Vestdijkkroniek. Jaargang 1983
(1983)– [tijdschrift] Vestdijkkroniek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 37]
| |||||||||||||||||
Tini Booij
| |||||||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||||||
in deze wereld. Ook daar de eenzaamheid, ook daar de hardnekkige en heroïsche toewijding aan de “boodschap”, telkens herhaald in volstrekte onwetendheid of zij iemand bereikt’. Het lijkt me dat Gomperts dichter bij de waarheid is dan Wadman: over de wetenschap gaat Bericht uit het hiernamaals helemaal niet. Symbolisch voor het schrijversleven is de roman ook niet zozeer; wel geloof ik, dat hij symbolisch is voor ‘het schrijven’. | |||||||||||||||||
InhoudIn het eerste deel, getiteld Chaos, vertelt dr. G.H. Hildevoort dat hij op aarde bioloog was, in 1910 overleden is, en zijn situatie alleen maar duidelijk kan maken door vergelijkingen te gebruiken: alle lichamelijkheid, alle ruimtelijkheid ontbreken. In dit gehalveerde bestaan, dat een beetje moeite kost, kunnen de zielen alleen communiceren door telepathie. Er komen voortdurend nieuwe zielen aan, die soms na enige tijd onvindbaar blijken te zijn. Van vóór 1820 zijn er geen zielen meer; niemand weet waar ze gebleven kunnen zijn. Alleen heeft Hildevoort eens een grappenmaker ontmoet, die zich voor Caracalla uitgaf. Volgens de natuurkundige professor Reston, die bekend is door de theorie omtrent de vorming van waterstofatomen uit het niets, is Caracalla geen eenling, maar vallen dergelijke gevallen alleen maar niet op omdat niemand ze wil opmerken. Het tweede deel is getiteld: Revolutie. Hildevoort vertelt over zijn vrienden Ukkie, Minderbragt en Drakestein en over Ukkies vrouw Charlotte. Vooral deze laatste is een lastig onderwerp, want vrouwen zonder lichaam hebben in zijn ogen in het geheel geen functie. Deze Charlotte verlangt iets over haar kinderen Pop en Kai te vernemen, en gaat daarom dagelijks naar de opvangposten; misschien gaat er wel eens iemand dood die hen gekend heeft. Omdat de mannen haar hinderlijk vinden, proberen ze een manier van telepatisch communiceren uit te vinden waar zij buiten staat. Tijdens een ruzie naar aanleiding van een opmerking van Charlotte, merkt Hildevoort dat hij in staat is zijn gedachten uitsluitend op één van de partijen te richten. Hij verklaart dit door aan te nemen dat iedereen een natuurlijk afweermechanisme heeft, waardoor hij zich voor bepaalde uitingen kan afsluiten. Tevens blijkt het mogelijk te zijn het onwillekeurig uitzenden van eigen gedachten tegen te gaan. Voor beide verschijnselen bedenken de vrienden de term ‘concentratieve afsluiting’. Deze afsluiting kan volgens Hildevoort ook ver- | |||||||||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||||||||
klaren, waarom er geen zielen van vóór 1820 meer bestaan: wordt de afsluiting te groot, dan kan er geen enkel contact met de omgeving meer zijn en doven de zielen uit. Rondom eenlingen ontstaan steeds opnieuw groepen, die zich voor de buitenwereld gaan afsluiten. De vriendengroep probeert nu de telepathie te vervolmaken. Een medicus vergelijkt deze oefeningen met röntgenstralen: als de telepathie de geesten op grote afstand raakt, gaat de meeste energie verloren en is de straling zacht; gaat ze rechtstreeks, dan is ze hard. In het derde deel, Elektrokutie, ontdekt Charlotte bij de opvangpost een Amerikaanse lustmoordenaar, die op de elektrische stoel is geëxecuteerd en nu terug wil om een rechtvaardiger vonnis te krijgen. Charlotte stelt voor, dat ze alvast naar de aarde proberen te seinen. Hildevoort begrijpt, dat ze voornamelijk berichtjes aan Pop en Kai wil laten sturen. Na een ruzie daarover gaan Ukkie en Charlotte weg; de drie overigen stellen nu plan A samen, om naar de aarde te gaan seinen. Terwijl Hildevoort de boodschappen uit het hoofd leert, gaan er geruchten dat de Amerikaan de andere zielen kan zien. Op een ogenblik beweert hij met zijn rechterbeen in een straat te hangen; vlak daarna verdwijnt hij spoorloos. In de korte tijd van zijn aanwezigheid heeft hij vele volgelingen gekregen. Catastrofe, heet het vierde deel. Als Ukkie en Charlotte terugkomen merkt Hildevoort dat hij hun een hand wil geven, en dat kan natuurlijk helemaal niet. Ze vertellen dat Pop is aangekomen. Onder de zielen zijn er vele, die beginnen te ‘ruimtezien’. Hildevoort begint met zijn uitzendingen; ook hij krijgt een aanval van de ruimteziekte. Allen zijn bang voor een naderende catastrofe. Voor Hildevoort komt daar nog de angst bij dat Charlotte iets over zijn verleden te weten is gekomen. De catastrofe houdt volgens hem in, dat de zielen naar elders worden overgebracht; dat is de kerkhofhypothese. Misschien treedt daarbij wederom een halvering op, en blijft alleen geest over. Charlotte stuurt Pop naar Hildevoort toe, om hem uit zijn tent te lokken. Als het meisje een toespeling maakt op een net niet strafbaar feit, gepleegd op zijn school met een leeftijdgenootje van haar, wordt hij kwaad en stuurt haar weg. Drakestein verdwijnt als eerste van het clubje. Terwijl hij de hoop uitspreekt Drakestein terug te zullen zien, verdwijnt Hildevoort zelf ook. Het Nawoord is geschreven door de aardse bioloog dr. L.O. Valewink. In de loop van het jaar 1998 zijn er verschillende berichten uit het hiernamaals opgevangen, overal waar Nederlands verstaan wordt. Valewink wijst erop, dat Hildevoort sommige dingen verzwijgt en andere niet | |||||||||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||||||||
consequent bespreekt. In hoeverre Hildevoort een getrouw verslag geeft van het hiernamaals, is niet na te gaan. Sommige van de door hem genoemde personen kunnen getraceerd worden, andere niet; zo professor Reston. Van Hildevoort is bekend, dat hij een affaire met een leerlinge heeft gehad. Volgens de psychiater heeft Hildevoort duidelijk een neurose. Er is geen poging gedaan terug te seinen, of een stervende een boodschap mee te geven. De verslagen van het ‘gehalveerd bestaan’ worden wel boeiend gevonden, al gelooft een theoloog niet dat dit het echte hiernamaals is. De rol van de Amerikaan is niet erg duidelijk, en de weergave van de menselijke gevoelens is niet best, waarschijnlijk door Hildevoorts scheefgegroeide liefdeleven. Hoewel hij in zijn beschrijvingen tekortschiet, is dit Bericht toch een aardige poging ons inzicht te geven in het bestaan van de theoretische mens in een hypothetische ruimte. Een verklaring voor de catastrofe weet Valewink net zo min als Hildevoort. | |||||||||||||||||
De letterlijke boodschapWie Bericht uit het hiernamaals goed leest, merkt dat Valewink zich vergist: Hildevoort geeft wel degelijk verklaringen voor het ‘ruimen’ van de zielen, voor de naderende catastrofe. Een paar maal noemt hij de kerkhofhypothese, die inhoudt dat er in het hiernamaals ruimte gemaakt wordt voor nieuwe zielen. Iets dergelijks moet in 1820 voor het laatst gebeurd zijn; het is nu 178 jaar later, en na weer 178 jaar zal het wel nogmaals plaatsvinden. Maar Hildevoort heeft zelf in de gaten dat deze hypothese niet klopt: een kerkhof wordt ineens geruimd, niet graf voor graf; en na het verdwijnen van de Amerikaan gaan de zielen één voor één verloren. Zonder dat hij het zich bewust is, draagt hij zelf een betere verklaring aan: vlak voordat hij verdwijnt, moet hij onwillekeurig aan professor Reston denken, de man van de theorie omtrent de vorming van waterstofatomen uit het niets. Reston wijst Hildevoort erop, dat er overeenkomst is tussen waterstofwolken en mensen. Wanneer we deze vergelijking uitwerken, dan zegt de professor dus over mensen dat ze uit het niets kunnen ontstaan - waarom zouden ze dan niet ook tot niets teruggebracht kunnen worden? Deze vergelijking wordt op diverse punten in het boek ondersteund. Al op de eerste bladzijde heeft Hildevoort het over ‘vergelijkingen’, en later zegt hij dat de taal zozeer gebonden is aan ruimtelijke voorstellingen, dat hij in de ruimteloosheid op beeldspraak is aangewezen. De | |||||||||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||||||||
vorming van waterstofatomen uit het niets, de vorming van sterrennevels rondom één middelpunt, de vorming van groepen rondom één individu zijn allemaal beelden voor de zielen. Maar het duidelijkst is niet het beeld uit de natuurkunde, de astronomie of de sociologie, maar dat uit de biologie: bomen ontbladeren, de gevallen bladeren vormen humus, waaruit weer nieuw leven kan ontstaan. Naar aanleiding van de dood van de Amerikaanse lustmoordenaar heeft Ukkie het over de oudere straf van het vierendelen. Deze term zou toegepast kunnen worden op de zielen: na de dood leiden zij een gehalveerd bestaan. De doden zijn alleen geest, met een gering ‘stoffelijk substraat’. Als nu nà deze dood nog een dood komt waarin alleen de geest overblijft, dan zouden de geesten opnieuw gehalveerd worden; ofwel gevierendeeld, vergeleken met het aardse bestaan. Maar de catastrofe bestaat niet uit een nog verdere vergeestelijking. Aan de ramp gaat juist het ruimtezien vooraf; de geesten voelen weer lichaam, gaan elkaar zien. Dit wijst in de richting van een ander rekensommetje: niet een half maal een half, maar twee maal een half. Na het bestaan in het hiernamaals krijgen de geesten opnieuw een lichaam, en kunnen zij opnieuw gaan bestaan. Het afsterven is nodig voor het ontstaan van nieuw leven. Het is geen wonder dat de vergelijking met de biologie het duidelijkst is: Hildevoort is immers bioloog. De boodschap die Hildevoort naar de aarde seint, komt kort gezegd hierop neer, dat niemand zich zorgen moet maken omdat na de dood een nieuw leven kan komen. Dat geldt niet voor alle zielen: er zijn er, die vrij vlug na aankomst in het hiernamaals al uitdoven. Het is weinig waarschijnlijk, dat zij de ‘humus’ gaan vormen waarop nieuw leven kan groeien. Dat lijkt iets te zijn waar men zelf naar streven moet. De ‘catastrofe’ overkomt alleen diegenen, die zich in het hiernamaals blijven inspannen. De eerste die terugkeert naar het leven, is de Amerikaanse lustmoordenaar. Hij wil zelf terug, omdat hij geen rechtvaardig proces heeft gehad. Hij krijgt als eerste aanvallen van ruimtezien en van ruimtevoelen. Degenen die hem daarin volgen, kunnen daarom letterlijk zijn volgelingen genoemd worden. De grote vraag bij beide processen, doodgaan en herleven, is of ze autonoom plaatsvinden of geregeld worden door een hogere macht. Gezien de vele wetenschappelijke vergelijkingen lijkt Hildevoort een voorkeur te hebben voor de ‘autonome’ visie, maar wie in God wil blijven geloven mag dat van hem. Hildevoort verwacht niet, dat iemand van opvatting zal veranderen door zijn boodschap; ‘je vindt alleen wat | |||||||||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||||||||
je altijd al geweten hebt’, zegt hij; niet het bericht bepaalt de interpretatie, maar de persoon van de luisteraar. Wel verwacht hij enige inspanning van de toehoorders. Hij zegt onomwonden, dat hij weigert af te dalen tot het niveau van mensen met het intelligentiequotiënt van twaalfjarigen. Hij zou dat wel kunnen, maar het is zijn eer te na: men moet hem maar op zijn niveau begrijpen. Hij helpt de luisteraars genoeg op weg door te waarschuwen dat vrijwel alles een metafoor is, en hij zegt duidelijk dat hij ook geoefend is in het overseinen van woordloze gedachten. Ook zijn opmerking dat hij erin slaagt een gedachte die hij aan niemand verraden wil, geheim te houden, kan de luisteraars helpen; ze weten nu dat ze tussen de regels door moeten lezen, of liever luisteren. | |||||||||||||||||
Het NawoordMet de catastrofe is het boek niet afgelopen. Voor de lezer die Hildevoorts boodschap niet begrepen heeft, volgt er een Nawoord, waarin hij ongetwijfeld verwacht de onthulling van alle geheimen te krijgen. Maar hem wacht een desillusie: er komt helemaal geen verklaring voor de gebeurtenissen. Integendeel: de commissie die de Berichten heeft uitgegeven, zegt nadrukkelijk dat ze niets van de catastrofe snapt. Ze verwerpt alleen de hypothese van Hildevoort, dat de zielen net als een kerkhof ‘geruimd’ worden. Valewink geeft een ‘intelligente vrouw’ die haar visie op de Berichten geeft een veeg uit de pan, maar zelf kan hij geen betere verklaring vinden. Geen wonder, dat A. Wadman teleurgesteld is, en alleen maar een parallel ziet met het mystificatie-motief uit de romantische literatuur, waarin tegenwoordig niemand meer kan geloven. Maar heeft deze mystificatie in de negentiende-eeuwse literatuur tenminste nog een functie - de zogenaamde uitgever meldt ons, dat het verhaalde echt gebeurd is, of vertelt hoe alles voor de betrokkenen is afgelopen -, het Nawoord van Vestdijks roman heeft deze niet eens: de commissie komt eerlijk voor haar twijfels over de authenticiteit uit. Als het Nawoord niet dient om het voorafgaande te verklaren, en evenmin om de lezer ervan te overtuigen dat alles echt gebeurd is, waartoe is het dan geschreven? Geheel zonder functie kan dit hoofdstuk immers niet zijn! Wie het Nawoord, na de kritieken gelezen te hebben, zorgvuldig herleest, merkt dat er niets nieuws in staat. Valewink klaagt erover, dat de Berichten verward zijn en dat Hildevoort meer als literator dan als | |||||||||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||||||||
wetenschapsman vertelt; maar over de ‘literaire’ kant is hij evenmin te spreken als over de ‘wetenschappelijke’. Komt dat niet op hetzelfde neer als wat Gomperts over het boek te melden heeft? En komt Valewinks klacht, dat het hele Bericht ‘een geestelijke variant op de science fiction van twintig, dertig jaar geleden’ is, niet overeen met Wadmans vergelijking van het Bericht met de ‘romantische literatuur’? Gomperts en Wadman hoefden geen kritiek meer op Bericht uit het hiernamaals te geven; dat werk had Valewink al voor hen gedaan. Kennelijk wist Vestdijk al van te voren, dat men op zijn bock zou reageren als men inderdaad gedaan heeft. Hij liet in het Nawoord alvast iemand aan het woord, die van alles over boek en schrijver te melden heeft, maar zich niet afvraagt wat de inhoud van het Bericht zou kunnen zijn. Het is geen toeval, dat Wadman en Valewink dezelfde mening hebben over de Charlotte-figuur en de Amerikaanse lustmoordenaar: het Nawoord is een imitatie van, misschien zelfs een parodie op de gemiddelde kritieken die over Vestdijks romans geschreven zijn. | |||||||||||||||||
De allegorieAls het Nawoord een namaak-kritiek is op een roman van Vestdijk, wat is dan het voorafgaande? Wat hebben de eerste vier delen van deze roman gemeen met een roman van Vestdijk? Het antwoord op deze vraag staat in het Nawoord: Hildevoort wordt hierin het typische voorbeeld van de ‘theoretische mens’ genoemd, die zich in een ‘hypothetische ruimte’ bevindt. Een denkbare mens in een denkbeeldige ruimte: is dat niet de omschrijving van een personage in een roman? Wanneer ik alle gegevens uit Bericht uit het hiernamaals op een rijtje zet, ontstaat het volgende beeld:
| |||||||||||||||||
[pagina 44]
| |||||||||||||||||
Telepathie is gedachtenoverdracht over een zekere afstand, zonder technische hulpmiddelen. Het enige wat de ontvanger van een telepathische boodschap hoeft te doen, is zich open te stellen voor de zender. Hoe beter hij zich concentreert, hoe beter de boodschap overkomt. Schampt de boodschap langs vele potentiële ontvangers af, dan wordt ze niet gaaf ontvangen; raakt ze de ontvanger rechtstreeks, dan begrijpt hij alles zonder verdere moeite. Bericht uit het hiernamaals is één grote volgehouden beeldspraak, een allegorie, waarin het beeld ‘de communicatie tussen overleden zielen’ is, en de bedoelde werkelijkheid: lezen. Wie leest, stelt zich open voor de berichten van een ‘zender’, de schrijver, die over een theoretische mens in een hypothetische ruimte bericht. Alle menselijke aspecten, liefde, vriendschap, schuldgevoel, haat, komen aan de orde, ondanks het gebrek aan lichaam. Lezen moet geleerd worden, maar daarna gaat het vanzelf; net zoals de zielen zich in het hiernamaals na een korte ‘opvang’ zelfstandig kunnen bewegen. Als het goed is, begint een roman met een expositie; zo vertelt ook dr. Hildevoort over de situatie in het hiernamaals, alvorens met de intrige te beginnen. Dat er geen mensen vóór 1820 in het hiernamaals zijn, kan betekenen dat boeken na enige tijd niet meer gelezen worden. Wel duikt er af en toe een ‘Caracalla’ op: een persoon in een historische roman. Sommige zielen doven al vlug na hun optreden uit: het boek wordt niet gelezen. Hildevoort constateert dat bekende personen niet in het ‘hiernamaals’ lijken te zijn; hiermee komt overeen, dat beroemdheden meestal geen hoofdpersoon zijn in een roman. Tijdens het lezen gaat de lezer zich gaandeweg een voorstelling maken van de beschreven figuren, al heeft hij ze nooit gezien en al hebben ze misschien nooit echt bestaan. En hoe het boek ook afloopt, goed of slecht - ze krijgen elkaar of ze gaan dood -, de lezer blijft zich afvragen wat er ‘daarna’ gebeurt, en of het misschien anders had kunnen lopen, al heeft hij het boek allang dichtgeslagen. Tenminste, als het hem geboeid heeft. Is dat niet het geval, dan vergeet hij de beschreven personen en gebeurtenissen: dan doven de zielen alsnog uit. Het bestaan van de zielen in het hiernamaals kost moeite, vertelt Hildevoort. Deze moeite is het lezen. Hierna komt een bestaan los van | |||||||||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||||||||
het ‘stoffelijk substraat’ (het boek): moeiteloos blijven sommige personen in het geheugen van de ex-lezer hangen. Ten slotte weet deze niet eens meer, welke gedachte van hemzelf was en welke hij langs telepathische weg verkregen heeft. | |||||||||||||||||
De allegorische boodschapAls de roman de ‘telepathische boodschap’ is, dan is de lezer de ontvanger en de schrijver de zender: de ‘hogere macht’ achter alle gebeurtenissen in het ‘hiernamaals’. Het maakt niet zo veel uit, of we hierbij denken aan een ‘bekentenisroman’ of aan een minder directe uiting: iedere roman is immers een boodschap van de schrijver zelf. Zoals Hildevoort zijn min of meer geruststellende boodschap naar de aarde seint, zo legt de schrijver zijn gedachten vast voor de wereld. Wanneer we Bericht uit het hiernamaals letterlijk lezen, is de overgeseinde boodschap: vrees niet voor de dood. Maar als we rekening houden met de allegorie, waarin ‘de dood’ niet betekent: het einde van het leven, maar: het bestaan binnen een roman, heeft de boodschap een geheel andere inhoud. Het opvallendste in deze roman is, dat er weinig in gebeurt. Wat Hildevoort vertelt, komt meestal neer op een beschrijving van de situatie in het hiernamaals, of op het hoe en waarom van het seinen. Hij verhaalt slechts enkele gebeurtenissen: de ruzie tussen de mannen en Charlotte, omdat zij overal en bij iedereen navraag doet naar haar kinderen; de komst en het spoedige vertrek van de Amerikaanse lustmoordenaar; en het bezoek van Pop aan Hildevoort. In deze gevallen valt op, dat Hildevoort zich kwaad maakt of op denigrerende toon over de ander spreekt. Zie ik het goed, dan vormen Charlotte en de Amerikaanse lustmoordenaar een contrast met Hildevoort: zij streven iets na, wat hij uit alle macht bij zichzelf tracht te voorkomen. Charlotte zoekt contact met haar kinderen Pop en Kai. Deze namen roepen associaties op met de verloren jeugdjaren. De kinderen symboliseren dan ook Charlottes eigen jeugd: háár verleden probeert ze op te halen; alles wat ze doet heeft ten doel, met haar vroegere ik in contact te komen. Dat lukt: een van haar kinderen komt inderdaad. Hildevoort spant zich in, juist het tegenovergestelde te bereiken: hij verdringt zijn verleden zo veel mogelijk. Maar terwijl Charlotte in haar pogingen slaagt, faalt Hildevoort: het verdringen lukt hem niet; ongewild wordt hij met zijn verleden gecon- | |||||||||||||||||
[pagina 46]
| |||||||||||||||||
fronteerd. Als Pop hem laat blijken dat ze iets weet van zijn vroegere ‘affaire’ met een leerlinge, wordt hij kwaad op haar en op haar moeder, die haar natuurlijk heeft opgestookt. Het ongenoegen over de eigen onmacht ontlaadt zich in agressie tegen de ander. Ook de lustmoordenaar toont hem, hoe hij zou moeten zijn; ook nu vergeefs. De Amerikaan heeft veel erger gezondigd dan Hildevoort, maar hij verdringt dat niet: eerst vraagt hij in het ‘hiernamaals’ vergiffenis aan de door hem vermoorde vrouw, dan gaat hij ‘terug’ om zijn daden nogmaals onder ogen te zien. Hildevoort wil niet weten hoe hij zelf is. Niet alleen zijn aardse daden wil hij negeren, zijn ‘hiernamaalse’ evenzeer. Aan het einde van het vierde deel krijgt Hildevoort verwijten te horen, dat het verdwijnen van de zielen door zijn telepathische gesein veroorzaakt wordt. Hij zou nu deemoedig het hoofd kunnen buigen, maar dat doet hij niet. Hij zegt: ‘dat ben ik niet, ik heb daar niets mee te maken’. Vlak daarop verdwijnt hij. Het contrast tussen Hildevoort en de Amerikaan is hetzelfde als dat tussen de personages in veel andere romans van Vestdijk. De een wil het eigen wezen ontkennen en verdringen; de ander is constant op zoek naar zichzelf. Beiden gaan ten onder: de eerste onbedoeld en onverwacht, de tweede uit eigen vrije wil, als voorbeeld voor anderen. De boodschap die Hildevoort onbewust naar de aarde stuurt, is de boodschap die de schrijver achter hem bewust aan zijn publiek meegeeft: er is maar één manier om het bestaan zin te geven: ken uzelf. Maar gezien het Nawoord had Vestdijk er weinig vertrouwen in, dat iemand zijn boodschap gaaf zou ontvangen. | |||||||||||||||||
ConclusieBericht uit het hiernamaals is een boek met een dubbele bodem: het verhaal over het leven hiernamaals dient als vergelijking met een roman, maar moet in deze vergelijking toch weer ‘letterlijk’ genomen worden. Is mijn interpretatie juist, dan is Bericht uit het hiernamaals een boek dat over zichzelf gaat: het beschrijft het sturen van een boodschap, maar is zelf ook een boodschap. Is een gewone roman al abstract, Bericht uit het hiernamaals is abstract in het kwadraat. Wie zich daarvan rekenschap geeft, kan achter deze abstractie, deze ‘afgeleide’ van een roman, de concrete situatie vermoeden. Is dat het geval en wordt de lezer direct geraakt door de ‘harde’ straal van de zender, dan zullen de beschreven personen en hun relaties hem bijblijven zonder dat hij het boek hoeft te | |||||||||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||||||||
herlezen. Dan doven de zielen niet uit, maar vormen ze een deel van de ontvanger zo lang hij leeft. |
|