Literatuur en psychologie
R. Marres, Bewustzijn en isolement. Psychologische interpretaties van literatuur. Dimensie, Leiden 1988, 128 p.
De toon van Marres' geschriften bevalt mij, zijn taal doet immers, om M. ter Braak na te praten, ‘gewoon’ aan: hij drukt zich eenvoudig uit, goochelt niet met abstracties, verduidelijkt vaak zijn stellingen aan de hand van sprekende voorbeelden, heeft zin voor nuances, is wars van alle starre literaire ideologieën, als die van Gadamer of Verdaasdonk, is zich bewust van de onvolledigheid van welke interpretatie dan ook en stelt derhalve de wetenschappelijke eisen niet al te hoog. Het blijft bij hem bij hypothesen, die evenwel zo ernstig mogelijk dienen te worden geadstrueerd. Hoewel hij zijn vakgenoten hun waarheid gunt, wil hij toch altijd gelijk hebben, wat zijn aanleg tot polemiseren verklaart. De vijf artikels die in zijn jongste boek zijn gebundeld en waarvan de meeste al elders in tijdschriften waren verschenen, zijn dan ook van polemische aard en bedoeld als reactie op stellingen die hem problematisch voorkomen. Op de bewuste problemen gaat hij grondig in, met gevolg dat het kunstwerk als zodanig buiten beschouwing blijft. De vooral in de psychologische problematiek geïnteresseerde auteur behandelt o.a. het schuldgevoel bij het hoofdpersonage van Emants' Een nagelaten bekentenis, de verhouding angst-anti-angst bij Vestdijk en het door T. Booij aangeroerde probleem van de desintegratie in Vestdijks Anton Wachter-romans. Hij schept er genoegen in zijn vakgenoten (o.a. Oversteegen, Fens, W. de Moor) vriendelijk, en Booij ironisch op hun vermeende zwakke plekken te wijzen. In die polemieken zullen wij geen partij kiezen. Wij maken Marres alleen attent op een grove vergissing i.v.m. Vestdijk. Op p. 94 lezen wij met verbazing dat ‘Vestdijk's idee’, nl. liefde als anti-angstremedie, ‘deel uitmaakt van de filosofische stroming die aanneemt dat de mens in wezen goed is’. Als discipel van Nietzsche, die Rousseau voor een rancuneus mens en een ‘canaille’ houdt, heeft Vestdijk een
te scherp oog voor de innerlijke complexiteit van de mens om deze te idealiseren; de mens is volgens hem, als individuatie van het scheppende èn vernietigende Leven, tevens god en duivel; net zoals Apollo en