17 oktober jl. antwoordde dat de opdracht in zijn exemplaar wél stond lijk mij al te curieus.
Het is mij niet bekend waarop Visser zijn overtuiging baseert, dat Heleen Burgers ‘ongetwijfeld model stond voor Stan Vastenou’. (blz. 69). Het komt mij zeer onwaarschijnlijk voor, aangezien mijn man mij indertijd vertelde, dat zij in geen enkele roman voorkwam. Dat zij daarentegen een bijzondere rol speelde in het leven van mijn man is zeker waar. Tot vlak voor het overlijden van mevrouw Burgers (eind 1965 of begin 1966) schreven zij elkaar, waarbij het veelal ging om astrologische vragen en adviezen.
Tot mijn verwondering vond ik in Visser's artikel een nieuw model voor Trix Cuperus. Jaren geleden, tijdens de opening van de Koperen-Tuintentoonstelling in Leeuwarden kwam er een grote rijzige dame met uitgestoken hand op mij toe en zei: ‘Mag ik mij even voorstellen, ik ben Trix Cuperus’, waarop ik alleen maar kon antwoorden: ‘wat merkwaardig, want dat heeft zelfs mijn man niet geweten’. Mijn man had mij nl. bij het voorlezen verteld dat deze Trix niet bestond, maar tijdens het schrijven zo levend geworden was, dat hij nog maanden na het beëindigen van de roman zeer verliefd was op deze romanfiguur. Ook het voorlezen van de roman in 1966 kostte hem bijzonder veel moeite, meer zelfs dan het voorlezen van ‘Terug tot Ina Damman’.
Uit Visser's artikel blijkt maar zeer ten dele hoeveel werk en tijd hij besteedt aan het naspeuren van modellen en personen die mogelijkerwijs een rol hebben gespeeld. Het is erg belangrijk dat hij dit doet, aangezien het veelal gaat om mensen die nu zeer bejaard zijn. Ik vind het daarbij spijtig dat ik door hem niet vantevoren in staat gesteld ben hem op de bovengenoemde onvolkomenheden in zijn artikel te wijzen. Ook zonder deze fouten blijft overigens het artikel een onzindelijk door elkaar halen van leven en werk. Dat is niet alleen onwetenschappelijk, maar ook kwetsend voor verscheidene betrokkenen.