[Ter Braak in kritiek op Boudier-Bakker]
Op 20 oktober 1935 roert Ter Braak de kwestie van de historische roman aan in een vernietigende kritiek op Ina Boudier-Bakkers Vrouw Jakob. ‘Hieruit’ heeft betrekking op een voorafgaande beschouwing van de Bourgondische tijd, dat ‘Herfsttij der Middeleeuwen’ waarover Huizinga's boeiende studie handelt. (V.W. 5; pp. 610-611.)
Hieruit volgt reeds, dat het niet gemakkelijk is zulk een eeuw en zulk een vrouw te ‘zien’. Als Huizinga erover klaagt in zijn voorbericht tot het Herfsttij, dat hij het gevoel heeft nog altijd te weinig te hebben gelezen om volledig te kunnen oordelen, dan kan men wel aannemen, dat hij zulks niet doet wegens gebrek aan historische accuratesse; het is nu eenmaal uiterst moeilijk om uit de teksten de levende mens te ‘herlezen’, in de woorden, belast met conventie en misleidende formules, de polsslag van die mens te voelen kloppen, vooral waar het een periode als deze ‘bourgondische’ betreft, die vervuld is van een pompeus sterven en een veelal anoniem geboren worden. Om een figuur als Jacoba te kunnen herscheppen, moet men tot de bronnen van de tijd doordringen, veel philologenwerk verrichten en toch niet in het philologenwerk blijven steken; enerzijds moet men oppassen om niet te vlug te zijn met sentimentele conclusies (die voor de hand liggen waar het een romantische, verdrukte vrouw betreft), anderzijds moet men na de ontmoeting met het historisch materiaal toch tot konklusies komen. Jacoba was een vrouw, biologisch en psychologisch, maar zij was daarom nog geen moderne vrouw met een tekort (toespeling op de titel van een brochure van I.B.B.! W.); hoe geëmancipeerd zij zich ook aan ons moge voordoen... Huizinga betwijfelt in het zoëven genoemde voorbericht, of het ooit mogelijk zal zijn de wezenlijke inhoud te benaderen van de levensvormen, die men als historicus tracht te beschrijven. Men zou daartegenover de stelling kunnen verdedigen, dat het juist de taak van de romanschrijver is om die inhoud zoals niet te benaderen, dan toch als bestaand geloofwaardig te maken; maar dat bevrijdt de romanschrijver toch allerminst van zijn plicht eerst de studie der vormen met de historicus mee te maken tot in alle
consequenties.