tuurlijk!) beslissende elementen zijn, is De vuuraanbidders. A. Marja's bespreking daarvan is hier opgenomen. Marja is in de eerste plaats geïmponeerd door de snelheid waarmee Vestdijk deze roman geschreven heeft; sneller dan God kon lezen, zoals A. Roland Holst liet weten. Maar dat tempo is alleen verbluffend als men de omvang en de diepgang van de problematiek van godsdiensttwisten en psychische avonturen er naast houdt. Bedenkt men dat in het verhaal het avontuurlijke in de dagelijkse zin van dat woord geen ogenblik verslapt, dan begrijpt men de verklaring van Marja, dat hij dit ‘een groot en overweldigend boek’ vindt. Wat lezers in Vestdijk fascineren kan, staat hier bijeen in het perspectief van de vraag naar de ‘zin’ van leven en dood. Het is, denk ik, deze al of niet geformuleerde, maar steeds aanwezige vraag die het oeuvre van deze romancier ‘groot’ maakt zelfs waar hij wat onder zijn eigen maat blijft.
Het aardige is namelijk, dat achter in dit boek twee teksten opgenomen zijn die Vestdijks houding tegenover zichzelf als auteur en tegenover Het vijfde zegel als zijn roman, laten zien. De brief die hij aan Jeanne van Schaik-Willing schreef over haar kritiek op Op afbetaling is van bijzondere betekenis, omdat hij de verschillen tussen haar opvatting en de zijne terugbracht op hun verschil in levensbeschouwing, een verschil dat naar mijn mening ook in haar beoordeling van de slotfase van De ziener meespeelt.
Tenslotte de inleiding. Leest men deze als tot ‘beginners’ gericht dan schiet Van der Paardt in de roos. Na een beknopte biografie, geeft hij een globaal overzicht van Vestdijks werk, waarin de terreinen die de schrijver verkende, vermeld worden, besluit hij met een wat kritische bespreking van de talrijke romans. Hij hanteert een bescheiden indeling in autobiografische, half-biografische, contemporaine en historische romans; de fantastische (De kellner en de levenden bijv.) vormen een aparte groep. De hachelijkheid van zo'n indeling die de inhoud als uitgangspunt heeft, is de samensteller zich wel bewust, maar de schrijver hanteerde haar zelf. Vandaar.
Een paar kleine opmerkingen willen de schrijver van de inleiding van mijn aandacht overtuigen. In het biografisch gedeelte staat dat Vestdijk aan de ziekte van Parkinson overleed. Om legendevorming tegen te gaan: het was de ziekte van Kahler die hem noodlottig werd. In het overzicht van de romans hanteert hij de termen identificatie en isolement. Bij de noten mis ik dan het nagenoeg klassiek geworden artikel van Martin Hartkamp onder die titel. Dat geldt ook voor wat op blz. 26 staat over De kellner en de