er niet het minste verschil te ontdekken tusschen de dooplustige en sadistische kruisvaarders uit het boek en de geestverwanten van Julius Streicher.Ga naar eind18.’ Ook laat hij in een recensie van B. Roest Crollius: Onheil in de verte, wanneer hij de geloofwaardigheid van de kritieken die de hoofdpersoon krijgt, bekritiseert, en passant toch even duidelijk weten wat hij van de fascistische politiek voor de kunstenaar verwacht: ‘de daaropvolgende “kritieken” daarentegen zij zoo liederlijk stom als | |||||||||||||||||
[pagina 52]
| |||||||||||||||||
men zelfs in onze praefascistische groote dagbladen niet vindt! [...] bovendien lijken al deze recensies stylistisch op elkaar, en dit zal men in ons goede land heusch niet aantreffen voordat de gelijkschakeling met de laars haar beslag gekregen heeft.’Ga naar eind19. De besprekingen van Het licht op den drempel van Fré Dommisse, een roman over de verzorging van geesteszieken, gebruikt hij als aanleiding om de Duitse nationaal-socialistische politiek van uitroeien aan te vallen en hij wijst op de zinloosheid hiervan: ‘Een samenleving, die zich van haar “zwakke leden” ontdoet, maakt zichzelf niet sterker, - zoals men volgens het Darwinisme zou verwachten, - maar zwakker, o.a. om de simpele reden, dat tusschen sterk en zwak, gezond en ziek de grens niet te trekken valt. Wie eenmaal aan het uitroeien is geslagen, roeit tenslotte alles en zichzelf uit.’Ga naar eind20. Maar tegelijkertijd merkt hij ook weinig hoopgevend op, dat in Duitsland de individuele psychose niet overwonnen wordt door collectieve gezondheid, maar door massawaanzin. In zijn bespreking van Onbewoonbare wereld van Hiegentlich, een tendensroman tegen het fascisme en nationaal-socialisme, zet Vestdijk de twee wijzen uiteen waarop men volgens hem een tendensroman tegen het fascisme kan schrijven. Men geeft of een synthetische visie, sterk geconcentreerd en eventueel in het fantastische genre, zoals bijvoorbeeld Der Prozess van Kafka, of men documenteert zich zo uitvoerig exact, dat aan het zakelijke relaas geen satyrisch bijwerk, geen stilistische stemmingmakers toegevoegd hoeven te worden. Omdat het fascisme als historische macht zowel gekenmerkt wordt door zijn demonie als door zijn specifieke banaliteit is het zo moeilijk een middenweg tussen die twee wijzen te vinden. Hiegentlich verwijt hij dan, dat deze het fascisme als zoiets ‘doms, vulgairs, slaps en meligs’ voorstelt, dat wij er niet meer in geloven.Ga naar eind21. Nee, Vestdijk weet wel wat het fascisme inhoudt en hoe gevaarlijk het kan zijn. In de recensie van Vaarwel dan... van Gerard WalschapGa naar eind22. zegt hij nog omonwonden welke praktijken hij onder de machtsmiddelen van het fascisme en nationaal-socialisme rekent: broodroof, fluistercampagnes, dagbladhetzen, afdreiging, laster. Tenslotte kijkt hij in januari '40 in Groot-Nederland nog op zijn conflict met Werumeus BuningGa naar eind23. terug en schrijft dan: Dezen gedeeltelijk nogal amusanten pennestrijd beschouw ik als een | |||||||||||||||||
[pagina 53]
| |||||||||||||||||
voorpostengevecht. J.W.F. Werumeus Buning, vulgo Jobs, is zélf niets meer dan een voorpost. Hij is waarschijnlijk een beste kerel in den omgang. De werkelijke vijand staat achter hem. In onze groote dagbladen heeft men niet voldoende doen uitkomen, dat mijn artikel, en in de laatste instantie ook mijn twee verzen, over het hoofd van W.B. heen dien vijand golden, en dien vijand alleen.’Ga naar eind24. Wanneer de Duitsers Nederland bezet hebben, durft Vestdijk dit voorpostengevecht niet meer door te zetten. Het is duidelijk dat we hem geen echte held kunnen noemen, maar of hij nu meteen ook helemaal geen vent meer is... Het is waar, ook Ter Braak en Du Perron vonden hem al geen echte vent. Maar in ieder geval wel vent genoeg om in maart '39 nog de wens te uiten, dat het verrukkelijk zou zijn als zij samen met Vestdijk een eigen blad zouden kunnen oprichten.Ga naar eind25. |
|