Ik wil verder niet op Bronzwaers kritiek op mijn uitleg van het gedicht ingaan. Hij voert bezwaren aan, waarvan de zin mij ten ene male ontgaat. Ik zou zeker wel op zijn artikel zijn ingegaan als hij een andere, en misschien wel betere interpretatie voor de mijne in de plaats had gesteld. Maar dat heeft hij niet gedaan, en dat zal hij vrees ik ook niet kunnen, gezien zijn gefascineerd-zijn door de ‘nieuwe invloedrijke stroming in filosofie en literatuurkritiek’, die deconstructie heet. De deconstructionisten immers voelen zich niet in staat de betekenis van een literaire tekst vast te stellen, m.a.w. daar een interpretatie van te geven.
Het bekende handboek van Van Luxemburg, Bal en Weststeijn, Inleiding in de literatuurwetenschap (1981) zegt hiervan: ‘Een criticus (die de deconstructie aanhangt, A.v.S.) kan niet argeloos proberen de “betekenis” van een tekst vast te stellen. Een tekst is een weefsel (Latijnse textum) samengesteld uit allerlei in elkaar verweven draden. Het volgen van één draad leidt tot een verkeerde voorstelling van zaken. Maar ook het volgen van meer draden leidt niet tot een vaststelling van een definitieve betekenis. Kritiek leidt tot aporie, een niet-weten, een bekentenis dat men geen uitweg weet. Hillis Miller (nota bene zelf deconstructie bedrijvend, A.v.S.) illustreert deze situatie met het beeld van Ariadnes draad, die echter anders dan in de gebruikelijke mythologische versie niet de uitweg uit het labyrint kan wijzen, maar de zoeker uiteindelijk definitief in het labyrint verstrikt.’ (p. 73)
Op de niet-ingewijde mag deze beschrijving van de deconstructionist wellicht ongeloofwaardig voorkomen, in de praktijk is de juistheid ervan helaas maar al te gemakkelijk aan te tonen. De lezer van de Vestdijkkroniek heeft een klein praktijkvoorbeeld vlak bij de hand. Ik doel hier op het artikel ‘Vestdijk in deconstructie’ door W. Bronzwaer in het septembernummer van 1985. Met de aangehaalde passage van Van Luxemburg, Bal en Weststeijn blijkt Bronzwaer het in zijn artikel eens te zijn. Hij zegt daar letterlijk: ‘Woorden of tekens verwijzen - of betekenen - niet meer naar een betekenis, maar naar andere woorden. Woorden betekenen woorden. Elk woord bestaat uit “sporen” van andere woorden. De betekenis is nooit te achterhalen’. En later: ‘als het met de betekenis van woorden zo gesteld is als hierboven beschreven, dan kan het met de betekenis van teksten niet anders zijn’. (p. 16) Dus: de betekenis van een tekst is nooit te achterhalen. In het artikel wordt Vestdijks sonnet ‘Goddelijk dilemma’ behandeld, waarin zoals men weet God de Dood opdracht geeft niet meer te zijn, maar hem tenslotte toch weer terugroept. Naar aanleiding van het gedicht ontwikkelt