Vestdijkkroniek. Jaargang 1981
(1981)– [tijdschrift] Vestdijkkroniek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 33]
| |
W.S. Huberts | Kind tussen twee ouders. Analyse van ‘Een huisbewaarder’Ga naar eindnoot1.)Inleiding‘Z.I. en Simon Vestdijk’ heette het programma dat door de VARA op 3 januari 1981 uitgezonden werd. Daarin kwam o.a. de leeskring te Amsterdam aan het woord, die een kwisje had georganiseerd om uit te zoeken welke de vijf beste, en welke de vijf slechtste boeken van Vestdijk zouden zijn. Het op één na slechtste boek was Een huisbewaarder, samen met Rumeiland en Schandaal der blauwbaarden. Verbazing en irritatie werden mijn deel, net zoals ik (lang geleden alweer) ondervond toen ik het stukje van Jan Beuze in de Vestdijkkroniek nr. 11, blz. 51 las, waarin deze zijn negatieve leeservaring openbaarde. Had ik me dan zó vergist?! Ik vind het namelijk een buitengewoon knap en vernuftig boek, met een machtig - ontroerend slot. De vraag hoe het komt dat één-en-hetzelfde boek zulke verschillende reacties kan oproepen, kan ik niet beantwoorden. Wèl zal ik trachten aan te geven dat Een huisbewaarder - minstens! - een nadere beschouwing verdient. | |
InhoudAad Oosthoek, 26 jaar oud en bijna afgestudeerd in de medicijnen wordt door een vriend van vroeger uitgenodigd diens huis te komen bewaken in de periode dat deze vriend op zakenvakantie is. Deze vriend, Louis Bijtel, is zakenman en ongeveer tien jaar ouder dan Aad. Tegelijkertijd met het huis, wat een vreemd huis is, want het bestaat uit twee aan elkaar gebouwde villa's met een verbindingsdeur, moet Aad de oppasser spelen voor Jikke, Louis' vrouw, en hun zoon, Derkje. De overige bewoners van het huis zijn Ellie, het dienstmeisje, de bastaardhond Joy en de gecastreede kater Thomas. Er zijn nog meer personen die een rol spelen in HB, namelijk de roddelaarster Zwaantje van Kwawegen, die een vriendin van Jikke is, majoor Bruinhorst, de man van wie Jikke paardrijlessen krijgt en met wie ze een verhouding heeft, Louis Koudijs, een vriend van Louis Bijtel en de niet zo erg trouwe vriendin van Koudijs, Jeanne de Lattre, een belgisch kunstenaresje, waar Aad een kortstondige verhou- | |
[pagina 34]
| |
ding mee heeft, voordat hij een langduriger verhouding aangaat met het dienstmeisje Ellie. Nadat alles en iedereen geïntroduceerd is, begint HB pas goed met hoofdstuk 6, waarin Louis wordt geweigerd door Jikke. Zij wil niet met hem slapen. Hierop begint Aad zijn verhouding met het dienstmeisje Ellie, omdat, zoals hij zelf zegt, ‘...hoe meer Ellie en ik onder dit dak de beest zullen spelen, hoe meer kans Louis heeft op een beetje levensgeluk’.Ga naar eindnoot2.) Nu, dit lukt hem niet al te best, want door de welhaast pathologische jaloezie van Louis er toe gedreven, begon Jikke haar verhouding met majoor Bruinhorst, welke verhouding op den duur door Louis ontdekt wordt, waarop hij zich van Jikke laat scheiden. Er volgt nog een gesprek tussen Aad en Louis en dan is de roman ten einde. | |
TitelDaar bij Vestdijk de titel, en, indien aanwezig, de ondertitel van een roman veel kunnen verklaren, is een nader onderzoek gewenst. Een huisbewaarder; waarom niet De huisbewaarder? Omdat er veel meer kunnen zijn; Aad Oosthoek is niet de enige ter wereld die (hoe kortstondig dan ook) dit beroep, wat voor hem misschien zelfs een roeping is, uitoefent en daardoor geeft het onbepaalde lidwoord het exemplarische van de roman aan. Op deze manier wordt de plot van de roman opgetild naar het niveau van het algemeen-menselijke. Verder is Aad Oosthoek, de 26-jarige medicus en dichter in spé en hoofdpersoon van HB niet slechts huisbewaarder in die zin dat hij op het huis past, een soort onbezoldigd dag- en nachtwaker dus, maar ook, en waarschijnlijk zelfs vooral, een huisbewaarder in die zin, dat hij het huis bewaart, vrijhoudt, beschermt tegen onheil. En in deze zin van het woord zou ik Louis en Jikke Bijtel met hun huis willen identificeren, want het is hùn huis dat Aad Oosthoek hèn wil beschermen en het is vandaar dat hij, wanneer hij hoort van de scheiding van Louis en Jikke, zegt: ‘Het enige belangrijke voor mij persoonlijk is dat dit, en dit alleen, mijn ware verdrijving is uit het huis van Louis Bijtel’.Ga naar eindnoot3.) Hij is niet in zijn taak geslaagd. | |
[pagina 35]
| |
AnalyseIDe huisbewaarder, Aad Oosthoek wordt door Louis Bijtel consequent Aadje genoemd, op één keer na, wat een helder licht werpt op de verhouding tussen de twee mannen: ‘Ik weet nu meteen, dat zijn “Aadje” altijd iets opzettelijk kleinerends heeft gehad’.Ga naar eindnoot4.) Louis behandelt Aad als het kind dat de laatste tegenover Louis ook wil zijn, net zoals Louis zijn zoon, die door iedereen Derkje genoemd wordt, Derk noemt. De verhouding tussen Aad en Louis heeft veel weg van een leerlingmeesterrelatie, zoals door Fens beschreven, maar lijkt hier meer op een zoon-vaderverhouding.Ga naar eindnoot5.) Aad Oosthoek, die èn krachtens zijn achternaam èn krachtens zijn beroep-roeping-relatie (onwillig medicus en twijfelend dichter), een aardige gelijkenis heeft met Vestdijk, vlak voor zijn schrijverscarrière, is duidelijk de hoofdpersoon in deze roman. Ik wil aantonen dat de relatie die deze Oosthoek heeft met Louis en Jikke Bijtel veel wegheeft van een kind-ouderrelatie, en dat Aad Oosthoek, door zich als kind op te stellen, het geluk verwerven wil voor Louis Bijtel. Ook wil ik aantonen dat er in dit opzicht verbindingslijnen te trekken zijn naar de relatie die Anton Wachter met zijn ouders heeft. Vestdijk heeft in deze roman opnieuw de problematiek beschreven van iemand die in een afhankelijkheidsrelatie tot een ander staat. Dit heeft hij in veel van zijn werken gedaan, zoals bijv. in Aktaion onder de sterren, in de Victor Slingelandtrilogie, de Anton Wachter-romans en in De bruine vriend, maar hier vertoont de situatie overeenkomsten met die van Anton Wachter waarvan de opvallendste wel is dat zowel Aad Oosthoek als Anton Wachter zich geplaatst zien tussen twee verschillende mensen, met wie ze slechts in vrede kunnen leven wanneer dit met allebei tegelijk gebeurt. | |
IIDe jeugdvriend, Louis Bijtel is een soort kruising tussen Jan Breedevoort, Murk Tuinstra en nog vele andere vrienden uit Anton Wachters jeugd, zelfs heeft hij nog iets weg van Hugo Verwey, de bruine vriend, wanneer hij terugkeert van een korte wintersportvakantie en bruin geworden is. Dit détail leidt ons naar de symboliek van de kleuren, een symboliek die veel verduidelijkt. (a) Daar is als eerste het feit dat telkens wanneer Oosthoek aan Derkje | |
[pagina 36]
| |
refereert, hij erbij vermeldt dat het ventje op de grond ligt te kleuren, (b) als tweede dat Oosthoek van zichzelf zegt dat kleuren heel belangrijk voor hem zijn, waarbij vooral de volgende zinsnede voor zichzelf spreekt: ‘..., zoals een kind in de moederbuik misschien zijn eerste kleuren ziet achter zijn gesloten oogleden’.Ga naar eindnoot6.) (c) De kleur van het lange haar, dat Louis droeg in zijn jeugd is zwart, samen met de tegenpool wit, één van de twee belangrijke kleuren in deze roman. (d) Joy, de bastaardhond van Louis, waarmee hij op een merkwaardige wijze verbonden is, is zwart, terwijl Thomas, de gecastreerde kater, die ongegeneerd ‘een sexueel spel’ met Joy speelt, wit is. (e) De ruiters in de duinen, waar Aad vanuit zijn kamer naar op zoek is wanneer Jikke paardrijles van majoor Bruinhorst heeft, worden altijd gevolgd door zwarte vogels. (f) Telkens wanneer Aad Louis probeert te herinneren aan de periode in diens leven vóór hij secretaris van een margarine-magnaat werd, namelijk toen Louis een kunstenaar met lang, zwart haar was en viool speelde, wordt Aad onthaald op wat hij zelf ‘een witte schrikblik’ noemt ‘een teken dat zijn (= Louis', WSH) wereldbeeld gevaar loopt’.Ga naar eindnoot7.) (g) Voor Aad zijn kleuren erg belangrijk, vooral de kleur wit, of misschien is wit volgens Aad wel geen echte kleur, want hij zegt het volgende van zichzelf: ‘... mij was het werkelijk alleen om wit te doen, want mijn enthousiasme voor de echte kleuren was al enige jaren van mij af gevallen’, wat hij ‘een ingrijpender blijk van volwassen worden’ noemt.Ga naar eindnoot8.) Hieruit blijkt wel duidelijk dat kleuren voor Aad een bepaalde mate van volwassenheid typeren; felle kleuren in de kindertijd (waaronder de Vestdijklezers de kleur koper zullen herkennen, niet voor niets ligt het kind Derkje ook altijd te kleuren) en wit in de volwassenheid. Als een soort vreemde overgang tussen alle overige kleuren en de kleur wit, ligt de kleur zwart, want in zijn jeugd reeds werd Aad door zwart gefascineerd: ‘... toen ik van al die kleuren, misschien het meest voor zwart gevoelig was geweest’.Ga naar eindnoot9.) (h) Jeanne de Lattre, een van de bijfiguren in HB, wordt op blz. 54 welhaast als terloops gekarakteriseerd: ’...een armzalig zwart figuurtje...’. Ook zegt Louis van haar dat ze met soda gewassen moet worden, want ‘Het moet aan de huid liggen, de huid uit zichzelf, niet door houtskool of zwart krijt’Ga naar eindnoot10.) Als laatste van haar nog dat ze zwarte ogen heeft. Misschien wordt deze zwart-wit symboliek het duidelijkst als volgt verklaard: zwart is de kleur van de kunstenaar, wit die van de burger. Jeanne de Lattre, kunstenares is zwart, Ellie, dienstmeisje, is het wit-bleke vis- | |
[pagina 37]
| |
meisje. De twee polen komen samen in Louis Bijtel: lang zwart haar als violist en ‘de witte schrikblik’ als men de zakenman Louis Bijtel wil laten terugdenken aan de violist; de kunstenaar die hij vroeger was. Dit verklaart ook de interesse van de burgerman Aad Oosthoek in Louis Bijtel. Want een burger is hij, deze Aad Oosthoek, ondanks zijn flirts met de poëzie en met Keats, want aan het eind van de roman zit hij weer middenin ‘de medicijnen’, en is de burger-kleur wit niet bij uitstek de kleur van de doktersjas en het ziekenhuisbed? | |
IIIEen ander symbool is het pissen in de wastafel, een geliefde bezigheid van Aad Oosthoek. In de kamer, waarin Aad slaapt, is geen nachtspiegel, en ondanks dat er op de gang een toilet is, pist Aad er vaak in de vaste wastafel, de resten van dit ritueel wegspoelend. Telkens wanneer Louis iets doet, waar Aad het niet mee eens is, of liever gezegd, wanneer Louis iets doet wat het huisbewaarderschap van Aad bedreigt en dus Aad niet in staat is zijn taak naar behoren te verrichten, pist Aad in de wasbak. Net zoals het wereldbeeld van Louis wankelt, wanneer Aad hem aan vroeger herinnert, wankelt het wereldbeeld van Aad, wanneer Louis zijn huwelijk met Jikke op de proef stelt. Hier vertoont Aad Oosthoek verrassend veel overeenkomst met het ventje Anton Wachter, dat immers ook zeer afhankelijk is van het welzijn van zijn ouders en zich voortdurend met hun problemen belast. Net zoals Anton Wachter niet (nooit!) kan kiezen tussen zijn zozeer verschillende ouders, kan Aad Oosthoek dit tussen Louis en Jikke. Hij kiest niet voor één van de twee, maar hij kiest voor beide, tegelijkertijd. Hij is een kind tussen twee ouders. Vergelijk in dit verband de relatie tussen Aad en Derk, zoals die op blz. 81 wordt gelegd, het zijn twee broers, figuurlijk gesproken, en daarom neemt Aad Derkje ook mee als hij Ellie, het vismeisje, zoals hij haar noemt, voor zich probeert te winnen.Ga naar eindnoot11.) Samen staan ze sterker. In dit verband is de relatie met het dienstmeisje (wie kent niet Vestdijks passie voor dienstbodes?) Ellie van dubbel belang, want wanneer Aad zich indenkt met haar te trouwen zegt hij het volgende: ‘Ik trouw vanuit (!, mijn uitroepteken-WSH) het huis van Louis, en in mijn trouwpak (gehuurd) water ik voor het laatst nog eens in de wastafel, en ik spoel door...’.Ga naar eindnoot12.) Bij zijn - denkbeeldige - huwelijk met Ellie verlaat Aad het huis van Louis en Jikke (zijn ouders, dus) en pist voor het laatst in de wastafel. Het zal dan | |
[pagina 38]
| |
ook echt de laatste keer zijn, want de zoon is volwassen geworden, wordt evt. zèlf vader, en is niet meer in staat op de ouders te passen. Het hoeft zelfs niet meer, want op het moment van het huwelijk van Aad, zijn Louis en Jikke bij elkaar en dus is Aads taak volbracht. (Daarom spoelt Aad ook door; het niet-doorspoelen is een symbool voor het falen van Aad; zie verderop.) Dit zou pas een waarachtig einde van Aads huisbewaarderschap betekenen en het is dan ook begrijpelijk dat Aad iets verder op dezelfde bladzijde ‘wat licht in het hoofd’ wordt, want wie zou dat niet worden, wanneer zijn levensideaal - al is het dan via een hersenspinsel - in zicht komt? Maar zover zal het niet komen. Want uit ‘... de leegheid van een onvoltooid gelaten taak ...’, zoals hij het zelf zegt, blijkt dat Aad zijn ideaal niet zal kunnen verwezenlijken. Na het volbrengen van ‘... een ceremoniële handeling al van maanden her ...’ spoelt Aad getrouw iedere keer de wastafel schoon. Niemand hoeft iets van die gewoonte af te weten, tenslotte. Behalve de laatste keer, want dan spoelt Aad niet door: ‘...die ik dit keer niet beëindig door de kraan open te zetten. Dat is dat. Door middel van mijn idealistische pis heb ik te kennen gegeven, dat niet alles in het leven mij bevalt, en dat niet alleen inbrekers de kamer bevuilen...’Ga naar eindnoot13.) Waarom spoelt hij juist nù niet door? Omdat hem duidelijk geworden is dat zijn taak ten einde is, hij is niet geslaagd als huisbewaarder. Hij heeft niet alleen Louis en Jikke niet bij elkaar kunnen laten blijven; Louis verdenkt Jikke er zelfs van dat zij hem heeft willen vergiftigen, of doet althans alsof, maar hij heeft ook Louis er niet van kunnen weerhouden de hond Joy voor de tweede maal te mishandelen. En daarom spoelt Aad niet door, uit pure recalcitrantie jegens Louis. De rest is snel verteld; Louis ontdekt het natuurlijk, en dit zal er zeker toe hebben bijgedragen dat Louis, in de meest vriendelijke bewoordingen overigens, Aad verzoekt te gaan. Het zal trouwens niet de echte verdrijving van Aad worden, die komt later. Door het gebruik van het woord ‘verdrijving’ geeft Vestdijk een licht religieus tintje aan het verblijf van Aad in het huis van Louis en Jikke, temeer daar Aad zelf spreekt van ‘...het paradijs op aarde...’.Ga naar eindnoot14.) De leermeester-vader zal de leerling-zoon verdrijven uit het paradijs omdat de laatste gefaald heeft in het volbrengen van zijn taak. | |
IVMaar de laatste ceremoniële handeling van Aad brengt ons via Louis naar | |
[pagina 39]
| |
Joy, de hond, en Thomas, de kater. Vooral de speciale relatie die Louis met Joy heeft, is de moeite van het onderzoeken waard, des te meer omdat de wonderschone laatste woorden die Louis en Aad wisselen betrekking hebben op de verhouding tussen Louis en de hond Joy. Joy wordt beschreven als ‘... een pikzwarte, nog jeugdige lobbes...’. De eerste overeenkomst met Louis valt onmiddellijk op: het adjectief zwart. De tweede overeenkomst is het bastaardachtige dat èn Louis èn Joy hebben. Van Joy is het duidelijk: ‘bastaardbouvier’ en het seksuele spel waarin Joy, als teef, de mannelijke rol vervult. Iets tweeslachtigs, tweezijdigs is haar niet vreemd. Bij Louis ligt het bastaardachtige niet zo duidelijk voor de hand als bij Joy, maar het is er wel degelijk. Allereerst de voornaamste tweezijdigheid in Louis' karakter: de kunstenaar versus de burger, waar het afgeknipte, zwarte, lange haar een symbool van is. Vandaar ook de woede en agressie die Joy bij Louis oproept, want Joy bezit het zwarte haar nog steeds! ‘Zijn (=Louis'-WSH) pesten - anders kan men het toch niet noemen - van de zwarte hond was een bevestiging van het afknippen van het zwarte haar, het eronder willen houden van dat verloochende verleden. Louis is Joy, hij is de beul èn het slachtoffer’.Ga naar eindnoot15.) De andere tweezijdigheid in Louis' karakter is het nèt niet volstrekt doorgevoerde gevoel voor symmetrie dat Louis bezit. Want dàt is hij: precies en symmetrisch. Op zijn bureau heeft alles een vaste plek; hij is ‘een correcte gek’ zegt Zwaantje van Kwawegen over hem. Maar dan, tijdens een wandeling, vlak voordat Louis hem zal vragen weg te gaan, ontdekt Aad dat de twee villa's niet symmetrisch zijn. En daarom ook: ‘Er is nog hoop voor Louis’. (Hier blijkt eens te meer dat binnen de symboliek van de roman het huis een symbool van Louis, en ook Jikke, is.) En omdat Louis beseft dat hij zowel uiterlijk als innerlijk net zo'n bastaard is als Joy, doet hij hem van de hand. Vandaar dat Aad, dit begrijpend, via Joy zijn oordeel over Louis geeft: ‘Een bastaard, hè’.Ga naar eindnoot16.) | |
VDe kortstondige verhouding die Aad heeft met Jeanne de Lattre is in zoverre van belang dat hij een (nog) helderder licht werpt op de relatie tussen Aad en Louis. De belangrijkste opmerking van Aad in dit kader is: ‘Een gladde borst is misschien datgene waar ik altijd naar verlangd heb. Ik zal wel niet akelig dromen vannacht’.Ga naar eindnoot17.) Natuurlijk, een gladde borst is een borst zonder zwart borsthaar en daarom zal Aad wel niet akelig | |
[pagina 40]
| |
dromen over watervallen van zwart haar, zoals hij al eerder deed, maar een gladde borst is ook een symbool voor dàt deel van Louis Bijtel waar Aad weinig mee uitstaande heeft gehad; namelijk dat deel dat overblijft als je de zwarte haren, het kunstenaarschap, aftrekt van de complete Louis Bijtel.Ga naar eindnoot18.) En juist dit deel van Louis Bijtel bevalt Aad allerminst. Daarom duurt de verhouding ook zo kort, Aad wist de uitslag eigenlijk al, voordat hij eraan begon, want nog eer de verhouding daadwerkelijk begonnen is, zegt Aad, denkend aan het dienstmeisje Ellie: ‘Ik moet niet vergeten, dat Jeanne binnenkort weer naar Brussel teruggaat’.Ga naar eindnoot19.) Aad wil geen Louis zonder haar; hij wil een Louis met lang, zwart haar. En hij wil déze Louis gelukkig maken, waar Ellie hem bij moet helpen. | |
ThemaLouis Bijtel is een mislukkeling. In plaats van banketbakker te worden wordt hij meester in de rechten, en in plaats van violist wordt hij directiesecretaris. Zijn eerste huwelijk loopt op de klippen en zijn tweede - maar dit weten wij nog niet als de roman begint - zal hetzelfde lot ondergaan. Hij is zeer exact, een Pietje Precies, maar nèt weer niet helemaal. Niets schijnt hem te willen lukken; het geluk te vinden is niet voor hem weggelegd. Aad Oosthoek, die in zijn jeugd zeer door Louis is beïnvloed - al weet de laatste dit niet eens - voelt als het ware de levensproblematiek van Louis aan. Hij kent deze problematiek niet precies, want daarvoor is hij te slecht op de hoogte, maar op een intuïtieve wijze voelt hij het aan. En het is ook daarom dat hij op het verzoek van Louis om huisbewaarder te worden, ingaat. Eenmaal in huis bij Louis en Jikke, wordt hem Louis' situatie duidelijker en neemt hij het besluit Louis te helpen. Hij doet als het ware iets terug voor het gevoel van bewondering dat Louis hem - ongeweten! - heeft gegeven, toen Aad nog jong was. De manier waarop hij Louis wil helpen is van dezelfde ambiguïteit als Louis zelf is; want eenmaal huisbewaarder geworden identificeert Aad zich met Louis.Ga naar eindnoot20.) Hij doet het niet rechtstreeks, maar via Ellie, het dienstmeisje. Via haar wil hij Louis met terugwerkende kracht een gelukkige jeugd bezorgen. Want het is immers de jeugd, die de mens maakt tot wat hij is. Hier lopen de levens van Aad en Louis parallel: beide hebben iets met elkaars jeugd te maken. Pas aan het eind van de roman wordt het Aad duidelijk waarom hij wel falen mòest in zijn zelfopgelegde opdracht: | |
[pagina 41]
| |
Louis is een bastaard, een ambigu mens die niet te helpen is, die niet geholpen kan worden.Ga naar eindnoot21.) In hun relatie ‘ontbreekt ieder spoor van wederkerigheid’, zegt Aad.Ga naar eindnoot22.) In dit licht bekeken wordt het ook duidelijk waarom Aad zich in de positie van kind manoevreert, hij wil kind aan huis worden, want dan pas kan hij iets bereiken. Louis beschouwt hem al als kind; hij noemt hem voortdurend Aadje, een licht-denigrerend diminutief. Dat Aad zelf probeert Jikke als moeder te zien blijkt uit het feit dat hij zich niet kan voorstellen een seksuele relatie met haar te hebben.Ga naar eindnoot23.) Deze tactiek schijnt Aad Oosthoek van Anton Wachter geleerd te hebben, want deze jongere pendant van Aad weet hoe het moet: al manoevrerend tussen de ouders kun je iets voor ze doen. Een soort afstandelijke identificatie dus, geen volledige identificatie, want Aad is niet in zijn taak geslaagd. Daarom dus, om zijn wankelmoedige houding tussen twee, hem zo dierbare, personen, is Aad Oosthoek een waar kind tussen twee ouders. | |
TenslotteEen huisbewaarder vind ik een van de betere romans van Vestdijk. Maar hoevelen vinden dit niet van willekeurig welke roman van Vestdijk? Ik ben mij er terdege van bewust dat deze analyse niet uitputtend is, bij lange na niet. Veel aspecten heb ik onbesproken gelaten, zoals de jaloezie van Louis Bijtel, de relatie Aad - Jikke en misschien heb ik zelfs wel te weinig aandacht geschonken aan de bijfiguren in HB, zoals majoor Bruinhorst, de ‘slappe’ Koudijs en Zwaantje van Kwawegen, maar ja, naar volledigheid streven was mijn doel ook niet. Het enige dat ik met deze analyse heb willen bereiken is allereerst de roman Een Huisbewaarder toegankelijker te maken, op de tweede plaats te tonen dat je je niet zo gemakkelijk er vanaf moet maken als Jan Beuze dit doet - per slot van rekening hoeft een slechte leeservaring niets uitstaande te hebben met een al-dan-niet slechte roman -, op de derde plaats te tonen dat bekende motieven, zoals het leermeester-leerlingmotief, het kunstenaarburgermotief, identificatie en de zoektocht naar geluk hier worden gebruikt om een bekend terrein nogmaals te ontginnen, en op de laatste plaats te tonen dat de emotionele gedrevenheid van Vestdijk niet ophield na 1956, wat nogal eens beweerd wordt. Dezelfde innerlijke noodzaak die Vestdijk tot het schrijven van Kind tussen Vier Vrouwen dreef, dreef hem tot het schrijven van Een Huisbewaarder. |
|