Vestdijkkroniek. Jaargang 1982
(1982)– [tijdschrift] Vestdijkkroniek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 51]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Clasien Rienstra | Drie romans in brieven, waaraan S. Vestdijk heeft meegewerkt. IIAlvorens over te gaan tot een bespreking van de intrige en de karaktertekening in de drie door Vestdijk geschreven romans in brieven, lijkt het me zinvol de term epistolariteit in te voeren. Dr. W. van den Berg noemt deze term in zijn lezing ‘Epistolariteit als literair procédé’. Hij verstaat eronder ‘alle materiële aspecten van de brief en de verschillende operaties en situaties binnen het correspondentieproces’. Epistolariteit kenmerkt niet alleen een authentieke correspondentie - aldus Van den Berg - maar ook de fictionele correspondentie van de briefroman. Briefromans verschillen onderling sterk in de funktie die aan de epistolariteit wordt toegekend. Soms wordt de epistolariteit te nadrukkelijk uitgebuit. In andere romans blijft haar rol beperkt tot het instandhouden van de fictie ‘dat de voorgeschotelde wereld in woorden een wereld in brieven is’. Van beide toepassingen geeft Dr. W. van den Berg amusante voorbeelden.Ga naar eind13.) De term epistolariteit komt in de loop van het verdere onderzoek nog aan de orde. Maar nu: intrige en karaktertekening. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De intrige van Heden ik, morgen gij.‘Altijd weer die vrouwenhistories die de vriendschap verpesten, altijd weer hetzelfde smerige overspel. Zijn de vrouwen de dupe of de mannen die hun vrienden bedriegen, of die vrienden, omdat zij de meest zichtbaar bedrogenen zijn’? (p. 74) Dit citaat geeft het hoofdmotief aan. Het overspel, dat vandaag de ene en morgen de andere mens kan treffen. De getroffen mens weet immers niet de uitkomst van dit spel. Op p. 262 schrijft Van Millingen: ‘Het verleden komt niet terug, Rudie Snellen, onze jeugd, onze hoop, - en dat is erg genoeg. Maar erger is, dat dit verleden in ons blijft naspoken en niet meer uit ons te verjagen is, met geen kunstgreep ter wereld’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 52]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het verzenden van de brieven en de beantwoording ervan nemen een zekere tijd in beslag, die de vaart, waarmee de intrige zich voltrekt, afremt. Als bijmotieven fungeren een aantal liefdesgeschiedenissen, die zich afgespeeld hebben in de Delftse jaren en daarna. Geschiedenissen, waarbij Wevers steeds betrokken was en waarop hij dankzij zijn occulte gaven een desastreuze invloed bleek te hebben. Deze bijmotieven worden in de roman door Van Millingen gebruikt als waarschuwing aan zijn vriend Snellen. Het zou te ver voeren al deze bijmotieven in deze publikatie te behandelen; we beperken ons tot de ontwikkeling van het hoofdmotief.
Uitgangspunt: In Spanje ontmoet Snellen Wevers, een ingenieur in Barcelona, die vroeger met Snellen in Delft studeerde. Snellen oefent zijn beroep niet uit, hij leeft van de pen. Wevers vertelt Snellen over de dood van zijn vrouw Annie. Als Snellen vertelt nog kontakt te hebben met Van Millingen, verzoekt Wevers hem Van Millingen op de hoogte te stellen van Annie's dood. Van Millingen reageert aanvankelijk vrij koel op dit bericht. Hij waarschuwt zijn vriend met klem voor de man Wevers, maar licht deze waarschuwing verder niet toe. Stadium een: Snellen waardeert Wevers positief. Hij vindt Van Millingens waarschuwing lichtelijk overdreven. Hij meent, dat deze het gevolg is van het benepen burgerlijke bestaan dat Van Millingen als ingenieur in Kinderdijk is gaan leiden, na de verbroken verloving met Annie Verdenius. Ook begrijpt Snellen weinig van de kille reaktie van zijn vriend op Annie's dood. Terwijl Snellen zijn roman schrijft, wandelt zijn vrouw Nettie met Wevers, of rijden zij samen paard. Geen wanklank verstoort de onderlinge harmonie. Stadium twee: Van Millingen schrijft over de huwelijkstragedie van Solkes. Op dat moment logeert Snellen met zijn vrouw en Wevers op de plantage ‘Terra Nueva’ bij zijn vriend Paul Wolters, die door de bevolking Don Pablo genoemd wordt. Tijdens hun verblijf wordt de opzichter Ignatio vermoord. Wevers blijkt niet alleen de naam van de moordenaar te kennen, maar ook te weten waar het lijk verborgen ligt. Dit inzicht schrijft Snellen - en hij niet alleen - toe aan de helderziendheid van Wevers. De | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 53]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gastheer, die het bijgeloof van de Spaanse bevolking kent, vindt het uur van vertrek voor zijn gasten aangebroken. Hij wil zijn gasten niet onnodig aan gevaar blootstellen. Zij vertrekken met zijn drieën naar Alcala, waar Don Pedro hun gastheer is, een belezen intellectueel van 55 jaar. Stadium drie: Snellen doet bij Wevers navraag over die geschiedenissen met Annie Verdenius en Gerda Solkes. Snellen geeft wel de verhouding toe met Gerda Solkes, maar hij beweert dat zij aan typhus gestorven is. Annie Verdenius pleegde zelfmoord, omdat ze terug wilde naar Van Millingen. Zij was er echter van overtuigd, dat deze te trots zou zijn om haar terug te nemen. Voorlopig bevredigen deze antwoorden Snellen wel, maar zijn argeloosheid t.o.v. Wevers is verminderd. Temeer daar Van Millingen voorbeelden aan blijft dragen van Wevers eigenaardige begaafdheid. De verklaringen die Wevers geeft over de dood van Annie en Gerda, bestempelt Van Millingen als pertinente leugens. Snellen begint nu te twijfelen aan de goede gezindheid van Wevers. Stadium vier: Snellen staat weerloos tegenover zijn eigen argwaan, omdat hij er niet met zijn vrouw noch met Wevers over spreken wil. Hij laat dit na, omdat hij meent dat zijn verhouding met Nettie goed is. Wel geeft hij toe een zonderling minnaar te zijn, en al is de erotiek niet de sterkste zijde in zijn huwelijk, Nettie is en blijft hem wel trouw. Bovendien is Wevers niet haar type. Wevers van zijn kant toont zich een geïnteresseerd luisteraar, als Snellen over zijn schrijversarbeid vertelt. Nee, Snellen kan niets kwaads zien in de urenlange wandelingen van zijn vrouw met Wevers. Een Wevers die bovendien hier in Spanje veel sportiever is dan ooit in Delft. Op een avond ontstaat er spontaan een debat over het Katholicisme. Wevers vertelt, dat hij eens in een abdij bij Rome op het punt gestaan heeft zich tot het Katholicisme te bekeren. Hij zag ervan af, toen hij een gesprek opving tussen een kardinaal en een abt. De eerste pochte erop, dat hij de Paus ertoe gebracht had de Duitse zijde te kiezen in de oorlogsjaren. Don Pedro stelt, dat Wevers onjuist gereageerd heeft. Er is nu eenmaal een grote kloof tussen het geloof als zodanig en de uitoefenaars van dit geloof. Misschien schrok Wevers van mensen, die hem in psychologie en amoralisme de loef afstaken? Na die opmerking geeft Wevers onverwachts te kennen de volgende dag te vertrekken. De achtergeblevenen blijven met onbeantwoorde vragen zitten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 54]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Stadium vijf: Van Millingen ziet in het onverwachte vertrek van Wevers een ‘reculer pour mieux sauter’. Van Solkes hoorde hij, dat Wevers in Zuid Frankrijk gedwongen een klooster moest verlaten wegens goddeloze praktijken. Vervolgens komen verdere verdenkingen tegen Wevers naar voren. Door een toeval komt Snellen te weten, dat Wevers gewoon van de moord op Ignatio op de hoogte was, en dat er dus geen sprake was van enige helderziendheid bij Wevers. Daarbij komt nog Nettie's onverklaarbare prikkelbaarheid en haar verlangen naar Holland terug te keren. Tijdens een gesprek met zijn vrouw ontdekt Snellen, dat Nettie zich door hem verwaarloosd voelt. Een paar dagen later geeft ze toe, dat ze Wevers achterna wil reizen. Snellen vindt, dat ze dat dan maar meteen moet doen. Stadium zes: Snellen is teneinde raad. Waarom heeft hij zijn vrouw zo snel laten gaan? Van Millingen raadt hem aan zich minder gelaten op te stellen en zijn vrouw spoorslags achterna te gaan. Snellen ziet nu in, dat het vertrek van Wevers niets te doen had met het debat over het Katholicisme, maar waarschijnlijk met Nettie's aanvankelijke weigering er met Wevers vandoor te gaan. Doordat Snellen zo lang aarzelt alvorens te handelen, komt hij te laat in Barcelona aan. Wevers is dan allang vertrokken voor zaken naar Toulon, en daarna wacht Parijs. Snellen besluit dan naar Parijs te reizen. Stadium zeven: Nettie duikt geheel onverwachts bij Van Millingen op, als deze midden in een verhuizing zit. Zij doet navraag naar het huidige adres van haar man, maar laat verder weinig los. Wevers heeft zij in Rotterdam verlaten en de gehele affaire doet zij af met de opmerking dat het ‘een lichtzinnig grapje’ was. Haar man ontvangt later een brief van zijn vrouw, waaruit blijkt, dat Nettie wel verliefd was op Wevers. In Barcelona toonde Wevers zijn ware aard door grof te reageren, toen Nettie weigerde met hem samen te leven. In Wevers' louche nabijheid begint Nettie haar eigen man opnieuw te waarderen. Van Millingen wil nog een laatste keer afrekenen met zijn ambivalente gevoelens ten opzichte van Wevers. Hij weet Wevers over te halen het beeld van Annie Verdenius nog eenmaal op te roepen, omdat hem haar gelaatstrekken ontschoten zijn. Tijdens deze séance verschijnt Nettie opeens. Zij speelt de rol van schim, waardoor Wevers schrikt en denkt, dat Nettie overleden is. Van Millingen vindt dit | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 55]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het overtuigende bewijs, dat Wevers niet meer over occulte krachten beschikt. Toch schenkt deze afrekening met Wevers Van Millingen geen wezenlijke bevrijding. Zijn verleden blijft hem achtervolgen. Ook Snellen vindt niet een, twee, drie een nieuwe harmonie. Nettie is oververmoeid na haar avontuur met Wevers. Eenzaamheid en zuivere lucht zullen de genezing van Nettie moeten bevorderen en hun verhouding nieuwe kansen geven. Daarnaast voelt Snellen wrok, omdat Van Millingen het kontakt van Nettie en van hemzelf met Wevers toch beïnvloed had. Nettie is het in dit opzicht niet met haar man eens. Zij geeft zichzelf meer de schuld en meent, dat Van Millingen er goed aan deed hen te waarschuwen voor Wevers. Het einde van de roman doet denken aan het begin ervan. De figuur van Wevers is zowel voor Van Millingen als voor Snellen een groot raadsel. Na een half jaar corresponderen weten zij eigenlijk weinig meer over het diepste wezen van deze occultist, een Wevers die eens hun medestudent in Delft was. Over het literaire procédé der epistolariteit valt op te merken, dat deze alleen tot uiting komt in de briefvorm, die deze roman gekregen heeft. In de brieven zelf wordt de epistolariteit niet benut. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De intrige van De Overnachting.Het hoofdmotief is de ontwikkeling van een bewustwordingsproces bij een getrouwde vrouw in de dertiger jaren. De bijmotieven zijn merendeels van psychologische aard; zij versnellen of vertragen het hoofdmotief. De sprongen in de tijd - na acht brieven uit 1926-27 en twee brieven uit 1932 - versnellen enerzijds het verloop van de intrige, maar anderzijds wordt deze versnelling teniet gedaan, doordat de lezer wel even terug zal moeten bladeren eer hij zich realiseert dat er na 52 pagina's lezen elf jaren verlopen zijn. Uitgangspunt: Na de dood van haar vader raakt Line Brose in de put door de weinig liefdevolle reakties van haar moeder op dit overlijden. Haar broer Dick maakt een vakantie voor haar mogelijk. Met haar vriendin Celia Tuyl vertrekt zij naar Oostenrijk. Tijdens deze vakantie moet Celia onverwachts een blindedarmoperatie ondergaan in Innsbruck. Marcel Tuyl, Celia's broer, komt zijn zuster na de operatie ophalen met de auto. Hierdoor komt Line in kontakt met deze Marcel, die zich op dat moment | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 56]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in gezelschap bevindt van ‘femme fatale’ Catharine Teeuwen. Line vervolgt alleen haar reis. In een hotel te Schiermutz ontmoet zij twee Nederlanders, twee studenten naar zij meent. Stadium een: Line is geslaagd voor haar doktoraal Engelse taal- en letterkunde. Ze wil geen lerares worden, maar wat dan wel? Een uitnodiging om te komen logeren bij haar vriendin Celia in het Gooi, wordt door haar dankbaar aangegrepen, nu ze toch niet weet wat te doen. De logeerpartij bij het rijke uitgeversgezin begint Line tegen te staan, als zij merkt dat de moeder van Celia haar uit wil horen over Catharine Teeuwen, die zij in Oostenrijk ontmoette. Het gezin blijkt Marcels leefwijze niet te kunnen accepteren. Line vlucht. Ze kan de toestand in dat milieu niet verwerken. Terug in haar studentenkamer ontdekt zij, dat haar bed bezet is door de nicht van de hospita. Ze voelt zich ontheemd en verlaten. Als Marcel opeens voor de deur staat, voert hij haar mee naar Brussel en Brugge. Twee maanden later zijn ze getrouwd. (1927). Stadium twee: Vijf jaar later schrijft Line aan haar vriendin Celia over dit huwelijk, dat niet zonder problemen is. De basis is wankel. Line is getrouwd, omdat ze niets beters wist te verzinnen, Marcel is getrouwd na de mislukte verhouding met Catharine. Opgevoerde liefdesspelen suggereren een gelukkig huwelijk. Het blijkt, dat Marcel de gewone aardse werkelijkheid totaal niet aan kan. Op Line rust de verantwoordelijkheid hem gaande te houden in die wereld. Ook in de uitgeverij, die Marcel van zijn vader toegeschoven krijgt, draagt Line alle verantwoordelijkheid. Toch meent Line op dat moment in alle naïviteit van haar man te houden; ze ziet haar huwelijk als een schone taak. Stadium drie: De onverwachte dood van haar jeugdvriend Egbert van Rheenen roept herinneringen wakker bij Line aan die vakantie in Oostenrijk, elf jaar geleden. Justus Breevoort en Egbert van Rheenen blijken de twee Nederlanders te zijn uit dat hotel in Schiermutz. Line schrijft Justus, die nu als auteur in Parijs woont, over de dood van zijn vroegere metgezel. Breevoort reageert tamelijk koel op Line's brief. Het is allemaal al zo lang geleden! Met Van Rheenen had hij de laatste jaren in het geheel geen kontakt meer. Wel wil hij van Line nadere bijzonderheden over dat overlijden van zijn vroegere reisgenoot. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 57]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Stadium vier: Breevoort ontvangt van Line haar dagboek met een beschrijving van een overnachting in de bergen, die zij met zijn drieën in 1926 noodgedwongen in een berghut maakten. De auteur raakt wat meer betrokken bij Line's huidige situatie. In het dagboek leest hij namelijk, dat Line toendertijd van beide reisgenoten gehouden heeft. Daardoor verliet zij die twee mannen heimelijk na afloop van die nacht in de Alpen. Zij vluchtte voor haar eigen gevoelsleven, omdat zij vond dat die gevoelens geen toekomst hadden. Al lezende wordt Breevoort overvallen door een gevoel van ontevredenheid met zijn huidige bestaan. De relatie met Catharine Teeuwen in Parijs, dezelfde vrouw die eens met Marcel Tuyl omging, schenkt hem geen emotionele bevrediging. Hij wil Line heroveren, maar meer dan een spel is dit aanvankelijk niet bij deze vrij cynisch ingestelde man. Als Line niet ingaat op zijn berekend brievenspel met haar, verdiepen zijn gevoelens zich. Stadium vijf: Tenslotte ontstaat er toch een geregelde correspondentie tussen Breevoort en Line. Breevoort doorziet sneller dan Line de voosheid van haar huwelijksleven met Marcel. Dit kinderloos gebleven huwelijk is gaandeweg ontaard in een onoprechte verhouding tussen twee mensen, waarin de man zijn egoïsme botviert ten koste van een vrouw die te idealistisch gebleven is om tegenspel te bieden. Als Line niet bereid is haar man voor Breevoort te verlaten, bereikt deze auteur toch zijn doel door inschakeling van zijn vroegere minnares Catharine Teeuwen, die hem inmiddels verlaten heeft. Zij ontmaskeren het decadente spel dat Marcel met zijn vrouw speelt. Line verlaat nu wel haar man voor Breevoort. Stadium zes: Line's moeder bezoekt haar zwangere dochter, die met Breevoort in Otterloo woont. De weinig ontwikkelde vrouw begrijpt niets van de beslissing van haar kind. Uit de papieren van de auteur, na zijn huwelijk geschreven, destilleert de lezer wel het geluk van dit huwelijk, maar hij leest ook, dat zelfs een harmonisch huwelijk de geaardheid van de partners niet doorbreekt. Line is nog te idealistisch en Breevoort bij vlagen te wereldwijs. De auteur vraagt zich af, wat er van zijn kind zal worden nu Europa door oorlog wordt bedreigd. Zal het individualisme der ontwikkelden het collectivisme van de onontwikkelde massa tot staan kunnen brengen? De auteur zal er alles aan doen zijn zoon tot een zelfstandig man | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 58]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
op te voeden. De epistolariteit in deze roman komt voor op talloze pagina's: 43, 53, 57, 67, 77, 118, 127, 137, 143, 146, 167, 169, 177, 178, 203, 208, 217, 250, 251, 260, 280. Toch is dit literaire procédé niet erg genuanceerd toegepast. De volgende kategorieën zijn erin aanwijsbaar:
Als voorbeeld van epistolariteit haal ik p. 77 aan, waar Line aan Breevoort schrijft: ‘Je bent een onuitstaanbare kerel, zooals uit je brief weer eens zonneklaar blijkt maar ondanks je neiging om de draak te steken met alle dingen, waarvan je vermoeden kunt dat ze mij dierbaar zijn, slaag je er niet in me boos te maken’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De intrige van Avontuur met Titia.Het hoofdmotief is de ontwikkeling van een aanvankelijk zakelijke verhouding tussen een mannelijke en vrouwelijke auteur tot een erotische. In het hoofdmotief tekenen zich gaandeweg de volgende stadia af: Uitgangspunt: De auteur Smallandt ontdekt, dat Titia Breulese het gras voor zijn voeten heeft weggemaaid door een werk te schrijven, dat net als zijn te schrijven werk gesitueerd is in het Rijksmuseum te Amsterdam. Het werk van Titia Breulese is al gepubliceerd. Stadium een: De auteur richt zich per brief tot Titia met het verzoek hem te melden, of haar werk overdag dan wel 's nachts in het museum speelt. Er ontstaat een levendige correspondentie tussen de beide auteurs, waarin hun gezinssituatie wederzijds beschreven wordt. Bovendien blijken beide auteurs jeugdherinneringen te hebben aan het Rijksmuseum. Stadium twee: In brief zeven (p. 34-35) stelt Smallandt Titia voor, beurt om beurt, zes | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
à zeven nachten in het museum door te brengen om die ervaringen op schrift te kunnen zetten en in een later stadium te kunnen publiceren. Die nachten worden dan vervolgens beurt om beurt beschreven. Stadium drie: Een wending in het hoofdmotief ontstaat als Smallandt zich niet aan de gemaakte afspraak houdt en op ‘Titia's nacht’ ook het museum bezoekt. Hij jaagt haar de schrik op het lijf door opeens van achter een kanon te voorschijn te springen (p. 111-122). Stadium vier: Smallandt heeft Titia nu gezien en haar uiterlijk bekoort hem. Als Titia mede door Smallandts zwijgen tijdens een van haar laatste museumnachten door een bouvier van de suppoosten gebeten wordt, bezoekt hij haar en zit aan haar ziekbed. Enige brieven later vraagt hij haar ten huwelijk, maar zij slaat zijn aanzoek af. Stadium vijf: Titia begint te twijfelen aan haar gevoelens voor Smallandt. Een vriend van haar, Antoine Verdongen, meldt aan het slot van het verhaal - per telegram - dat een huwelijk op komst is. Een gelukkige afloop wordt door hem gesuggereerd, maar Titia zelf bevestigt deze afloop niet in een laatste brief aan Smallandt. Op zichzelf een vrij mager gegeven, dat echter acceptabel wordt door de speelse humor, waarmee de intrige wordt omgeven. Het taalgebruik doet nu, meer dan dertig jaar later, nog weinig gedateerd aan, met uitzondering van het plechtstatige ‘Geachte Juffrouw Breulese’, dat in deze tijd wat ouderwets aandoet. Over de wisselende lengte van de brieven nog een opmerking. Het is natuurlijk, dat een briefwisseling niet start met eindeloos lange brieven, als de correspondenten elkaar slechts oppervlakkig of het in het geheel niet kennen. Eerst gaandeweg nemen de brieven dan in lengte toe. In dit opzicht is de aanpak natuurlijker dan in het werk van Marsman en Vestdijk. Uitstekend vind ik de beperking in de laatste brieven van Titia Breulese aan Smallandt. Zij wil niet meer dat Smallandt haar schrijft (p. 204). Er volgt dan van Smallandt een brief van één regel. Dat is compositorisch een vondst. Hij wil uit die brief haar jawoord, maar zij laat deze brief onbeantwoord. Hun correspondentie is daarmee beëindigd en de slotfase, stadium vijf, zet in. De lengte van de brieven is dus funktioneel in de loop van de intrige ingepast. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vestdijk en Henriëtte van Eyk gebruiken de epistolariteit ook als literair procédé (o.a. p. 13, 16, 111, 141, 173, 177, 186, 198), maar steeds in bescheiden mate. Het effekt wordt nooit ridikuul. Twee voorbeelden ervan wil ik citeren: ‘Ik heb een nieuw lint op m'n schrijfmachine en type dus voor m'n plezier. Daardoor werd deze brief zo onmogelijk lang’. (p. 16) ‘U ziet, mijn brief aan U ging gisteravond uit als een nachtkaars. Ik ben als schrijfster, met het bloknoot op mijn gezicht, op het veld van eer in slaap gevallen’. (p. 173) De schrijfster hanteert hier geen schrijfmachine, omdat zij gewond in bed ligt te pennen. Een volkomen geloofwaardige situatietekening. Bij de karaktertekening in de drie romans in brieven wil ik me beperken tot een bespreking van de karakters der hoofdpersonen. Van Millingen - Snellen in Heden ik, morgen gij, Line Brose - Marcel Tuyl - Justus Breevoort in De Overnachting, en Titia Breulese - Smallandt in Avontuur met Titia. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van Millingen - Snellen.Van Millingen verandert in de loop van de roman weinig. Hij is en blijft wie hij was. Een intellectueel, die niet los komt van zijn eigen verleden, ook al wijst Snellen hem op het einde van hun correspondentie op het feit, dat het voor Van Millingen tijd wordt Annie Verdenius te vergeten en een nieuw leven te beginnen met een andere vrouw. Snellen kan Van Millingen niet helpen. Van Millingen daarentegen vervult in het leven van Snellen een veel ingrijpender rol. Van Millingen weet veel meer over occultisme dan zijn vriend; vandaar dat hij Snellen blijft waarschuwen voor de occultist Wevers. Snellen is de man, die door de gebeurtenissen gegrepen wordt. Eerst staat hij geheel onbevangen en met een soort naïef idealisme tegenover Wevers. De waarschuwingen van zijn vriend uit Holland wuift hij met een luchtig gebaar van de hand. Hij interesseert zich in het geheel niet voor occultisme, en waarom zou hij er zich dan in verdiepen? Er is toch niets aan de hand? Geleidelijk, zeer geleidelijk neemt Snellens goedgelovigheid af, onder | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
druk van zijn vriend Van Millingen, maar ook door zijn eigen ervaringen met Wevers in Spanje. Zijn idealisme komt in botsing met de feitelijkheid, waar hij niet omheen kan. Snellen ligt met zichzelf overhoop. Snellen laat zich van zijn zwakste kant zien, als zijn vrouw hem wil verlaten. Hij laat haar zomaar gaan, terwijl dit vertrek haar dood zou kunnen betekenen. Zijn vriend Van Millingen moet schrijven: man, doe wat; schrijf geen brieven, maar reis je vrouw achterna. Eerst dan gaat Snellen tot aktie over. Deze trage handelwijze valt niet alleen aan laffe gelatenheid toe te schrijven, maar ook aan een gevoel van niet te willen ingrijpen. Snellen voelt zich teveel verraden. Laat zijn vrouw maar doen, wat zij niet laten kan. Pas na enkele dagen gaat Snellen zijn vrouw feitelijk missen. Dan volgt hij de raad van zijn vriend op, maar zijn bijdrage tot instandhouding van zijn huwelijk komt echt te laat. Hij zou achter het net gevist hebben, als zijn vrouw positievere ervaringen met Wevers had gehad. Nu beslist zij bij Snellen terug te komen en hij van zijn kant is niet te trots om haar terug te nemen. Snellen schrijft Van Millingen, dat deze affaire hem milder gemaakt heeft in zijn oordeel over zijn medemens. Hoe weerloos zijn we immers overgeleverd aan de grillen van het noodlot. Van Millingen heeft en houdt een geheel andere levensvisie. Hij citeert Nietzsche: ‘Alles was mich nicht umbringt, macht mich stärker’. Het eigenaardige is echter, dat hij ondanks deze strijdbare instelling zijn eigen verleden in deze roman niet te boven komt. Snellen daarentegen komt met zijn soepele levensinstelling uiteindelijk verder. Zijn verleden wijzigt zich in een heden, dat om een ander evenwicht vraagt. Zijn vrouw Nettie biedt hem daarbij zeker tegenspel. Van Millingen blijft echter met een dood verleden en met de herinnering aan een overleden vrouw, die geen tegenspel kan bieden, achter. Ook al is hij niet te laf om zich op zijn aartsvijand, Wevers, te wreken, toch levert die wraak hem tenslotte geen bevrijdende gezichtspunten op. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Line Brose - Marcel Tuyl - Justus Breevoort.Line Brose is een intellectueel begaafde, zeer onzekere vrouw, die er niet in slaagt een eigen zelfstandig bestaan op te bouwen. Na de voltooiing van haar universitaire studie stort zij zich in een te snel gesloten huwelijk, dat haar persoonlijkheid geen goed doet. Zij blijft steken in een hooggestemd | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
idealisme, waardoor zij haar huwelijk als een schone taak gaat zien, maar van enig wezenlijk tegenspel in haar huwelijk en in haar verhouding tot haar man is geen sprake. Marcel Tuyl, haar man, is een wat vreemde melancholische figuur, die de werkelijkheid niet goed aankan. Hij camoufleert dit tekort door een soort spel van tedere inventies met zijn vrouw op te voeren. Inventies, waarbij symbolen nodig zijn om een gevoelsinhoud te suggereren die in werkelijkheid in dit huwelijk ontbreekt. Een Delftse pul en een drijfschaal met waterlelies zijn een paar van die symbolen. Line doorziet dit spel wel, maar zij speelt mee, omdat zij meent van haar man te houden. Het misplaatste idealisme van Line wordt uiteindelijk bestreden door Justus Breevoort, een zeer cynische, kosmopolitisch ingestelde auteur, die in 1937 in Parijs werkt en woont. Door het overlijden van een gemeenschappelijke jeugdvriend, Egbert van Rheenen, ontstaat er tussen Line en Breevoort een geregelde correspondentie. Op dat moment is Breevoort een kille, intellectuele, sluwe man, een man die geen medelijden kent en die geen chantage schuwt om zijn zin door te drijven, waar het Line betreft. Zijn vriendschappen missen warmte, evenals zijn levenshouding dat doet. In haar dagboek beschrijft Line deze twee jeugdvrienden in een eerder stadium van hun leven: Egbert als de meer bewogene, Justus als de meer afstandelijke. Als beide mannen haar na een gevaarlijk alpenavontuur ten huwelijk vragen, beurt om beurt, dan wijst Line beide huwelijksaanzoeken af op oneigenlijke gronden. Zij wil niet één vriend kiezen om de andere daardoor te verraden. Zij meent verder, dat haar gevoelens voor twee mannen geen toekomst hebben. Die opvattingen passen althans niet in het tijdsbeeld van de jaren dertig in Nederland. De reakties van de twee mannen op hun afwijzing is tekenend. Egbert blijft als vriend Line bezoeken als zij reeds getrouwd is met Marcel Tuyl. Breevoort kapt met dit verleden en is niet tot een dergelijke compromis bereid t.a.v. Line. In de loop van de roman ‘verfijnt’ het karakter van Marcel Tuyl zich meer en meer, zo beschrijft Line dit. In feite geeft Marcel steeds meer toe aan zijn negativisme, zijn moeheid en zijn melancholie. In zijn verhouding tot zijn vrouw komt een sadisme naar voren, dat erop gericht is Line te kwetsen. Line reageert hier gelaten op, zij offert zich in toenemende mate op; dit alles gaat ten koste van haar eigen persoonlijkheid. Breevoort weet door een chantage Line te overtuigen van Marcels verwording | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 63]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
en decadentie. Line verlaat haar man en trouwt met haar vroegere jeugdvriend Breevoort. In het laatste deel van de roman zijn Line en Breevoort twee jaar getrouwd. Line beschrijft haar eigen huwelijk niet. We zien dit huwelijk door de ogen van haar moeder, een weinig ontwikkelde vrouw die niets begrijpt van Line's beslissing. Haar dochter had het toch in materiële zin zo goed bij haar vroegere echtgenoot! De gesprekken in Line's nieuwe omgeving kan de moeder in het geheel niet volgen. Uit de zelfbekentenissen van Breevoort, die hij in zijn papieren aan de lezer toevertrouwt, blijkt de man veranderd te zijn. Hij is nu een auteur die een zeker geluk gevonden heeft en daardoor iets minder cynisch geworden is. Hij voelt zich sterk betrokken bij de opvoeding van zijn zoon, die inmiddels geboren is, en voelt zich verantwoordelijk voor diens toekomst. Temeer nu een wereldoorlog dreigt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Titia Breulese - Smallandt.Smallandt presenteert zich als een wat geërgerd auteur; een vrouw is hem voor geweest. Het werk dat hij had willen publiceren, is al gepubliceerd en wel door Titia Breulese. Tussen de twee auteurs ontstaat een correspondentie, waaruit hun verschillende familie-achtergrond naar voren komt. De gezinssituatie van Smallandt doet benepen burgerlijk aan. De auteur bekijkt zijn ouderlijk milieu met spot. De vader, een antiquair, ontvlucht zijn verantwoordelijkheid door al zijn tijd te verdoen aan het kopiëren van doeken in het Rijksmuseum. De moeder, die nu overleden is, wist met allerlei commerciële listen het antiquariaat te runnen en haar echtelijke onbevredigdheid te verdoezelen. Zijn eigen zuster beschrijft Smallandt als een ziekelijk bleek meisje, waar hij geen kontakt mee heeft. Als de moeder sterft, neemt zij zwijgend haar plaats over in de zaak. Het milieu van Titia vertoont een meer intellectuele inslag. De vader is gestorven, het gezin heeft het niet breed, maar dat was een veelvoorkomend verschijnsel in die na-oorlogse jaren. De moeder verdient een zakcentje door kinderboeken te illustreren. De broer Paul studeert piano, een halfbroer Sjoerd is pianist en twee Zuidafrikaanse studenten wonen bij hen op kamers. Hoe vermaakt Smallandt zich in het museum? Hij verdiept zich in de schilderijen, vertelt over de achtergronden van de doeken, ontwijkt sup- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 64]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
poosten. drinkt en slaapt veel. Hij geeft Titia wijze raad hoe zich te gedragen in het museum, als het ‘haar nacht’ is. Titia is veel angstiger in het museum dan Smallandt. Zij ziet portretten tot leven komen, o.a. Elisabeth Bas; ze vertelt levendig en fantasierijk over haar ervaringen. Ze wordt geprikkeld door de stroom van wijze raadgevingen van Smallandt en noemt hem in de aanhef van een van haar brieven ‘Lieve Opa’. Smallandt overvalt Titia in het museum. Voor het eerst zien ze elkaar. Smallandt wordt verliefd, en niet weinig ook. Deze verliefde Smallandt verliest zijn cynisme enigszins. Hij gaat b.v. zijn vader, de eeuwige kopiïst, iets meer begrijpen. Ten opzichte van Titia krijgt hij iets gekwelds als deze hem afwijst. Iets smekends zelfs, een houding vol schuldgevoel is de zijne. Schaamte en verliefdheid doen hem Titia ten huwelijk vragen. Titia raakt steeds meer geïrriteerd door de aanhoudende zee van liefdesverklaringen van Smallandt. Zij laat zijn laatste brief van één regel onbeantwoord. Het gekreukte imago van Smallandt wordt in een telegram aan Paul wat opgevijzeld, als er melding gemaakt wordt van de doorgang van het huwelijk. Smallandt wordt door een bijfiguur een ‘aardige vent’ genoemd. Een huwelijk volgens Smallandt, maar Titia zwijgt.... | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vergelijking van de drie romans in brieven.Wat de struktuur betreft: Alleen in de roman Heden ik, morgen gij hebben de auteurs zich uitsluitend aan de briefvorm gehouden. Zij hadden geen andere hulpmiddelen nodig, zoals dagboeken, huwelijksaankondigingen of telegrammen om het tijdsverloop in hun roman reliëf te geven. De brieven zijn zonder onderscheid beantwoord, terwijl er ook een zekere regelmaat te vinden is in de snelheid waarmee de brieven beantwoord worden. Langer dan tien dagen wordt niet gewacht. Alleen over de laatste brief wordt langer gedaan - twee maanden - voordat geantwoord wordt. Deze wachttijd is echter funktioneel, omdat alle betrokken partijen hun emoties moeten verwerken na het Wevers-avontuur. De struktuur van De Overnachting is dermate complex, dat het gehele werk nauwelijks een roman in brieven genoemd kan worden. Het dagboekfragment b.v. is een goed geschreven stuk proza dat het verstrijken der jaren goed opvangt, maar het is een hulpmiddel dat m.i. niet in het genre thuishoort, evenmin als de papieren van Justus Breevoort. De | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 65]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
compositie van het werk in zijn geheel is onevenwichtig. Brieven blijven liggen en van een harmonieuze taakverdeling tussen de auteurs is geen sprake. De struktuur van Avontuur met Titia is vrij evenwichtig, al vallen er wel eens hiaten in de correspondentie, doordat brieven onbeantwoord blijven liggen. Ook richt Titia één brief aan zichzelf in plaats van aan haar partner. Een telegram aan het eind van het werk valt m.i. weer buiten het kader van een roman in brieven. Wat de intrige betreft: In de roman Heden ik, morgen gij wordt het verleden van Wevers op zeer aanvaardbare wijze verwerkt in het verloop van de intrige. Dit verleden preludieert op de komende gebeurtenissen en wekt bij de lezer een zeker verwachtingspatroon omtrent de rol die Wevers in het beschreven heden zal gaan vervullen. Zeer evocatief beschrijft Van Millingen zijn wraakoefening op Wevers. De séance waarin Wevers het beeld van de overleden Annie Verdenius zal oproepen, is buitengewoon spannend. Het knappe in deze roman is de technische bekwaamheid, waarmee de auteurs het verleden verwerkt hebben in de huidige gebeurtenissen en dit alles geheel binnen het bestek van een correspondentie. Voor de lezer van deze tijd doet de intrige van De Overnachting gedateerd aan. De problemen van de vrouwelijke hoofdpersoon zijn niet meer van onze tijd. Deze vrouwelijke hoofdpersoon raakt totaal in paniek, als zij merkt van twee mannen te houden. Aangezien de samenleving in de jaren dertig weinig experimenten toestond op het gebied van de man - vrouw verhouding, blijft deze vrouwelijke hoofdpersoon met haar twijfel rondlopen.Ga naar eind14.) Zij sluit vrij snel daarna een huwelijk met een geheel andere man. In onze tijd zou deze vrouw, gezien haar voorgeschiedenis, eerder besluiten tot samenleven dan tot zo'n overijld gesloten huwelijk. Het probleem van een kinderloos huwelijk zou nu ook anders verwerkt zijn door deze vrouw. Niet alleen is de medische wetenschap tegenwoordig tot heel wat in staat, maar ook bestaan er meer mogelijkheden voor adoptie of andere vormen van compensatie, die deze vrouwelijke hoofdpersoon niet ter beschikking stonden. Zij weet niets anders te doen dan flauw te vallen, als haar eigen problematiek aan de orde komt. Slechts uiterst moeizaam komt er over dit onderwerp een gesprek tot stand tussen haar man en de man met wie zij een tweede huwelijk zal aangaan. De intrige van Avontuur met Titia is buitengewoon simpel. Toch krijgt dit | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 66]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
simpele gegeven zijn charme door de speelse humor en de zotte situaties waarin de twee hoofdpersonen verzeild raken. Wat de karaktertekening betreft: Boeiend is in Heden ik, morgen gij de wijze waarop Snellen de steeds aanhoudende stroom waarschuwingen van zijn vriend Van Millingen verwerkt. De occulte kanten in Wevers persoonlijkheid intrigeren de lezer die weinig van zulk soort zaken afweet. Het karakter van Snellen wordt in deze roman geheel doorlicht. Hij doorloopt een scala van gevoelens, die zijn karakter een grote mate van herkenbaarheid geven. Van Millingen fascineert als de aandrager van bizarre gebeurtenissen, veelal op het gebied van occultisme. De karaktertekening van de vrouwelijke hoofdpersoon in De Overnachting is levendig, vooral in het dagboekfragment. Wel komt haar karakter op de moderne lezer over als lichtelijk geëxalteerd en gechargeerd. De uitgever Marcel Tuyl ontwikkelt zich meer en meer tot een drakerig beschreven hoofdpersoon. Breevoort en Line vertonen wel enige ontwikkeling in hun karakter, maar deze tekening is minder natuurlijk voortvloeiend uit de intrige. Het is onbegrijpelijk, dat Line met haar idealistisch ingesteld karakter ondanks een chantagegeschiedenis toch de man verkiest, die haar dit aangedaan heeft. Het gehele werk behoudt iets geforceerds, al zijn er uitstekend geschreven brieven bij, zoals de laatste brief van Line's moeder, waaruit blijkt, dat Line definitief haar ouderlijke milieu ontgroeid is. De karakters in Avontuur met Titia zijn meer geschetst dan uitgediept. Er is haast geen ontwikkeling te bespeuren in die karaktertekening. Alleen Smallandt is op het eind van de roman wat minder cynisch, wat minder zeker van zijn eigen gelijk. Al gaat hij er wel toe over een huwelijk aan te kondigen, waar Titia weinig voor lijkt te voelen. Tot slot volgt een beschouwing over de samenwerking van de auteurs in de drie door mij onderzochte romans in brieven en de problemen die zich bij deze samenwerking kunnen voordoen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De samenwerking Marsman - Vestdijk.Uit de in de tweede druk bijgevoegde correspondentie blijkt, dat de auteurs van Heden ik, morgen gij in de periode van 12 februari 1934 tot 14 oktober 1935 intensief contact met elkaar gehad hebben over de totstandkoming van deze roman in brieven. Het initiatief ging uit van Mars- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 67]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
man, die op 12 februari 1934 schrijft: ‘Terwijl ik zocht naar een partner dacht ik plotseling aan jou’. Als voordeel van een dergelijk partnerschap noemt Marsman, dat de auteurs elkaar weinig kennen en sterk verschillen van karakter en aanleg. Vestdijk reageert positief en komt met het voorstel eens per maand een brief van 5-10-15 pagina's te schrijven, waarbij Marsman als de auctor van het plan met een niet al te lange brief zal beginnen. De plannen voor de roman moeten voorzichtig beraamd worden, na twee of drie brieven, om te zien in welke richting de intrige zich verder ontwikkelen moet, waarbij kritiek op elkaars werk niet vermeden mag worden. Als de auteurs merken, dat het werk niet ‘aanslaat’, zullen zij de correspondentie staken. Ook zullen zij zich niet aan tijd binden.Ga naar eind15.) Uit deze correspondentie kunnen we lezen, dat Vestdijk het cynisme en Marsman het idealisme zal vertegenwoordigen, of zoals Vestdijk op 14 maart 1934 aan Marsman schrijft: ‘Wij krijgen dan: cynisme tegenover idealisme, de “nachtzijde” tegenover de “dagzijde”, of ook “introversie” tegenover “extraversie”.’ De inconsistentie in de karaktertekening van de figuur Wevers valt te begrijpen vanuit deze opstelling der auteurs. Snellen (Marsman) beschrijft steeds de positieve kanten in het karakter van Wevers: zijn vriendschap, zijn belangstelling voor Snellens werk. Van Millingen (Vestdijk) tekent steeds de duistere kanten in Wevers' persoonlijkheid: zijn onoprechtheid, zijn occultisme, zijn chantagepogingen. Deze tegenstelling in één persoon wordt door de lezer geaccepteerd, omdat Van Millingen Wevers uit zijn studentenjaren beschrijft en Snellen Wevers op latere leeftijd. De Wevers van Snellen is een sportieve vriend, een meelevende luisteraar; de Wevers van Van Millingen is een duistere, weinig integere occultist. Hierbij valt op, dat Vestdijks visie uiteindelijk zegeviert over die van Marsman. Wevers is aan het eind van de roman toch de onbetrouwbare figuur, die hij in zijn studententijd al was. Eenzelfde inconsistentie valt de lezer op in de figuur van Nettie. Snellens vrouw is bij Marsman een blonde, aantrekkelijke vrouw, die sportief op haar omgeving reageert. Onder invloed van Wevers wordt diezelfde | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 68]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vrouw teruggetrokken, nerveus, geïrriteerd en gesloten. Van Millingen beschrijft haar als een speelse, lichtzinnige vrouw, die haar ontrouw tegenover haar man afdoet met de opmerking dat het een lichtzinnig grapje van haar was. Ook laat zij zich tegen de wil van Snellen in gebruiken als ‘geest’ om de wraak van Van Millingen te vervolmaken. Diezelfde vrouw is degene die de metamorfose van Wevers ondergaat. In Barcelona ontpopt deze broederlijke vriend zich tot een ruw en gevoelloos man, wanneer Nettie weigert met hem samen te leven. Vanaf dat moment gaat Nettie haar eigen man opnieuw waarderen. In een brief smeekt zij Snellen bij hem terug te mogen komen. Tekent Van Millingen Nettie af als een hooghartige, lichtzinnige vrouw, Snellen beschrijft haar als uiterst schuldbewust en nederig. Twee maanden later heeft Nettie nog last van het Wevers-avontuur. Zij verliest haar neerslachtigheid en nervositeit slechts heel langzaam tijdens een vakantie die zij en haar man nemen, eerst in Praag, daarna in het Franse stadje Chamonix. Als voorbeeld van Marsmans extraversie de prachtige landschapsbeschrijving op p. 109 van deze roman: ‘Langs de oevers zijn tuinen. In het groen der naranga-boomen fonkelen de vruchten; langs de tuinmuren rijst het haast zwarte groen der cypressen geweldig omhoog. Hier en daar staat een eenzame palm, trotsch en neerslachtig tegen de harde lucht’. Als voorbeeld van de introversie van Vestdijk de afrekening van Van Millingen met Wevers in diens oude studentenkamer in Delft, p. 256-257: ‘Wevers richtte zich half op en keek er naar, werktuigelijk, zijn gezicht zonder uitdrukking, nog heelemaal in die eigenaardige narcotische bevangenheid, die hem vroeger wel overviel na het opwekken van teleplastische verschijnselen. Terwijl de deur verder openging, gluurde ik nog even haastig naar het raam: de vrouwenkop was verdwenen’. In Gestalten tegenover mij spreekt Vestdijk over ‘een volstrekte gelijkwaardigheid tussen de beide partners’. Over de samenwerking zegt hij op p. 87: ‘Onze samenwerking, waarvan de briefwisseling achterin de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 69]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
herdruk een vrij betrouwbaar beeld geeft, was buitengewoon plezierig en stimulerend.........’Ga naar eind16.) De roman bevestigt deze gelijkwaardigheid, zowel in de struktuur en de intrige als in de karaktertekening. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De samenwerking Jeanne van Schaik- Willing - Vestdijk.Deze samenwerking berustte op een misverstand. In het artikel ‘Simon Vestdijk in '45-'46’, dat na zijn overlijden in het Vestdijk-nummer van Maatstaf verscheen, vertelt Jeanne van Schaik-Willing hierover het volgende. In de winter van '45-'46 hield Vestdijk een lezing over zijn Pastorale 1943 voor ‘De Vrije Katheder’ in het Congresgebouw te Amsterdam. De organisatoren nodigden Vestdijk, Ans Koster en ook Jeanne van Schaik-Willing uit om na afloop van die lezing in sociëteit ‘De Koepel’ te dineren. Hier ontmoette Vestdijk Henriëtte van Eyk.Ga naar eind17.) In Dierbare Wereld van Henriëtte van Eyk lezen we meer bijzonderheden over deze eerste ontmoeting.Ga naar eind18.) Jeanne vertelt, dat zij twee dagen later een brief ontving van Vestdijk met het verzoek, of hij bij haar mocht komen wonen. Hij stuurde zijn typemachine maar vast vooruit. Deze laatste opmerking komt van Henriëtte. Op een avond, vervolgt Jeanne, vertrouwde Vestdijk haar toe, dat hij wel weer eens een boek met een ander, zoals indertijd met Marsman, zou willen schrijven. Op dat moment begon het misverstand. Jeanne dacht, dat Vestdijk die roman met haar wilde schrijven. Zij reageerde door Vestdijk op een bericht te wijzen, waarin een ongeluk in de F.I.A.-fabriek beschreven stond van een zekere E. (een gemeenschappelijke kennis van Vestdijk en haar), die een arbeider probeerde te redden. Volgens haar zou dat bericht heel goed een uitgangspunt voor de roman kunnen zijn. Met haar egocentrische voortvarendheid, zo beschrijft zij dit zelf, begon zij vol enthousiasme aan de uitwerking en tevens het begin van de roman. Nog steeds vermoedde zij in het geheel niet, dat Vestdijk die roman met Henriëtte van Eyk wilde schrijven. Vestdijk was n.1. verliefd op deze vrouw geworden. Toen het misverstand ontdekt werd, was Jeanne al een eind op weg in haar roman. Het werk ontwikkelde zich toen tot een soort schaakspel voor schrijvers. Aanvankelijk had Vestdijk weinig zin om mee te doen, maar hij vond een oplossing die beide dames tevreden stelde. De brieven aan Line las hij namelijk geregeld voor aan...... Henriëtte van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 70]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Eyk.Ga naar eind17.) Mieke Vestdijk schreef me in een brief, gedateerd 14-9-1978, over dit onderwerp: ‘Simon had trouwens kennelijk niet Jeanne Van Schaik in het hoofd toen hij zijn brieven aan “Line” stuurde, maar Henriëtte van Eyk’. Dit misverstand is duidelijk aanwijsbaar in de roman.
In De Overnachting botsen cynisme en idealisme opnieuw. Het wereldwijze cynisme van de schrijver Breevoort tekent Vestdijk; het naïeve idealisme krijgt gestalte in de figuren Line en Van Rheenen, die beiden door Jeanne van Schaik-Willing geschreven zijn. Vestdijk is de winnaar van dit schaakspel. Line verlaat haar man en trouwt met Breevoort (Vestdijk). Het opvallende in de roman is het slot. Na twee jaar huwelijk geeft alleen Breevoort (Vestdijk) commentaar op dit huwelijk, Line zwijgt (Jeanne van Schaik-Willing). Dat de samenwerking gebrekkig verliep, blijkt niet alleen uit de struktuur van de roman, maar nog meer uit de inconsistentie van de figuur Marcel Tuyl, die enerzijds Line's echtgenoot, anderzijds een bekend uitgever is, die o.a. Breevoorts werk publiceert. In het begin van de roman tekent Jeanne deze Marcel als een wat kwijnende, weinig maatschappelijk ingestelde man, wel een gentleman. In de handen van Vestdijk verwordt deze Marcel steeds meer tot een decadente negativist. Jeanne, die deze karakterwijziging nog aan de lezer probeert te verduidelijken, schrijft deze verandering toe aan een proces van verfijning. Een prachtige verklaring, die ronduit belachelijk wordt, als kort daarop diezelfde Marcel zijn vrouw aan Breevoort aanbiedt, aangezien hij zelf geen prijs meer stelt op zijn eigen vrouw. Zo'n aanbod is allerminst verfijnd, veeleer grof te noemen. Als laatste argument voor een geringe mate van samenwerking kan het tegenspel genoemd worden. De auteurs geven in hun brieven niet elkaar tegenspel, maar zichzelf. Breevoort wordt door Vestdijk zelf bestreden in de figuur van Piet Elfink. Deze vroegere klasgenoot schrijft Breevoort, dat hij met al zijn brieven | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 71]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Line nooit zal veroveren. De psycholoog Dolf Kinsberg meent, dat Breevoorts literaire beschouwingen over Line's gemoed onwetenschappelijk gezwam zijn. Vestdijk hanteert hier de zelfspot als stijlmiddel. Jeanne van Schaik-Willing krijgt in het tweede deel van de roman wel tegenspel van Vestdijk, maar dit tegenspel houdt in, dat haar hoofdpersonen zo ingrijpend vervormd worden, dat zij als schrijfster het loodje legt. In het eerste deel van de roman krijgt Line tegenspel van haar broer Dick, en van haar man Marcel, die allebei proberen richting te geven aan Line's leven. Minder dan Vestdijk hanteert Jeanne de zelfspot. Zij maakt gebruik van verstandelijke argumentatie, waardoor haar aandeel minder intellectualistisch overkomt. In haar slechtste delen schrijft zij buitengewoon sentimenteel. Als voorbeeld p. 92: ‘Dit was geen onraad maar een egeltje midden op den weg en het gekke was, dat dit egeltje huilde, het huilde met tranen, die uit zijn oogjes drupten, wat op zichzelf zonderling is en heel vreemd was het, dat Justus dat in een oogopslag had gezien’. Als voorbeeld van het cynisme van Vestdijk een fragment uit de brief die Breevoort aan Line schrijft, n.b. over haar eigen man, p. 255: ‘Jij bent als Sneeuwwitje, leeggebloed van al je normale vrouwelijkheid, belaagd door een dwerg die je uit de slaap houdt, in plaats van over je slaap te waken gelijk zijn zeven voorgangers, - een boosaardige dwerg, die je lichaam betast en je op zijn stinkende adem toverformules toeblaast’. Dat Line tenslotte, met haar karakter en haar idealisme, trouwt met een man, die het feilen van haar eerste echtgenoot d.m.v. chantage weet aan te tonen, is voor de gevormde lezer een niet te verteren brok ‘schrijversrealisme’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De samenwerking Henriëtte van Eyk - Vestdijk.In Dierbare Wereld schrijft Henriëtte van Eyk, dat het voorstel om samen een boek te schrijven van Vestdijk kwam. ‘Hij was een en al enthousiasme en had al een opzet gemaakt. Het verhaal zou spelen in het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 72]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Rijksmuseum, 's nachts’. Om de sfeer van het gebouw nachtelijk te pakken te krijgen, mochten de auteurs met de heer Van Schendel, die destijds direkteur was, een avond met een lantaarn door het museum dwalen. Vooral de kleuren van De Nachtwacht waren betoverend en Elisabeth Bas keek ‘of ze nauwelijks haar lachen kon inhouden’.Ga naar eind18.) In hun kindertijd had het museum voor elk der auteurs een zekere rol gespeeld. Voor Vestdijk waren het vooral een paar schilderijen geweest, o.a. Sint Sebastiaan en een schuttersstuk met een jongetje ‘dat ogen had die je door de hele zaal nakeken’. Voor Henriëtte lagen de herinneringen enigszins anders, p. 245: ‘Als klein meisje woonde ik namelijk vlak bij het museum, dat me op een onweerstaanbare wijze aantrok. Ik sloop er dikwijls binnen. Maar een kind tussen de kunstschatten is niet vertrouwd en dus werd ik maar al te vaak nagezeten door suppoosten’. In het museum, die avond, waren grote, lage zolders. Vestdijk stootte daar op een gemene manier zijn hoofd aan de z.g. ‘olifantsruggen’ (boogvormige gewelven in het Rijksmuseum). Maar hij moest er om lachen. Op p. 246 schrijft Henriëtte: ‘alles samen hebben we veel plezier gehad bij het schrijven van het boek’. Dit boek was Avontuur met Titia. Dit plezier, dat de auteurs samen al schrijvend gehad hebben, voelt de lezer van het werk. De jeugdherinneringen van de auteurs zijn erin verwerkt: de genoemde schilderijen, de achtervolging door suppoosten, de ‘olifantsruggen’. Dit alles is terug te vinden in de roman. Vestdijk speelt hier een weinig cynische rol. Maarten Smallandt (Vestdijk) is een auteur van middelbare leeftijd, die verliefd wordt op Titia Breulese (Henriëtte van Eyk). Tegenover het wat bezonken, deftige taalgebruik van Vestdijk schittert het luchtige, ironische taalgebruik van Henriëtte. Op het eind lopen, nee huppelen Smallandt en Titia, volgens Titia's vriend althans, gearmd langs de grachten van Amsterdam. Dit beeld kan ook gebruikt worden voor hun taalgebruik, dat prachtig harmonieert. Als voorbeeld van het ironische taalgebruik van de schrijfster een passage uit haar brief aan Smallandt, p. 45: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 73]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Lieve Opa, Als voorbeeld van de meer plechtstatige toon van Vestdijks brieven p. 87: ‘Lieve vriendin Breulese, moedige tochtgenote, duid het Smallandt de Jonge niet euvel, dat hij zijn tweede nacht verdeed aan bespiegelingen, waarop hijzelf later met een glimlach zal terugzien’. Het enige zwakke punt in de samenwerking tussen de auteurs ligt in de inconsistentie van enkele bijfiguren: Onnen, de direkteur van het museum, en juffrouw Maria, de huishoudster van die Onnen. In het begin beschrijft Vestdijk deze man als een knap vakman, een man gemoedelijk in de omgang, die zijn toestemming verleent aan het verzoek van Smallandt het museum 's nachts te bezoeken om een roman met Titia Breulese te kunnen schrijven. De man ontvangt Smallandt hoffelijk, maar blijft wat onpersoonlijk. Onnen ontvangt Smallandt in een rommelig werkhok vol paperassen. Henriëtte neemt wel de uiterlijke beschrijving van Vestdijks Onnen over, maar zij wordt ontvangen in een soort van salon, vol schemerlampen en groenfluwelen gordijnen. Een man die zijn gesprek met haar doorspekt met complimentjes en kinderachtige grapjes. Aan het slot van het verhaal is deze Onnen een enigszins decadente vrouwenverleider, terwijl hij bij Vestdijk een man geworden is, die karakterloos zwijgt, als Smallandt hem beschuldigt van onvoorzichtig handelen. Bij Vestdijk is Onnen een nerveuze, weinig standvastige man, die als de dood is om zijn eigen mening te geven. Bij beide auteurs blijft Onnen wel een kundig vakman, maar verder spraken zij elkaar nogal tegen. Maria, de huishoudster, is bij Henriëtte een warmvoelende, lieve vrouw, die Titia haar schoenen laat drogen in haar verwarmde keuken. Bij Vestdijk is deze Maria een griezelige vrouw, een verfoeilijke malloot, een afzichtelijke huichelaarster, die aan Titia alleen maar leugens en verzinsels vertelt, waar het Smallandts eigen persoon betreft. Deze tegenstrijdigheid, die de consistentie van twee minder belangrijke figuren uit de roman aantast, is dan ook het enige mankement dat ik in de samenwerking van deze twee auteurs heb kunnen vinden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 74]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
SlotbeschouwingAls afronding van dit onderzoek naar de drie romans in brieven, waaraan S. Vestdijk heeft samengewerkt, zou ik enkele criteria willen voorstellen om het genre roman in brieven duidelijker te markeren van andere literaire genres:
Aan de hand van deze door mij voorgestelde criteria zou ik de volgende hypothese willen stellen. Zodra er sprake is van materiële epistolariteit zou ik het werk willen rekenen tot het genre roman in brieven. De andere criteria zou ik willen gebruiken om tot een uitspraak te komen, of het een roman in brieven betreft, waarin de samenwerking der verschillende auteurs binnen het genre al dan niet geslaagd te noemen is. Bekijken we | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 75]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het onderstaande schema, dan staat: + voor de aanwezigheid van het in het criterium gestelde - voor de afwezigheid van het in het criterium gestelde ± voor een moeilijk uit te maken indeling; het valt niet te zeggen, of het in het criterium gestelde al dan niet aanwezig is.
Het schema:
Op grond van dit schema zou ik willen concluderen, dat de drie door mij onderzochte werken inderdaad alle drie romans in brieven zijn, maar dat Heden ik, morgen gij en Avontuur met Titia als genre beter geslaagd zijn dan De Overnachting, omdat de samenwerking tussen de auteurs beter verlopen is. Het gebruik van andersoortige schrijftechnieken zie ik daarbij als een zwaktebod, een zwaktebod van de samenwerkende auteurs, maar dat zal niet iedere lezer met mij eens zijn. |
|