Vestdijkkroniek. Jaargang 1981
(1981)– [tijdschrift] Vestdijkkroniek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 29]
| |
R. Marres | Een hoofdstuk uit Anton Wachters leven: helpsters en troosteressenIn mijn boek over de Anton Wachter romans, dat in de Syntheseserie zal verschijnen, verdeel ik bij de bespreking van Antons uitgebreide liefdesleven de vrouwen met wie hij een relatie heeft in vier categorieën, volgens de functie die ze voor hem hebben. Er bestaan voor hem schikgodinnen, waartoe Ina Damman en de studente Anna Heldering behoren van wie hij platonisch houdt; vrouwen die hem sexueel van dienst zijn, voornamelijk dienstmeisjes en hospita's; objecten van angst en medelijden zoals Esther Ornstein en Tini Houtsma, met wie hij een tijd verloofd is; en tenslotte meisjes en vrouwen, die hem helpen zich door het leven te slaan. Het stuk over deze laatste categorie treft u hieronder aan. Het gaat zeker niet over de meest opzienbarende behoefte van Anton. Het soort liefde dat hij voor een onbereikbaar meisje als Ina koestert en zijn obsessieve gevoelens voor een vrouw als Esther, zijn veel meer iets bijzonders. Maar er tekent zich in onderstaand stuk toch een duidelijke lijn af. Het zichtbaar maken van dergelijke lijnen, die zich door de reeks van acht romans voortzetten en door de overvloed van gegevens moeilijk te onderscheiden zijn, is een van de voornaamste bedoelingen van mijn studie. Antons karakter komt er niet zo voordelig af, geloof ik. De lezer zal misschien hetzelfde denken als zijn tante Bertha, die hem, afgezien van haar man, voor de grootste egoist houdt, die ze kent. Maar ze houdt wel van dergelijke mensen, want het is zo plezierig ze wel te doen (De beker van de min, 213) Die laatste gedachte wordt kennelijk gedeeld door een paar vrouwen die Anton ontmoet. Het onverbloemde psychologische realisme waarmee Vestdijk zijn alter ego getekend heeft, verdient onze lof; in werkelijkheid lopen er ook weinig heiligen rond op deze aarde.Ga naar eindnoot1.) | |
Marie van de Boogaard, de troosteresMarie van de Boogaard vervult een klassieke vrouwenrol als toeverlaat en troosteres, net als Marie Klaassen later, maar deze rol komt pas tot volle ontplooiing op Antons tweede HBS, ‘de andere school’. Op de eerste HBS dient Marie voornamelijk als kontrast met Ina. Liefde voor iemand als Ina overvalt Anton als een onweer, een onontkoombaar lot, zo niet noodlot; zij vertegenwoordigt ‘de macht der Walküren’ (SMT 203), de | |
[pagina 30]
| |
maagden die in het Walhalla uitmaken welke helden in de strijd zullen sneuvelen en welke niet. Op een meisje als Marie daarentegen kan hij verliefd worden als hij daar zin in heeft. Dit soort liefde is, in elk geval in het begin, een gezelschapsspel (TID 183). Hij neemt zich een paar keer voor op haar verliefd te worden, maar zet pas goed door nadat de aartsleugenaar Jan Breedevoort hem verteld heeft dat Ina aan de scharrel is met een andere jongen, wat Anton niet verdragen kan. Als Ina met een ander gaat moet hij ook een ander hebben (TID 9,41,182/184,188). In twee dagen is hij dan werkelijk verliefd op haar en het is een prettig en levenslustig gevoel, waaraan geen angst te pas komt, zoals bij Ina wel het geval was. Marie beantwoordt zijn avances dan ook ten volle; ze is gemakkelijk en gewillig. Hij brengt haar op de fiets naar huis, maar zo vlug mogelijk, want ze geeft hem een gevoel van oververzadiging en vermoeidheid (TID 182, 190/191, 193/194). Hij is met haar begonnen toen hij Ina was kwijt geraakt, maar op het moment dat hij geestelijk tot Ina terugkeert laat hij Marie voor wat ze is, omdat hij aan Ina wil denken (TID 204). Hier komt nog iets bij, namelijk dat de tekenen van sensualiteit van Marie hem tegenstaan en dat wat ze op dit gebied van hem schijnt te verwachten hem vooralsnog benauwt (TID 194). Dit facet kun je in samenhang met het kontrast tot Ina zien, omdat Ina koel is en Antons liefde tot haar niet sensueel, maar het is ook een afkeer van sensualiteit op zich. Wanneer schoolkameraad Jan Breedevoort in de klas Maries wangen kneedt, wat ze wel leuk schijnt te vinden, vindt Anton dit ‘vettig, broeierig en vernederend’ en schaamt hij zich (TID 43). Twee jaar later wanneer ze met elkaar gaan tast ze in de klas met haar voet over het ondereind van zijn rug en schaamt hij zich opnieuw (TID 195) Uit deze gevoelens blijkt dat hij de houding die hij alleen tegenover de schikgodinnen behoudt, dat het sexuele een ontheiliging is, eerst tegenover alle meisjes heeft, ook de gewone. Tijdens een boswandeling met haar is zij vol verwachting en daagt hem uit met een takje, maar hij vindt dat haar gezicht daarbij dom staat, en de sensualiteit die afstraalt van haar ‘malse, rode gezichtje, lustig, smakelijk...’ staat hem tegen. Gulzig zoenen zou zijn als op een snikhete dag achter elkaar roomijs eten bij een karretje (TID 203/204). Niet onaantrekkelijk dus, maar te veel en vulgair. Anton zwelgt in deze tijd in al eerder genoemde sexuele fantasieën, maar | |
[pagina 31]
| |
met iemand van vlees en bloed wil hij er (nog) niet aan (TID 148, 166). Dat Marie symbolisch staat voor zinnelijke verliefdheid, zoals Vestdijk gezegd heeft, is dus wat Terug tot Ina Damman betreft twijfelachtig. Een bescheiden mate van verliefdheid, ja, maar het zinnelijke is nog niet in het spel en stoot zelfs af, wat ook, maar niet alleen, door de gedachte aan Ina komt. Anton voelt in deze levensperiode nog hetzelfde als later zijn verloofde Tini Houtsma die op een feestje het geknijp in damesboezems door oom Moos walgelijk vindt en daardoor geen zin heeft in vrijen met Anton, wat hem dan woedend maakt (BM 279).
Op de andere school is het afgelopen met dit terugdeinzen voor sensualiteit. Hij geniet nu van Maries zoenen, die zijn angst voor de nieuwe, onbekende omgeving verjagen, zoals hij voordien zijn angst tijdelijk trachtte uit te schakelen door zijn sexuele fantasieën. Dat ze vlekjes op het voorhoofd heeft en vettig haar deert hem niet meer (AS 68, 87) Marie straalt een koddig zelfvertrouwen uit en boerse onverstoorbaarheid, en dat geneesmiddel kan hij gebruiken, zodat hij zich dan ook voorneemt zo lang mogelijk op haar verliefd te blijven. Van haar trouw en bereidheid hem te verdedigen kan hij zeker zijn, waardoor ze hem als verdedigingslinie en visitekaartje kan dienen, wat ze meer is dan een geliefde. Hij heeft haar nodig en vraagt zich daarom niet af of hij werkelijk van haar houdt. Zijn schuldgevoel ten opzichte van haar omdat hij liever aan Ina denkt, sust hij door haar met chocola, thee of limonade vol te stoppen (AS 65.71, 85, 86, 115). Maar het ergert hem dood wanneer Marie verlegen en glunder lacht als zij beiden op een schoolavond in een voorgelezen gedicht voor de mal worden gehouden. Bij beledigingen moet je je waardig gedragen volgens Anton en niet ‘als een boerinnetje dat op een bruiloft er tussen genomen wordt’ (AS 142). Op het eindexamen krijgt Marie samen met een ander meisje weer een lachaanval, waarop Anton denkt ‘Gemis aan zelfbedwang, gemis aan goede manieren, dat was het, - een potje maken van een eindexamen, als kleine kinderen...’ en beseft dat hij niet van haar houdt (AS 211). Hij maakt het uit (AS 215). De eigenschappen die ze al van het begin af aan had, het koddige en het boerse, zijn hem, nu hij haar na het eindexamen niet meer nodig heeft, te veel. Zij is het meisje dat hem getroost heeft (AS 232). Onmiddellijk na haar de bons te hebben gegeven gaat hij Ina Damman | |
[pagina 32]
| |
bezoeken, en dat hij nog aan het beeld van Ina verslaafd is heeft uiteraard te maken met zijn behandeling van Marie, maar van meet af aan is zijn liefde voor haar twijfelachtig, is zij slechts een houvast om zich staande te houden in een potentieel vijandige omgeving. Veel later vertelt hij in een wilde monoloog dat de aanleiding om Marie te lozen was dat ze vlekjes in het gezicht heeft (LK 140). Dat kan een beetje meegespeeld hebben, maar het is duidelijk niet de aanleiding. Hij zegt in deze monoloog veel onjuiste dingen over zichzelf, die de lezer die er geloof aan hecht in een peilloze verwarring zullen storten. In dit geval heeft dat de bedoeling om tegenover zijn toehoorster, Marie Klaassen, die ook geen schoonheid is en die hij wil veroveren, te suggereren, dat hij niet meer zo dom is als vroeger om op zulke kleinigheden af te gaan. Het duurt een hele tijd voordat Anton na Marie van de Boogaard een andere helpster vindt maar dat wil niet zeggen dat zijn behoefte eraan ondertussen niet bestaat. We mogen, op grond van wat we over hen te weten komen in de reeks, aannemen dat hij als student in De beker van de min met Tini Houtsma verloofd raakt óók omdat ze een ijverige regelaarster is. Ze regelt de zaken echter op een manier die hem ten zeerste tegenstaat, en het is zijn tante Bertha die als helpster moet optreden om hem van de bazige Tini te bevrijden (BM 285/286). Anton zelf is daar te passief voor. Vervolgens wordt hij in De vrije vogel en zijn kooien bezig gehouden door zijn wens een vrouw sexueel te bezitten waarbij het, tussen haakjes, zijn moeder is die hem van een slechte huurkamer moet verlossen (65/66), en in De rimpels van Esther Ornstein wordt hij geobsedeerd door zijn schuldgevoel en medelijden met Esther. In dit laatste boek duikt dan Hetie Mossel op. Zal zij de beschermende functie van moeder en tante overnemen? | |
Hetie Mossel, de helpsterHetie is een figuur waarvan je niet zo gauw zou denken, dat ze in deze categorie vrouwen thuis hoort, maar voor Anton wil ze wel. Hij leert haar kennen bij Esther Ornstein; ze is een nichtje van Esthers verloofde. Hetie is een zelfstandige, intelligente vrouw met geëmancipeerde denkbeelden en een scherpe kijk op karakters (REO 257; LK 13, 14). Ze heeft echte | |
[pagina 33]
| |
belangstelling voor zijn gedichten, naar haar ingespannen leeshouding te oordelen, en de eerste gunst die ze Anton verleent, is dat ze de indolente Esther op het idee brengt een ervan naar een tijdschrift te sturen, dat het tot zijn grote vreugde ook opneemt (REO 189, 195, 201). Ze draagt er ook toe bij, dat Esther en hij elkaar nader komen, omdat ze meent dat Esther van hem houdt. Maar Esther vlucht tenslotte weg en Anton is in zak en as (REO 313/314, 311/315). Dan staat Hetie klaar om hem af te leiden met haar gepraat, eten voor hem te halen en na enige inleidende manoeuvres ook met hem naar bed te gaan. Deze aktiviteiten vallen bij Anton in goede aarde, want terwijl hij zich op de divan uitstrekt bedenkt hij - en dit is veelzeggend - dat zij misschien voortaan alles voor hem zou kunnen doen (LK 11). Ze zegt dat ze van hem houdt, maar dat gelooft hij niet. Terecht naar blijkt want nadat hij weer wat op verhaal is gekomen na de breuk met Esther wordt Hetie gedistancieerder en ironischer en verbreekt de relatie met hem, wat hem ontgoocheld achterlaat. Ze heeft hem een vriendendienst bewezen (LK 23/24, 27/28).. Hetie is een vrij effectieve, zakelijke helpster en troosteres, maar mist de ware roeping om het lang voort te zetten. Anton zal het elders moeten zoeken. | |
Marie Klaassen, de moeder-verpleegsterVoordat hij de 38-jarige verpleegster Marie Klaassen treft, heeft hij al heel wat verpleegsters op hun mogelijkheden getest. In sommige van deze contacten komen duidelijk een of meerdere van zijn karaktertrekken uit. Een hoofdverpleegster, die een stuk ouder is dan hij, gaat niet in op zijn avances wegens haar maatschappelijke positie (LK 55/56). Een andere begint tot zijn verontwaardiging meteen over toekomstige kinderen te spreken (LK 87/88). Een derde sleept hem 's morgens in alle vroegte naar de kerk en wil na deze door hem geleden ontberingen tot zijn woede niet vrijen (LK 115/116). Maar de volhouder wint in dit geval. Marie Klaassen komt in zijn leven op zijn semi-artsexamen. Ze is hem behulpzaam door hem te adviseren zijn diagnose van de hem ter onderzoek toegewezen patiënte wat nauwkeuriger te stellen (LK 124/129). Het is niet de enige keer dat ze hem helpt. Op zijn artsexamen krijgt hij door een vergissing in plaats van zijn eigen prof een ander als examinator toegewezen, die uit rivaliteit met zijn collega | |
[pagina 34]
| |
al diens studenten laat zakken. Anton legt er zich bij neer: het noodlot heeft eindelijk toegeslagen. Maar Marie is minder passief en vertelt de juiste mensen over zijn pech, zodat hij op het examen op het laatste nippertje uit de leeuwekuil wordt weggesleurd. (LK 298, 302, 304). Deze twee incidenten geven de betekenis van Marie voor hem aan: ze geeft hem wat hij nodig heeft, praktische hulp en steun. Ze maakt op het eerste gezicht een sympathieke indruk op hem en hij verovert haar in snel tempo, vooral door een overrompelende, openhartige - wat per se niet wil zeggen waarachtige - biecht over zijn vroegere leven (LK 130, 162, 135/151). Ze is goedlachs en heeft geen pretenties. Hij heeft bij voorbaat gezegd niet te willen trouwen en hij vindt het engelachtig van haar, dat ze hem niet om een huwelijk vraagt om zijn liefde te bewijzen (LK 150/151, 214, 143, 144, 287). Marie is ‘...sterk, warm, gewoon, huiselijk, prettig onontwikkeld...’ Onontwikkeld is prettig want Anton, die geen personage is om feministen vreedzaam te stemmen, houdt niet van ‘theologisterij van een heel klein hoofdje...’. Zij is ‘de vrouw voor hem geschapen de moederverpleegster, over wie hij heer en meester was, en die hem vertrouwde’ (LK 214). Zij is als een moeder, maar omdat ze hem ondergeschikt is ook als een kind (LK 162). Het is, kortom, een klassieke, 19e eeuwse manvrouw verhouding, die ook in de 20e eeuw niet onbekend is getuige de tekst van popsongs, waarin de zanger in de armen van zijn baby rust wil vinden. Dat Marie zo bevredigend is verhindert niet dat hij in de ban raakt van Anna Heldering, de opvolgster van Ina Damman. Het is een ander soort liefde, de liefde voor een vrouw als godin, die kan ontstaan onafhankelijk van de eerste soort. Hij prefereert, om dit uit te drukken, de formulering, dat hij van Anna houdt met een ander deel van zijn wezen dan dat deel dat van Marie houdt (LK 211/212). Deze formulering geeft het beste de gespletenheid van zijn karakter aan. Er speelt zich een verscheurend conflict in hem af. Hij wil Marie niet in de steek laten; als hij dat deed zou hij te veel gewetenswroeging krijgen. Het zou ook dom zijn, bedenkt hij, om Marie aan Anna op te offeren zoals hij wegens Ina indertijd met Marie van de Boogaard heeft gedaan; je kunt best de een hebben en ondertussen aan het idool denken (LK 162). Het verschil is bovendien zoals ik aantoonde, dat Marie van de B. hem toch al niet zo erg lag, terwijl deze latere Marie aan zijn behoeften voldoet. Een | |
[pagina 35]
| |
parallel tussen de twee situaties is dat hij om zijn schuldgevoel tegenover Marie K. te sussen begint met haar brieven te schrijven en dure cadeaus te geven, zoals hij vroeger om dezelfde reden Marie van de B. volstopte met chocola en limonade (LK 229; AS 115). Hij mag dan menen te weten wat in zijn ogen het verstandigste is en moreel vereist, in gedachte is hij Marie K. ontrouw en hij kan er niet voor instaan dat hij het niet met Anna zal gaan proberen, totdat een incident, dat de scheiding tussen zijn milieu en het hare accentueert, de aanleiding verschaft waardoor hij definitief van concrete plannen ten opzichte van Anna afziet (LK 167, 216, 224). Hij houdt zich aan Marie, want aan het soort Tristan en Isolde liefde moet eens een eind komen en Marie is gemakkelijk, gemakkelijker dan Anna, die op anderen parasiterende kunstenaars - zoals hij zelf best zou willen zijn - veracht en hem naar de kerk zou jagen (LK 215, 227/228). Tenslotte vertelt hij Marie zelfs van een ander gehouden te hebben, - alsof het voorbij is maar alleen zijn plannen zijn verleden tijd, niet zijn gevoel. Op Maries vraag of hij wel genoeg van haar houdt antwoordt hij filosofisch en met goedburgerlijk gevoel voor het compromis ‘wat is genoeg?... het kan altijd meer’ (LK 285). De crisis is voorbij en ‘men streelde een vrouw, als een huisdier’ (LK 286). Het lijkt dat zijn appreciatie bij het ouder worden iets veranderd is. Marie K.'s goedlachsheid waardeert hij; over diezelfde eigenschap van de ook gemakkelijke Marie van de B. ergerde hij zich tenslotte. Hij heeft nu, als bijna afgestudeerd man, een ‘huisdier’ meer nodig dan in de tijd van zijn eindexamen HBS. Het moederlijke dat hij in zijn vroege jeugd bij Annie Vermeer belachelijk en gênant vond, is nu een veilige toevlucht. In een artikel over ‘De erotische gedachtenwereld van Anton Wachter’ meent dr. F.W. Botzen, dat alle verhoudingen van Anton stuk lopen en hij zou onderzocht willen zien waaraan dat ligt (Vestdijkkroniek, 18, 1977, p. 44, 47). Dit is dus apert onjuist en er valt op dit punt niets te onderzoeken. Anton is niet voor niets op verpleegstersjacht geweest. Er bestaat in de Anton Wachter boeken een diepe kloof tussen de ongenaakbare vrouwen van het godinnentype, die Anton niet kan krijgen, en ‘gewone’ vrouwen, die sociaal en intellectueel zijn mindere zijn, die hij wel kan krijgen. Dat het ook bij de gewone nogal eens misgaat komt omdat hij niet goed uitkijkt bij de jacht maar er snel zo veel mogelijk probeert, totdat hij de goede treft. |
|