Vestdijkkroniek. Jaargang 1986
(1986)– [tijdschrift] Vestdijkkroniek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 10]
| |
J.H. de Ridder
| |
HerinneringProust is de grootmeester van de herinnering. Zelfs wie nooit een regel van hem las, heeft nog wel weet van dat gebakje en dat slokje thee, die uit de diepste lagen der herinnering Combray oproepen. Ik laat terzijde dat je op het herinneringsgegeven kunt afdingen, omdat Combray eigenlijk verschijnt alsof het nooit is weggeweest. Vestdijk heeft voor zijn roman een fraaie opening gevonden: ‘Het eerste wat ik mij van W... herinner’ en dan danst op die warme voorzomermiddag de bal binnen, terwijl Nol in een sprookjesboek zit te lezen en de olmen zachtjes ritselen in de warmte en de boten in de verte tuffen.Ga naar eind3. Het is alles onmiskenbaar in de stijl van de grootmeester gedaan met gevoel voor zintuigelijkheid en sfeer. | |
SymbolismeEdmund Wilson in zijn klassiek geworden Axel's Castle en S. Dresden in zijn voor mij nog klassieker Symbolisme hebben uiteengezet, hoe symbo- | |
[pagina 11]
| |
listisch Proust is en hoe hij ook nog net even anders is. Het gaat niet aan, Vestdijk zonder meer in die stroming te plaatsen, maar wie overweegt dat de symbolist verliefd is op muziek en verslingerd aan Wagner, dat hij de vrouw graag in uitersten ziet van ijle, verre prinses of bloedzuigende vampier en dat hij een zwak heeft voor het dode meisje, kan in De koperen tuin toch heel wat van die gading vinden. Liever echter wijs ik op de schrijftrant van de symbolist, die het onzichtbare zichtbaar maakt achter de werkelijkheid om. Vestdijk werkt zijn openingstreffer aan het eind van de roman uit en vat de handeling van zijn boek in éen zin samen: ‘Er was eens een bruine bal die ik terug had gegeven tegen eer en geweten; nu lag hij ergens in de goot, in vier of vijf stukken gescheurd, en men kon hem van binnen bekijken, tot op het harde gummi tepeltje, de lasplaats, de navel ...’Ga naar eind4. Dat gaat niet meer over een voetbal. Een gewone bal zou nu in een goot liggen, een buitengewone ligt ‘in de goot’, zoals hier. Ook door tepeltje en navel is de bal vermenselijkt, Trix, tegenover wie Nol in ‘eer en geweten’ te kort geschoten is. ‘Er was eens’; hij zat destijds in een sprookjesboek te lezen, maar de tijden zijn veranderd. ‘In vier () stukken gescheurd’, en we kennen de vier: Vellinga, Caspers, Stienstra en Dijkhuizen. Wie de vijfde is? Die gedachte is eigenlijk te bitter om haar hier neer te schrijven. | |
Lessen in kunstMarcel zet zich aan de voeten van de erudiete Swann, die hem in de geheimen van de schilderkunst inwijdt, zijn bewondering voor Vermeer op hem overdraagt en de kerk van Balbec zo geheimzinnig voortovert dat de ikfiguur afreist om die architectuur met eigen ogen te zien. Marcel beweert zelfs dat hij de stof van zijn hele roman aan Swann te danken heeft. Met Cuperus-Nol Rieske heeft ook Vestdijk het meester-leerlingmotief in al zijn luister uitgewerkt. Het begint heel schools met de pianolessen, het groeit uit tot iets onschools, als Cuperus aan zijn muzikale zoon de volheid van zijn kunstenaarschap biedt en hoofdstukken lang operastukken voorspeelt en toelicht. Zoals PopGa naar eind5. heeft aangetoond, harmonieert die waardering van de muziek met de opvattingen van de romanschrijver Vestdijk, die ook muziekcriticus was. Hij vindt dat je de schoonheid van de muziek moet aanwijzen in maten en fragmenten: ‘hier, vanaf de 9-e maat, dat is het, moet je goed horen, dat is je reinste | |
[pagina 12]
| |
Wagner, - prachtig! - neen, tegen het slot is het weer afgelopen, toch ook verduiveld goed, dat es-as-f-accoord’.Ga naar eind6. Proust was zonder meer weg van ‘Gezicht op Delft’ van Vermeer. Wat vond hij daar zo mooi aan? Hij raakte niet uitgekeken op een fragment ervan, let wel, een fragment: een geel muurvlakje. Proust laat zijn befaamde literator Bergotte voor dat gele muurvlakje plaatsnemen, hij bekijkt het, noemt het bij herhaling en sterft dan.Ga naar eind7. Eerst het gele muurvlakje zien en dan sterven!Ga naar eind8. | |
Gebrek aan creativiteit. ImitatieSwann is kunstminnaar, niet een maker van kunst; hem mankeert de creativiteit. Hij zou aan een boek over Vermeer moeten werken, maar dit werk blijft liggen, het boek komt niet af. Ook Cuperus mist de macht van de schepping. ‘Gecomponeerd had hij niet’. ‘Hij was, om zo te zeggen, te aanhoudend geïnspireerd voor componeren.’Ga naar eind9. Zo zou ook Swann te veel van het werk van Vermeer afweten, het is een teveel dat blokkeert. Scheppen lukt eerder vanuit een tekort. Beide leerlingen sloven zich uit om de meester na te doen. ‘Wat Swann betreft, ik zat in mijn pogingen om op hem te lijken, aan tafel voortdurend aan mijn neus te trekken en in mijn ogen te wrijven. () Ik had vooral net zo kaal willen zijn als Swann.’Ga naar eind10. Een aardig voorbeeld van Vestdijks identificatiedrang toont ook Nol Rieske: ‘Hij kreeg een enorme invloed op mij; ik liep zoals hij liep, een beetje militair; ik probeerde te loensen zonder te loensen; ik probeerde sigaren te roken, met heilloos gevolg.’Ga naar eind11. | |
Boven zijn standSwann verkeert in kringen boven zijn stand. Zijn elegante verschijning en welgesteldheid, zijn eruditie en geestigheid verlenen hem toegang tot de salon van De Guermantes, maar dat is adellijk gunstbetoon. Hij mag dan in een droom zijn vrouw en dochter aan de Duchesse willen voorstellen, in feite krijgt hij daar nooit toestemming voor. Eenmaal voorstander van een herziening van de zaak-Dreyfus, raakt de Jood Swann ook zelf bij de Duchesse uit de gratie. Cuperus hoort niet tot de elite van W., slechts als musicus mag hij op huize Rieske verschijnen en in de boeketscene voelt hij zich door mevrouw Rieske zo tot een huisknecht teruggewezen, dat hij zich navenant gedraagt en zich daardoor onmoge- | |
[pagina 13]
| |
lijk maakt. Toch heet het dat hij een ‘gentil'homme’Ga naar eind12. is, net zoals Swann voor een gentleman doorgaat. In beide romans sterven de meesters. Je vraagt je af of dit misschien nodig is voor de doorbraak van de leerling, voor zijn zelfverwerkelijking. Marcel is ondersteboven van Swanns dood (Alby Meijer maakt de interessante opmerking dat ‘bouleverser’ alleen op deze plaats in de hele roman voorkomt).Ga naar eind13. Nol heeft een inzinking, krijgt een lijf en ziel schokkende huilbui, maar dat komt van zijn crisis om Trix; de dood van Cuperus ondergaat hij gelaten. | |
Verliefd op de dochter van de leermeesterMarcel wordt verliefd op Gilberte, de dochter van Swann, Nol op Trix, de dochter van Cuperus. Het zijn alle twee dochters van de meester, het zijn alle twee jeugdliefdes, alle twee de liefdes vangen aan in een tuin. Wie nu geneigd is te zeggen, dat de tweede stem de eerste nazingt, moet ik in de rede vallen, omdat er ook een groot verschil is. De moeder brengt Nol naar de Tuin - straks blijkt nog hoe zinvol dat is -; vader en grootvader brengen Marcel, nee, niet naar de tuin, maar bij een meidoornhaag met haar geur en onder die bedwelming komt hij bij Swanns tuin: door een haag gezien een laan met jasmijn, viooltjes, verbena, een groene tuinslang met gaatjes waaruit een waaier van druppeltjes komt. ‘Plotseling bleef ik staan, ik kon me niet meer bewegen, als voor een visioen dat niet alleen de blik geboeid houdt, maar ook de diepere lagen van ons waarnemingsvermogen en dat tenslotte ons hele wezen in beslag neemt. Een meisje met roodblond haar’ enz.Ga naar eind14. Het verschil is duidelijk: een bewegingloze verrukking op het zien van een roodharig meisje in een particuliere tuin en de dans met het bleke meisje op de muziek in de stadstuin. Marcel had door Swanns visites al veel gedagdroomd over diens dochter Gilberte en was aldus voor het visioen gerijpt, Nol heeft in zijn groene onwetendheid nog nooit aan Trix gedacht. Ik ben echter in een terzijde vervallen. Ik sta naast het tuinpad op verboden terrein, want ik zou het niet over de eigenheid hebben maar over punten van gelijkenis. | |
Muziek als liefdegeleiderHet kleine thema van de sonate van Vinteuil brengt Swann en Odette in vervoering, zodat dit muzikale fragment (wéér een fragment) een lief- | |
[pagina 14]
| |
despand wordt dat hen aan elkaar bindt: ‘Dìt is toch ons stuk.’Ga naar eind15. De werking van deze muziek is daarvoor al beschreven op een manier die je gemakkelijk op de marservaring van Nol met het bleke meisje in de Tuin kunt toepassen: ‘hij was als een man die door een voorbijgangster in een flits gezien, een nieuw aspect van schoonheid in zijn leven gewaarwordt, waardoor zijn eigen gevoelens waardevoller voor hem worden, zonder echter te weten of hij haar die hij reeds bemint ooit zal mogen terugzien en van wie hij niets, zelfs de naam niet weet.’Ga naar eind16. Cuperus dirigeerde de mars en heeft onbewust Nol en Trix naar hun eerste dans gedirigeerd. Met opzet lijkt hij hen ook naar hun eerste kus te leiden. Het is een aprilavond, Cuperus weet dat Nol komt en dat Trix thuiskomt. Dan speelt hij het tweede intermezzo uit Carmen. Hij speelt die liefdesmuziek zo sereen, zo gekuist, zo ‘elementair als een kristal, dat zacht rinkelend een eindeloze rotshelling afrolt’,Ga naar eind17. dat Nol van ontroering op de stoep gaat zitten. Zo treft Trix hem aan. Het is het moment voor de eeuwigheid van de eerste kus. Cuperus had zijn tover ook bij Wagner kunnen lenen, zijn lievelingscomponist, maar door die Carmengeschiedenis heeft hij schuld tegenover zijn dochter, zodat hij Bizet gebruikt voor een verzoenende toenadering. Vestdijk heeft veel bladzijden aan Wagner besteed, stukken essay vullen zijn boek. Proust laat Wagner 34 keer opklinken en van zijn boek is wel beweerd, dat het één groot essay is. | |
VerspiederMarcel is bij uitstek een spieder, liefst op een uitstekende plaats, zoals bijvoorbeeld de uitkijktoren aan het begin van Sodom en Gomorra.Ga naar eind18. Twee paragrafen terug stond hij nog door de haag te spieden. Nol zegt van zichzelf dat hij die hete middag in de Tuin ‘als verspieder een rotswand was afgedaald in een betrekkelijk vijandige omgeving’.Ga naar eind19. Hier kan ik mij niet losmaken van de gedachte aan Aktaion die de maangodin wil zien; heeft de veranderlijke maan niet alles met de veranderlijke Trix te maken in hun laatste Tuinscene? Reeds op de eerste bladzijde speelt Nol voor verspieder: ‘ìk zag hen wel, zij míj niet.’Ga naar eind20. | |
De man-vrouwwisselingHet motief is in A la recherche du temps perdu overbekend; verrassender is dat het ook in De koperen tuin optreedt. Als Nol de bal teruggeeft, lezen | |
[pagina 15]
| |
we dat hij zijn hand opende ‘kwijnend, als een jonge vrouw’.Ga naar eind21. Vanwaar die vermenging van jongen en vrouw? Zijn wangen zijn even rood als die van zijn moeder, een detail misschien, maar dat al meer betekenis krijgt als hij met schooljongens vechten moet: zij ‘keurden mijn meisjesgezicht af, mijn blozende wangen, - “Nola” was het nieuwe scheldwoord, -’.Ga naar eind22. Trix noemt hem op de ijsbaan Rieske. ‘Rieske is een naam, die ik haat. Noem me dan liever De Bonte, zoals mijn moeder’.Ga naar eind23. Trix op haar beurt speelt de Frasquitarol ‘als een lange verklede jongen’.Ga naar eind24. Dit is voor de afwisseling een vermannelijking na al die vervrouwelijking. Ik geef van beide nog één voorbeeld. Nol protesteert tegen de dood van Trix: ‘Mijn stem klonk hoog en jammerend als van een vrouw’.Ga naar eind25. Een agent wil de ruziezoekende Nol sussen: ‘Hij had de ogen van Trix, zoveel als mannen- op vrouwenogen kunnen lijken.’Ga naar eind26. | |
Moeder en geliefdeMarcel is een moederskind, heeft een moedercomplex; niet onduidelijk blijkt dit uit het kinderdrama om de nachtkus, waarin de vader de moeder bij Marcel laat en zij voorlezen gaat uit een van zijn lievelings-boeken, François le Champi: een aangenomen kind trouwt later met de moeder na de dood van haar man. Nol voelt zich met zijn moeder ‘éen van ziel’, hij heeft ‘een teveel aan liefde’ voor haar.Ga naar eind27. Hij heeft haar wangen, is muzikaal als zij, wil liever haar achternaam dragen. Alleen zíj krijgt zijn liefde voor Trix te horen. Zij heeft hem trouwens naar de Tuin met de muziek gebracht, waar hij het bleke meisje ontmoette, een ontmoeting voorgoed, zoals alleen zijn moeder meteen heeft doorzien. Er is in de geliefde van Nol een opvallend percentage moeder aanwezig. Trix is ‘wat conventioneel bemoederend’, en heeft ‘die vleug van moederlijkheid’.Ga naar eind28. ‘Ik dacht aan haar (Trix') lengte. Ze zou zich over mij heen kunnen buigen, ik zou in de holte van haar lichaam kunnen staan ...’Ga naar eind29. Dit lijkt wel de omschrijving van een baarmoedercomplex. Nol heeft een vluchtige verhouding met Jantje de Ridder en ook zij heeft weer ‘moederlijk dralende bewegingen’.Ga naar eind30. Trix wil Nol na de avond van de grote bekentenissen bij zich houden. ‘Ik zou je instoppen als een moeder en denken, dat je een zieke was’.Ga naar eind31. Ofschoon Trix ruim een dag later overleden is, zal zij op dezelfde dag als Nols moeder begraven worden, trouw tot in de dood en de begrafenis.Ga naar eind32. Proust zei ooit tegen Céleste Albaret, dat zij de enige was met wie hij had willen | |
[pagina 16]
| |
trouwen, want ‘jij bent beter geschikt om de plaats van mama bij mij in te nemen.’Ga naar eind33. | |
VervolgparallellenVoor de volgende punten is de vereiste van beknoptheid omgekeerd evenredig aan mijn lust om er over uit te weiden. Albertine, na Gilberte en Madame Swann en de Duchesse de Guermantes verreweg de belangrijkste geliefde van Marcel, krijgt haar opvoeding bij een tante, Madame Bontemps. Trix wordt voor haar verdere opvoeding uitbesteed bij een tante, die haar moet temmen. Trix pleegt zelfmoord, Albertine komt bij een ongeval te paard om het leven en er is een vermoeden van zelfmoord. Marcel doet na Albertines dood bezeten navraag bij personen die met haar in aanraking zijn geweest, zo wil ook Nol alle minnaars van Trix na haar dood verhoren en uithoren, maar halverwege de reeks vergaat hem de lust tot navraag. Verschillende dames in A la recherche du temps perdu houden salon, er komen kunstminnaars en ook wel minnaars van madame. Mevrouw Rieske organiseert muziekavondjes, opvallend is dat Caspers, Dijkhuizen, Van Son, de jonge Tjalingii en Vellinga allemaal vrijgezel zijn en behalve oor voor haar muziek een oogje op haar hebben. We komen bij het sterfbed van Nols moeder en we staan aan het sterfbed van de grootmoeder van Marcel, waarin Proust ook gegevens van zijn moeders dood heeft verwerkt. Misschien dat zelfs het rituele gebakje van de madeleine terugkomt in de soezen van de Tuin, ze trekken zeer veel aandacht, krijgen ook een uitgebreide beschrijving: glad, week, hol en gauw verteerd en Nol zal ‘met een half opgegeten soes in de hand en met mijn maag vol melk’ het klankwonder horen.Ga naar eind34. En tenslotte: er is het belletje van Swann, hij kon het zo persoonlijk laten klingelen, mijmermuziek voor Marcel, en er is de bel van de brugwachter, die voor Nol heel wat meer betekent dan zijn moeder uitlegt: ‘de bel was voor mij een teken, een aanhef, van iets onvoorstelbaars, iets dat even goed met schipbreuk kon eindigen als met een stoet bevlagde boten, muziek aan boord, lampions tussen de masten.’Ga naar eind35.
Als iemand meteen vijf andere parallelplaatsen in beide romans aanwijst, ben ik pas echt voldaan. Toch tasten al die gelijkenissen de eigenheid niet aan; De koperen tuin lijkt net zoveel op A la recherche du temps perdu als Leeuwarden lijkt op Parijs. Had ik het verschil tussen Vestdijk en | |
[pagina 17]
| |
Proust behandeld, dan was de stof langer geweest. Die verscheidenheid is misschien net zo groot als het verschil in hoogte en tijd tussen de Eiffeltoren en de toren van De Oldehove. |
|