Vestdijkkroniek. Jaargang 1981
(1981)– [tijdschrift] Vestdijkkroniek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 43]
| |||||||||||||||||||
Clasien Rienstra | Drie romans in brieven, waaraan S. Vestdijk heeft meegewerkt.InleidingWij mensen uit de twintigste eeuw grijpen de telefoon of springen in onze auto's, als er snel een bericht doorgegeven moet worden. Desnoods zenden we een telegram. Een brief schrijven is wel het laatste hulpmiddel waar we aan denken; dat gaat te langzaam. Bovendien vraagt een goed geschreven brief een zekere toewijding van de schrijver, wil deze zich tenminste uitdrukken in duidelijke, helder geformuleerde zinnen. In de meeste artikelen die ik gelezen heb over de roman in brieven, worden de toekomstmogelijkheden van dit literaire genre, dat zich uit de gewone correspondentie ontwikkeld heeft, niet hoog aangeslagen. In elk geval is er nu op dit moment geen sprake van, dat dit literaire genre zo'n dominante positie zal innemen als eens, in de achttiende eeuw. Je zou kunnen zeggen, dat de roman in brieven een ‘Unterstrom’-verschijnsel is geworden. Moderne literatoren, zoals Hella Haasse en Van het Reve, hebben zich aan het epistolaire genre gewaagd, evenals Vestdijk. In 1936 publiceerde Vestdijk met Marsman Heden ik, morgen gij, in 1947 schreef hij met Jeanne van Schaik-Willing De Overnachting, en twee jaar later volgde Avontuur met Titia. Dit laatste werk ontstond in samenwerking met Henriëtte van Eyk. | |||||||||||||||||||
De geschiedenis van de brief en de roman in brieven, in vogelvlucht.Buitengewoon oud zijn de Babylonisch-Assyrische briefverzamelingen in spijkerschrift en de Egyptische op papyri. De Grieken noemden de brief wel ‘een gehalveerd gesprek’, een aardige benaming, want een brief veronderstelt de aanwezigheid van de gesprekspartner zonder dat deze er feitelijk, op het moment van het ontstaan des briefs, is. Vanaf de vierde eeuw voor Christus is er sprake van een omvangrijke briefliteratuur. De brieven van Cicero zijn volgens de Moderne Encyclopedie der Wereldliteratuur wel de belangrijkste. In de Oudheid kende men de brief al als literair genre, namelijk als een geschikte vorm voor essays en verhandelingen, al valt het onderscheid tussen de brief als persoonlijk | |||||||||||||||||||
[pagina 44]
| |||||||||||||||||||
document en als literaire vorm moeilijk te maken. Het jonge Christendom hanteerde de brief als middel tot vermaning en onderwijzing der gemeente. Als zodanig funktioneren de Brieven van Paulus in het Nieuwe Testament en die van de kerkvaders. De rol die de kloosters en de hoven in het culturele leven der Middeleeuwen hebben gespeeld, is alom bekend. Het zijn de plaatsen bij uitstek van waaruit brieven verzonden en waarheen de antwoorden gestuurd worden. Men weet algemeen wel van Abaelardus en Héloise, de brieven der mystici etc. De humanisten, o.a. Erasmus, schreven hun brieven uitsluitend in het Latijn. Enkele mystici daarentegen hanteerden reeds in de Middeleeuwen hun moedertaal als middel om hun gevoelens te beschrijven. Geraffineerd is de briefcultuur in de Renaissance en de Barok. De correspondentie van Mme de Sévigné kan hier als voorbeeld gelden. Beroemd zijn de minnebrieven van de Portugese non Mariana Alcoforado aan een Franse graaf (1669), die in ons land door Van Schendel vertaald zijn. Ook de naam van P.C. Hooft kan genoemd worden. Brieven, waar de geleerden zich nog steeds in verdiepen.Ga naar eindnoot1.) De Romantiek die een heftig gevoelsleven voorstond, nam haar kans waar. Hartelijke, innige, verliefde, verbitterde en andere gevoelens werden vlijtig aan het briefpapier toevertrouwd. En dan... onze zakelijke, technische eeuw als een schrille tegenstelling. De vlucht is voltooid. We zijn weer aan het begin van de inleiding. Wat valt er nu over de roman in brieven te zeggen? Er kan gewezen worden op een verwantschap met de roman in de ikvorm. Daarnaast is de roman in brieven, naar de vorm, een eindprodukt van de literaire briefcultuur der achttiende eeuw. In Theorie der Literatuur, geschreven door René Wellek en Austin Warren, vinden we in dit verband de opvatting, dat ‘de literatuur zich voortdurend door “rebarbarisatie” moet vernieuwen.’ De auteurs verklaren het ontstaan van de roman in brieven uit brieven en zien daarin een bevestiging van de theorie van André Jolles (Einfache Formen, Halle, 1930) ‘that complex literary forms develop out of simpler units.’Ga naar eindnoot7.) | |||||||||||||||||||
Een nieuw literair genre.Een nieuw literair genre was ontstaan. Als we nu enkele definities onder | |||||||||||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||||||||||
elkaar zetten, die van dit genre gegeven zijn in de door mij geraadpleegde literatuur, dan valt een zekere vaagheid op, waarmee dit genre aangeduid wordt.
Dr. W. van den Berg: ‘Een epistolaire roman is een roman, die de illusie wekt uit één of meer brieven te zijn opgebouwd.’Ga naar eindnoot2.) De Moderne Encyclopedie der Wereldliteratuur: ‘De roman in briefvorm is een verhaal, bestaande uitsluitend of bijna uitsluitend uit een reeks verzonnen brieven, soms uitgaande van één persoon, soms gecombineerd met de correspondentie van meerdere personen.’Ga naar eindnoot1.) Lodewick geeft niet zozeer een definitie van de briefwisselingsroman, maar illustreert zijn visie aan de hand van Sara Burgerhart: ‘In Sara Burgerhart heeft het genre zich zodanig ontwikkeld, dat bijna alle optredende romanfiguren als correspondent fungeren, en juist uit deze zeer afwisselende, goed gerangschikte brieven ontwikkelt zich prachtig de intrige.’Ga naar eindnoot5.)
Dr. Elrud Kunne-Ibsch stelt de roman in brieven tegenover de ‘auktoriële roman’; zij schrijft: ‘Als wij de tegenstelling “mouvements du coeur” en “mouvements de scènes”, zoals Jouy deze formuleert, accepteren als een tegenstelling tussen de achttiende en de negentiende eeuw, dan beantwoorden aan deze tegenstelling de romanstrukturen: roman in brieven en “auktoriële roman”, d.w.z. de roman waarin de verteller de constellaties bepaalt.’Ga naar eindnoot4.) Voor de term ‘auktoriële roman’ verwijs ik naar F.G. Stanzel, Typische Formen des Romans, Göttingen, 1970. Buijnsters snijdt als moeilijkheid de eenheid van de briefroman aan. De correspondenten weten niets over de afloop van hun verhaal, ‘writing to the moment’ impliceert bijna heterogeniteit. Goethe wist dit probleem op te lossen door een subtiel spel van verwijzingen naar de finale in zijn Werther, maar in dit werk zijn alle brieven van één hand en steeds gericht aan dezelfde adressant, hetgeen op zichzelf al de eenheid bevordert.Ga naar eindnoot3.) Vestdijk schrijft in zijn brief aan Marsman, geschreven in Den Haag op 18 februari 1934, dat het voordeel van brieven tegenover romans gelegen is in de ongedwongenheid, het niet gefixeerd zijn van een schema: | |||||||||||||||||||
[pagina 46]
| |||||||||||||||||||
‘De briefvorm stelt in staat om uit te rusten van de intrige als vooropgezette dwang. Wanneer de intrige zich secundair, uit de vrije gedachtenwisseling ontwikkelt, des te beter. Anders maar zonder intrige!’Ga naar eindnoot6.) Als point de répère komt uit al deze definities naar voren: de zich geleidelijk vormende intrige. Dat geldt dan vooral voor een roman, geschreven door meer dan een auteur. Een intrige die de correspondenten, al brievenschrijvende, vormen en waarvan de afloop niet bij voorbaat bekend is. Alleen Vestdijk meent, dat een intrige ook achterwege mag blijven, als dit zich zou voordoen in een vrije gedachtenwisseling. In Sachwörterbuch der Literatur (Stuttgart, 1961) noemt Gero von Wilpert twee punten op die de roman in brieven als genre in een bevoorrechte positie plaatsen. De briefvorm suggereert de lezer een grote mate van vertrouwdheid met de beschreven karakters der hoofdpersonen. Hun intieme nabijheid wordt als het ware opgeroepen. Daarnaast meent hij, dat de uiterlijke handelingen vereenvoudigd dienen te worden om die karaktertekening des te beter tot haar recht te doen komen.Ga naar eindnoot8.) Het is zeer de vraag, of deze door Von Wilpert genoemde punten wel essentieel zijn voor het genre. Diezelfde punten gelden immers ook voor de goed geschreven psychologische roman. Bovendien vallen er andere trekken te signaleren, zoals een zich vrij ontwikkelende intrige, een chronologische voortschrijding van de intrige in de tijd. Als gevaren die het genre bedreigen, worden veelal genoemd: een grote kans op onnatuurlijkheid, - het grijpen naar de pen is vaak een minder voor de hand liggende reaktie in een gegeven situatie -; daarnaast kan het vlotte verloop van de handelingen vertraagd worden door het gescheiden zijn van de correspondenten. Teveel correspondenten bevorderen een ondoorzichtige compositie van het gehele werk, terwijl tenslotte minder bewuste gedachtenstromen, zoals de vrije associatie en de monologue intérieur nu weer niet passen in het bij uitstek verstandelijke procédé dat briefschrijven is. Wolff en Deken geven dikwijls hele stukken dialoog in hun brieven. Het is verder de vraag, of deze dialogen in het genre thuishoren. De definitie van de roman in brieven behoeft m.i. een zekere beperking. | |||||||||||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||||||||||
Een onderzoek.Als uitgangspunt voor het onderzoek dienen de drie romans in brieven, waaraan S. Vestdijk heeft meegewerkt. Dit zijn resp. Heden ik, morgen gij, De Overnachting, en Avontuur met Titia. Het onderzoek zelf omvat de volgende aspecten:
| |||||||||||||||||||
De struktuur van Heden ik, morgen gij.Ga naar eindnoot9.)In de uitgave van Van Oorschot wordt op de titelpagina melding gemaakt van de briefwisseling tussen Marsman en Vestdijk bij de totstandkoming van deze roman. Deze briefwisseling is in de uitgave opgenomen (p. 273-345). Het genre is een roman volgens de auteurs en/of uitgever. De afspraak tussen de auteurs was eenmaal per maand een brief te schrijven van 5-10-15 pagina's. Althans Vestdijk staat deze werkwijze voor in zijn brief aan Marsman, gedateerd 18-2-1934. De roman neemt 272 pagina's in beslag en bestaat uit 19 brieven, waarvan alleen de eerste vier en de veertiende brief onder de acht pagina's blijven. Zeven brieven tellen meer dan twintig pagina's. Van die negentien brieven zijn er negen door Vestdijk geschreven en tien door Marsman. De roman bestaat als enige van de drie door mij besproken werken uit niets anders dan brieven. Er zijn geen telegrammen, huwelijksaankondigingen of dagboekfragmenten doorheen gevlochten. Op de tweede brief na zijn alle overige brieven voorzien van een datum en een plaatsnaam in het opschrift. De twee hoofdpersonen betitelen elkaar eindeloos met ‘beste’ + familienaam, slechts eenmaal wordt ‘Mijn Waarde’ gebruikt als aanhef. Aan het eind van vier brieven worden postscripti toegevoegd, n.l. op p. 17, 36, 98 en 162. De brieven zijn vrij traditioneel van opzet en vallen alleen door hun uitzonderlijke lengte van echte brieven te onderscheiden. Vestdijk, in de figuur van Van Millingen, | |||||||||||||||||||
[pagina 48]
| |||||||||||||||||||
schrijft al zijn brieven vanuit Nederland. Zeven brieven verzendt hij uit Kinderdijk (Z.H.) en twee uit Den Haag. Marsman, in de figuur van Snellen, reist als een dolleman door Spanje heen. Alcalá de Guadairo, Tetuan, Sevilla, Almonte, Cordoba, Toledo en Barcelona en de laatste twee brieven verzendt Marsman uit Parijs en Praag. De roman bestrijkt een periode van een half jaar, van 16 maart 1934 tot 14 september 1934. De reeks van brieven met betrekking tot het ontstaan van deze roman loopt van 12 februari 1934 tot 14 oktober 1935. De auteurs zijn dus in werkelijkheid langer bezig geweest met het schrijven van deze roman dan de roman zelf doet vermoeden. Beurtelings nemen de auteurs een brief van de roman voor hun rekening. Aan deze regelmaat wordt niet getornd. Brieven worden steeds verstuurd, nooit onderschept of vervalst, nooit door verkeerde ogen gelezen, en ze worden zonder onderscheid beantwoord, al verloopt er soms minder, soms meer tijd, voordat tot beantwoording wordt overgegaan. In Gestalten tegenover mij (Den Haag, 1961) vertelt Vestdijk wie uiteindelijk de titel voor deze roman bedacht. Het was Nijhoff. De auteurs zelf dachten aan Kruis of Munt en later aan Jaap Wevers in duplo, maar Nijhoff wist iets beters: Hodie mihi cras tibi oftewel Heden ik, morgen gij.Ga naar eindnoot10.) | |||||||||||||||||||
De struktuur van De Overnachting.Ga naar eindnoot11.)De brieven in dit werk zijn gedagtekend. De illusie van de briefvorm is zo goed mogelijk nagestreefd: plaats van verzending, datum, opschrift. Op het eerste gezicht lijken alle uiterlijkheden van de briefvorm aanwezig die ons het recht geven om dit werk een roman in brieven te noemen. Toch doen de auteurs dit niet. Op de titelpagina wordt het werk een roman genoemd. Als wij de struktuur bekijken dan blijkt deze opgebouwd te zijn uit zeer heterogene bestanddelen;
| |||||||||||||||||||
[pagina 49]
| |||||||||||||||||||
Wat de tijd betreft, bestrijkt de roman een periode van dertien jaar. Deze jaren zijn in het begin en aan het eind van de roman aangeduid, terwijl het jaar waarin de intrige zich voornamelijk afwikkelt, 232 bladzijden in beslag neemt. In totaal telt de roman 296 bladzijden. Deze dertien jaren vallen uiteen in drie fasen:
De brieven worden verstuurd vanuit diverse plaatsen, waarvan de plaatsen Amsterdam-Londen en Amsterdam-Parijs het meest op de voorgrond treden. Daarnaast komen Schiermutz, Brugge, Utrecht, Wassenaar, Leuvenum en Bussum voor. De brieven wisselen sterk in lengte, zonder dat dit te verklaren valt. Misschien was er weinig overleg tussen de beide auteurs. Andere faktoren wijzen ook in die richting. Drie lange brieven zijn door Vestdijk geschreven:
Jeanne van Schaik-Willing laat zich in dit opzicht ook niet onbetuigd. Een dagboekfragment van maar liefst 25 pagina's en een brief, nr. 29 op p. 179-189, van 11 pagina's. De werkverdeling tussen de beide auteurs is eigenaardig. Jeanne van Schaik-Willing heeft het eerste deel van de roman vrijwel alleen geschreven. Van de eerste 116 pagina's zijn er slechts 14 van de hand van Vestdijk. Na het dagboekfragment wordt deze auteur opeens veel aktiever:
In de laatste fase van de roman is Vestdijk alleen aan het woord. Jeanne van Schaik-Willing draagt daar niets aan bij. De rolverdeling van Jeanne van Schaik-Willing en S. Vestdijk is niet traditioneel gebonden. Beide auteurs verzinnen brieven, die door mannen en vrouwen geschreven zijn van uiteenlopende leeftijd. Het aantal correspondenten is groot. Jeanne van Schaik-Willing schreef de brieven van Line Brose, Mr. Dick Brose, Vestdijk schreef die van Justus Bree- | |||||||||||||||||||
[pagina 50]
| |||||||||||||||||||
voort, Catharina Teeuwen, Piet Elfing en Dolf Kinsberg, evenals de aantekeningen van Justus Breevoort. Tenslotte lijkt de titel van de roman me door Jeanne van Schaik-Willing verzonnen. De titel verwijst naar een overnachting die in het dagboek beschreven is; de gevolgen van die overnachting worden uitgewerkt in de erop volgende brieven (p. 117-296). Al met al een uiterst complexe maar wel interessante struktuur. | |||||||||||||||||||
De struktuur van Avontuur met Titia.Ga naar eindnoot12.)Bladeren we dit werk door dan merken we op, dat het werk uit brieven bestaat met een aanhef maar zonder dagtekening. Ook ontbreekt de plaats van verzending. Achter in het werk staat gedrukt: ‘De dagtekening der brieven is weggelaten aangezien de auteurs in de war raakten en tot onderling ongenoegen kwamen. Zelfs over het jaar werden zij het niet eens, al stond voor hen vast, dat het tussen de beide wereldoorlogen moet worden gezocht.’ Uit dit grapje van de auteurs blijkt, dat zij zich niet star aan de voorschriften van een echte briefindeling hebben willen houden. Opvallend in dit opzicht is de afwezigheid van een verhelderende verklaring t.a.v. het door hun geschreven genre op de titelpagina. Zij laten de naam van het genre in het midden. Een voordeel van deze ongedateerdheid is het vloeiende voortglijden van de ene brief in de andere. Het tijdelement vormt geen hinderlijk oponthoud bij het doorstromen van de intrige. Wanneer de auteurs teruggaan in de tijd dan moet dat in de brieven zelf expliciet gesteld worden. Dat gebeurt b.v. wanneer de auteurs hun jeugdherinneringen opschrijven. Over de titel kan opgemerkt worden, dat het (Maarten Smallandts) avontuur met Titia (Breulese) is. Smallandt is ook de schrijver van de eerste brief, die van de hand van Vestdijk komt. De rolverdeling is hier traditioneel, in de zin dat het initiatief van de man uitgaat, waarbij Vestdijk de rol van de mannelijke briefschrijver op zich neemt, terwijl Henriëtte van Eyk de brieven van Titia Breulese voor haar rekening neemt. Het werk bestaat uit 32 brieven, die regelmatig afwisselen. Maarten schrijft Titia en Titia beantwoordt trouw de meeste brieven. Op p. 123-140 moet Smallandt tweemaal aan Titia schrijven alvorens haar antwoord te krijgen (brief 17 en 18). Die regelmatigheid wordt tegen het eind nog | |||||||||||||||||||
[pagina 51]
| |||||||||||||||||||
eens doorbroken, als Titia een brief aan zichzelf schrijft. Ze verkeert in gewetensnood: trouwen of niet trouwen. Deze reaktie op papier heeft iets gewilds. Een overweging op papier doet minder natuurlijk aan. De twee laatste brieven zijn geschreven door Antoine Verdongen en Paul Breulese, de broer van Titia die in Parijs zit op dat moment. Ook deze informatie verschaft de kop van de brief ons niet. Beide epistels zijn m.i. van de hand van Vestdijk, gezien de spottende en grove toon waarop over het komende huwelijk geschreven wordt: ‘Het is godgeklaagd, dat Titia zich zo belazeren laat...’ (p. 218). Henriëtte van Eyk zou zich anders uitdrukken. Als afsluiting van het werk fungeert een telegram, waarin Antoine meldt aan Paul, dat het huwelijk tussen Smallandt en Titia erdoor is. Titia zelf zwijgt in alle talen. De lengte van de brieven varieert sterk. De beginbrieven, met uitzondering van de vijfde, zijn kort (2-5 p.). De langere brieven zijn te vinden vanaf p. 67-168. Brieven van meer dan 10 pagina's zijn dan schering en inslag. De twee langste brieven, 17 en 18 pagina's, komen van de hand van Vestdijk, n.l. brief 11 (p. 50-66) en brief 20 (p. 151-168). Het hele werk telt 220 bladzijden. Tegen het einde worden de brieven buitengewoon kort. Brief 26, 27 en 28 nemen resp. 4, 3 en 1 regel(s) in beslag. Bij de bespreking van de intrige zullen we nagaan, of deze variatie in lengte funktioneel is.
(wordt vervolgd) |
|