| |
| |
| |
Martin Ros | Vestdijk voor en tegen, een vragenboog
Marcel Proust heeft eens een questionnaire samengesteld die volgens hem als ideale vragenlijst aan een schrijver kon gelden. De antwoorden erop zouden een nauwkeurig profiel geven van de schrijver in kwestie.
Het leek Maarten 't Hart en mij een goed idee om een vragenboog over Vestdijk voor te leggen aan een aantal lezers van wie een meer of minder toegespitste aandacht of kritiek kon worden verwacht.
We hebben de vragen zó opgesteld dat ze ruimte geven aan zoveel mogelijke scherpe afgrenzingen of nuanceringen voor en tegen. Niet al degenen wie wij vroegen, onder wie enige als geharnast anti-Vestdijk fameuze lezers, hebben helaas gereageerd. Het beeld dat deze vragenboog biedt is dan ook overwegend positief. Misschien dat, juist waar de meningen over Vestdijk, bij recensenten én lezers, nog geregeld zeer tegenstrijdig en tenminste opmerkelijk verdeeld blijken, de vragenboog nieuwe lezers kan inspireren tot het inzenden van hun antwoorden die we dan in een nog evenwichtiger verhouding tussen voor en tegen in een der komende nummers van de kroniek zullen publiceren.
De vragen zijn opgesteld door Maarten 't Hart en mij. We zondigen samen al heel wat jaren om het hardst in de vestdijkerij. Ik beschouw me als een uitgesproken passieve lezer van Vestdijk, dat wil zeggen: ik zal er zelf nooit iets mee doen, ik heb waarschijnlijk niet toevallig nóóit een essay over enige van zijn werken geschreven. Ik zal de eeuwig verblufte en gefascineerde (her)lezer blijven. Maarten is de typische Vestdijk-lezer als schrijver; dat wil zeggen: hij doet er wel degelijk wat mee. In de eerste plaats heeft hij een aantal belangrijke en de Vestdijk-opnie aanzienlijk beïnvloedende essays over het werk van Vestdijk gepubliceerd. In de tweede plaats werkt hij aan een Cahier over Vestdijk en een boek Over de wereld van S. Vestdijk. In de derde plaats heeft hij in eigen stijl, visie en thematiek als romancier en novellist invloeden van Vestdijk toegegeven, verwerkt en achter zich gelaten op een manier die op zichzelf al weer aanleiding zou kunnen geven tot een vragenboog over de Vestdijkinvloed alléén!
Het sprak vanzelf dat Maarten 't Hart deelnam aan een vragenboog die heel wat liefhebbers van zijn werk en dat van Vestdijk hem graag zien voorgelegd.
| |
| |
| |
Vragen over S. Vestdijk
1. | Op een Vestdijk-leerkringavond maakte een der aanwezigen de opmerking dat Vestdijk geen verstand van vrouwen had en niet in staat was geweest ooit een vrouw te beschrijven zoals ze was. Wat is uw mening over het beeld van de vrouw in de romans van Vestdijk? |
2. | Vestdijk heeft veel autobiografisch materiaal in zijn romans verwerkt, zowel uit zijn jeugd en studententijd als uit het Doorne domicilie en omgeving. Acht u de meest uitgebreide inventarisering van het feitelijke biografische materiaal in de vorm van een grote Vestdijk-monografie van meer of minder essentieel belang tot het begrijpen en genieten van Vestdijks romans? |
3. | Vindt u dat Vestdijk als romancier en novellist ‘met zijn tijd is meegegaan’, dat wil zeggen is de invloed vanuit de tijdgeest stilistisch of thematisch te volgen of terug te vinden? |
4. | Welke zijn uw persoonlijke ervaringen bij het lezen van Vestdijk wanneer, waar en onder welke omstandigheden las u de eerste Vestdijk? |
5. | Het werk van Vestdijk is vaak cerebraal en bedacht genoemd, anderen ondergaan het vaak juist als romantisch en gevoelig. Welke mening bent u toegedaan en waarom? |
6. | ‘Hij (Vestdijk) was op een heel droge manier waanzinnig geestig’, is een uitspraak van Henriette van Eyk. Hebt u een bepaalde mening over aard en rang van humor en ironie bij Vestdijk, ook in verband met wat wel eens de dialectiek in Vestdijks stijl is genoemd (dwz in één verband of zinsnede twee of meer dingen stellen of beweren die in feite elkaars tegendelen of met elkaar in tegenspraak zijn, hetgeen een tegelijk vervreemdende en afstandelijke spanning oproept). |
7. | Leest of herleest u Vestdijk nog graag, welke titels en waarom? |
8. | Welke andere schrijvers leest u bij voorkeur en is er in de keuze van uw lectuur invloed uitgegaan van de meningen van Vestdijk? |
9. | Hebt u Vestdijk gekend, in welk verband, welke zijn uw herinneringen of welke indruk hebt u uit zijn uiterlijk optreden? |
10. | Is er voor u een rode draad in het oeuvre te bespeuren? Welke? |
11. | Ziet u verbanden tussen Vestdijks essayistische werk en bepaalde romans met name in verband met de periodes waarin ze spelen? |
12. | Vindt u Vestdijk gedateerd en zo ja in hoeverre en wat is dan voor u ongeveer Vestdijks plaats op de Nederlandse en internationale literaire ranglijst door alle tijden? |
| |
| |
13. | Welke zijn voor u de slechte boeken van Vestdijk en waarom? |
14. | Wat is voor u de betekenis van Vestdijk als dichter? |
15. | Heeft u enige opinie over Vestdijk als muziekresencent? |
16. | Hoe ziet u de toekomst van de Vestdijk-waardering of invloed vooral ivm wat wel eens de geringe interesse van jongeren wordt genoemd en welke romans dienen er naar uw mening nog verfilmd? |
| |
W. Albeda
1. | Het is duidelijk, dat Vestdijk schrijft als man. Mannelijke hoofdfiguren worden meer van binnenuit weergegeven. Vrouwen worden vaak gezien door de ogen van b.v. een aanbidder. Hij schrijft (als ik 't goed heb) meer over gevoelens ten opzichte van vrouwen, dan over vrouwen.
Toch kan men enkele wat meer ‘uitgewerkte’ vrouwenfiguren zien in b.v. de ‘Koperen Tuin’, Trix Cuperus, of Maria Magdalena uit ‘De nadagen van Pilatus’. |
2. | Een grote Vestdijk monografie heeft zeker zin. Ik heb overigens zijn boeken zeer gewaardeerd ook bij ontstentenis van zo'n monografie. |
3. | Vestdijk volgde zeker niet de literaire mode. Hij ging zijn eigen weg. Wellicht is het moeilijk nu al te oordelen over zijn plaats binnen de literaire stromingen van zijn tijd. |
4. | Ik las Vestdijk's Anton Wachter serie in de periode toen ik tussen 17-20 jaar oud was (de laatste helft van de oorlog). In zijn psychologische verwerking van eigen jeugd, zaten veel herkenbare ervaringen. |
5. | Ik zie Vestdijk eerder als romantisch en gevoelig, dan als cerebraal en bedacht (zie 4). Toch vind ik zijn psychologische diepgang meer kenmerkend voor zijn stijl als schrijver, dan een van deze twee omschrijvingen. |
6. | In zijn latere werk speelt het grappige wel een zekere rol. M.i. niet het meest opvallende in zijn werk. |
7. | In principe lees ik romans slechts één maal. Een uitzondering ‘De kelner en de levenden’, die ik enkele malen herlas, vanwege de unieke combinatie van fantasie, ironie en toch ook reflectie op moeilijke levensvragen. |
8. | Ik lees in principe alles wat mij onder ogen komt. De laatste tijd: Malamud, Bellow, Patrick White, Monica Dickens, Hermans, Muriel Spark, Iris Murdoch. |
9. | Nee. |
10. | Wellicht: Voortdurend op zoek naar zijn evenwicht, harmonie, inte- |
| |
| |
| gratie, overgave. Dat niet vinden, daarover filosoferen, ironisch of diep ernstig spreken. |
11. | Nee. |
12. | Waag ik mij niet aan. |
13. | Zijn historische romans spraken mij nooit aan. Zo bijvoorbeeld Ierse nachten, Aktaion onder de sterren. |
14. | Zijn gedichten hebben mij eigenlijk nooit aangesproken. Maar ik heb na mijn studententijd niet zo veel gedichten meer gelezen. |
15. | Nee. |
| |
Prof. dr. S. Dresden
1. | In mijn herinnering heb ik niet een hoogst indrukwekkende vrouwenfiguur van Vestdijk behouden. Daarmede is overigens niet gezegd, dat hij geen verstand van vrouwen had en niet in staat was enz. Het staat immers in de literatuur helemaal niet vast dat je ergens verstand van moet hebben om het goed te beschrijven. Wat Vestdijk in het bijzonder betreft, is mij al heel jong verteld (op school? door Binnendijk?), dat je hem een plattegrond en ansichten van bijv. Venetië, waar hij nooit geweest was, kon geven en hij zou een ‘levensecht’ verhaal erover schrijven. Zo ook waarschijnlijk ten aanzien van vrouwen en liefde. En ten slotte zou ik best willen weten wat hèt beeld van dè vrouw is en wie zich erop kan beroemen dat te bezitten. |
2. | Vroeger, toen ik nog radicaal anti-biografisch was, zou ik zonder enige aarzeling negatief hebben geantwoord. Tegenwoordig verbeeld ik me voorzichtiger te zijn en althans onderscheid te moeten maken. En wel in deze zin: ook bij autobiografisch materiaal moet rekening worden gehouden met allerlei transformaties en ‘vervalsingen’. De interpretatie van een roman wijkt in dat opzicht niet af van autobiografie enz. Zelfs is het heel goed mogelijk dat de problemen bij de laatste nog subtieler en dus ingewikkelder zullen zijn. Wat te achterhalen biografisch materiaal aangaat, ik geloof nog steeds niet dat het een literair werk ‘verklaart’. Voor het genieten van een roman is het eerst recht overbodig. Dit alles weerhoudt niet, dat het nuttig en gewenst is een inventarisering ervan te maken, al was het alleen maar uit (literair) psychologische overwegingen. |
3. | Om dat te beantwoorden zou ik willen weten van ‘tijdgeest’ is. Ik ben er nooit in geslaagd die geest bevredigend vast te stellen en geloof ook niet erg in zijn bestaan. Wel werd er natuurlijk vroeger veel mee geschermd,
|
| |
| |
| maar aan belangrijke resultaten heeft het altijd ontbroken. In elk geval zal dat gebeuren, als men die tijdgeest van roman tot roman laat veranderen en bovendien alleen op Vestdijk betrekt. Wel heb ik altijd gedacht dat men bij verschillende van zijn romans directe invloeden van bepaalde auteurs (Joyce, Proust, Kafka) kan ontdekken. |
4. | De eerste romans (Meneer Visser, Ina Damman, Else Böhler) las ik op de Amsterdamse U.B. in afleveringen van o.a. Forum, als ik me goed herinner. Veel sterker en veel langduriger hebben mij de eerste critische essays uit die tijdschriften getroffen. Dat alles moet begonnen zijn in het begin van de jaren '30. |
5. | Aangezien ik de tegenstelling volstrekt onjuist acht, kan ik er geen antwoord op geven. Natuurlijk is het (helaas! nog steeds) een gangbare manier van denken waarbij cerebraal en bedacht ook nog een ongunstige klank hebben behouden. De fout ligt o.a. hierin dat verreweg de meeste romantische schrijvers ook weloverwogen en bedachtzaam te werk gingen, zelfs wanneer zij zeiden dat het niet zo was. Wat ik bij hen en ook bij Vestdijk als een van de grote kwaliteiten zie, is dat zij beschikken over een gevoeligheid die ook zich zelf voelt èn kent. Een soort reflexieve gevoeligheid dus. Wil men dat cerebraal noemen? Mij is het goed, mits er maar geen depreciatie mee wordt bedoeld. |
6. | Daarover mag ik niet oordelen zonder vele voorbeelden bij de hand te hebben, en die heb ik niet. |
7. | Ik heb wel enkele romans herlezen (Het Vijfde Zegel, De Vuuraanbidders, Aktaion). Waarom juist deze zou ik niet weten. De essaybundels kijk ik herhaaldelijk in. De reden zal wel zijn dat ik de grootste bewondering voor Vestdijk's critische kwaliteiten heb. Juist daar komt heel dikwijls te voorschijn wat ik al onder 5 signaleerde: een fijne en nauwkeurige literaire gevoeligheid die ook nauwkeurig en op onorthodoxe wijze uitdrukking weet te geven aan wat een werk te weeg brengt. (Verbeeld ik het me of gaat V. inderdaad maar zelden strikt biografisch te werk?). |
8. | Beperk ik mij tot het tweede gedeelte van de vraag en tot schrijvers die ik ben blijven lezen, dan staat vast dat Vestdijk mij op Emily Dickinson en Valéry heeft gebracht. Ik weet niet meer - het is allemaal in de dertiger jaren gebeurd - of dat ook geldt voor Proust en Nerval. In ieder geval zijn Vestdijk's beschouwingen over hen allen voor mij stuk voor stuk een openbaring geweest, het woord is niet te sterk! |
9. | Voor het eerst heb ik hem ontmoet direct na de oorlog bij Binnendijk
|
| |
| |
| thuis. Geen flauw benul heb ik meer van het gesprek. Wel weet ik, dat ik de volgende morgen - ik woonde toen vlak om de hoek - een brief van hem in de bus vond over de besproken onderwerpen. Later, toen ik het boekje over detective-romans met hem schreef, ben ik meermalen in Doorn geweest (meestal met Bert Bakker) en ten slotte heb ik hem enkele keren gevraagd een bijzonder hoogleraarschap in Leiden te aanvaarden. Ik heb toen nadrukkelijk medegedeeld dat hij met enkele uren wekelijks college gemakkelijk kon volstaan en verder geen enkele verplichting zou hebben. Hij wilde het niet doen, zei hij, omdat hij dan de hele verdere week alleen aan die colleges zou werken. Bij alle gelegenheden heeft hij op mij de indruk gemaakt van gedistantieerd of misschien beter van ‘afwezig’ en ‘elders’. Niet dat hij niet gewoon en/of zakelijk sprak, maar ik had het gevoel dat hij tevens met iets anders bezig was. Er was iets in hem van ‘Pathos der Distanz’ en soms dacht ik dat hij daaronder ook leed. Over zijn ongelooflijke snelheid van werken behoef ik niets meer te zeggen. Het detective-boekje is gemaakt met brieven die wij elkaar stuurden. Verzond ik iets op maandagmiddag, dan ging mijn vrouw dinsdagmorgen kijken of de post zijn antwoord had bezorgd. |
10. | Ik zou het niet durven zeggen, ik ben nu te weinig op de hoogte. |
11. | Zie 10. |
12. | Wat moet ik er in 's hemelsnaam op zeggen? Nu gedateerd kan volgend jaar de grote mode zijn en omgekeerd. Ik beschouw Vestdijk als één der grote Nederlandse romanciers. Elke vergelijking met buitenlanders en elke waardering is wel helemaal een kwestie van persoonlijke voorkeur. Ik vind bijv. Stendhal, Balzac, Tolstoj, Musil, Kafka groter en ‘indringender’, maar Vestdijk is naar mijn smaak toch wel de Zola van Nederland (ondanks alle verschillen) en groter dan vele tweederangs buitenlanders met hun immense taalgebied en mogelijkheden. |
13. | Over de romans mag ik niet oordelen. De essays blijven voor mij vrijwel zonder uitzondering van ‘europees’ niveau. |
14. | De gedichten heb ik alleen met grote moeite en zonder grote bewondering gelezen. |
15. | Ondanks alles wat er wel gezegd is heb ik de muzikale verhandelingen altijd met veel genoegen gelezen. Het kan best zijn dat zij muziektechnisch niet veel te betekenen hebben en karakteristiek moeten worden geacht voor ‘verliteratuurde’ musicologie, dat maakt hun waarde er in veel opzichten niet minder om. Bovendien wordt hiermede ook in Neder- |
| |
| |
| land een traditie gehandhaafd die in het buitenland roemruchte vertegenwoordigers heeft gekend (Baudelaire, Mallarmé enz.) |
16. | Over verfilming kan ik geen zinnig woord zeggen. Ook van de toekomst is mij niets bekend. |
| |
Maarten 't Hart
1. | Steeds opnieuw krijgen mannen het verwijt te horen dat zij geen vrouwen kunnen beschrijven zoals ze werkelijk zijn. Dit verwijt gaat uit van de zelden daarbij geformuleerde gedachte dat vrouwen anders, essentieel anders zijn dan mannen. Maar zolang dat niet bewezen is, is er geen reden om te veronderstellen dat vrouwen niet in staat zouden zijn om mannen en dat mannen niet in staat zouden zijn om vrouwen te beschrijven. Vestdijk heeft overtuigende portretten van vrouwen gegeven: Lucy Ebbinge, Juffrouw Lot en vele, vele anderen. |
2. | Natuurlijk willen we allemaal dolgraag precies weten hoe het leven van Vestdijk is verlopen, maar van belang voor het begrijpen van de romans is dat niet, omdat het dat nooit is, bij geen enkele schrijver. |
3. | Het is niet van belang of Vestdijk met zijn tijd is meegegaan. Niemand hoeft met zijn tijd mee te gaan of de tijdgeest stilistisch of thematisch in zijn werk te volgen. Een goed schrijver levert zélf de tijdgeest en de tijd gaat met hém mee. Van belang is alleen of iemand iets heeft gemaakt dat, los van de tijdgeest, los van toenmalige actualiteit, levensvatbaar is gebleken, en we kunnen nu al van Vestdijk zeggen dat dat bij hem zeker het geval was. |
4. | Mijn eerste Vestdijk, gelezen in 1960, was Rumeiland. Ik vond het, ik was toen zestien, heel moeilijk. Ik kon nauwelijks door het boek heen komen, begreep het niet, vond het vreemd, duister, raadselachtig. Mijn tweede Vestdijk, direkt na Rumeiland, was Het vijfde zegel. Daarin ben ik halverwege blijven steken, ik kon het absoluut niet volgen, het was veel te moeilijk voor me. Ik heb toen een half jaar lang geen Vestdijk gelezen, ben pas eind 1960 in de Anton Wachter-romans begonnen - Terug tot Ina Damman als eerste - en dat kon ik gelukkig heel goed begrijpen omdat ik net zelf zo'n ervaring achter de rug had. Ik vond het prachtig en las daarna de eerste twee Anton Wachters en De andere school. Toen achter elkaar al het andere werk dat tot op dat moment verschenen was. En vanaf 1961 heb ik Vestdijk nauwlettend gevolgd. Telkens als er een nieuw werk verscheen, las ik het onmiddellijk. |
| |
| |
5. | Vestdijk is alles eerder dan cerebraal of ‘bedacht’. Vestdijk was volgens mij zo emotioneel en zo gevoelig dat hij daardoor steeds op de grens verkeerde van waanzin (of misschien is die term wat al te krachtig, maar dan toch iets van dien aard). Om zich te verweren tegen de uit deze (over-)gevoeligheid voortspruitende kans om krankzinnig te worden, moest Vestdijk wel al zijn verstand en vernuft inschakelen om de emotionaliteit onder controle te houden. Daarom lijkt z'n werk soms cerebraal en bedacht, maar dat is alleen maar te begrijpen als een haast krampachtige poging tot distantie. In de romans zie je dat hij, naarmate het slot nadert, steeds minder goed in staat is distantie te houden van het materiaal dat hij onder handen heeft. (Misschien is het ook zo dat hij zich, naarmate het slot naderde beter kon veroorloven zich te laten gaan). Daarom zijn de laatste bladzijden van haast elke Vestdijk-roman beklemmend en aangrijpend.
Vestdijk is uitermate gevoelig, maar toch vind ik wel dat er soms iets kils in zijn werk zit. Of dat ook te maken heeft met die krampachtige poging tot distantie, of daar los van staat, weet ik eigenlijk niet, maar dat hindert me soms bij Vestdijk. Want het gevolg ervan is dat Vestdijk wel uiterst gevoelig was, maar dat menselijke warmte - wat dat dan ook moge zijn - in zijn werk af en toe lijkt te ontbreken. Of noem het in plaats van warmte mededogen of compassie of zoiets. Dat lijkt zo nu en dan afwezig. |
6. | Vestdijks humor houdt verband met zijn in vraag 5 gereleveerde emotionaliteit. Zijn humor staat altijd in dienst van de distantie. Enigszins wreed en vaak spottend worden allerlei mensen en verschijnselen beschreven om toch maar vooral géén partij te trekken, boven de partijen te blijven staan. Als humorist heeft Vestdijk in de Nederlandse literatuur geen evenknie - de andere grote humorist die we hebben, G.K. van het Reve, heeft zich veel meer toegelegd op stilistische humor - en ik vind dat er in de wereldliteratuur maar één schrijver is die Vestdijk op het punt van de humor overtreft: dat is Dickens. Vestdijk was ongehoord geestig en dat is een aspect van zijn werk dat tot op heden nog te weinig is bestudeerd, want met z'n humor hangt samen zijn afstandelijke kijk op mens en wereld, z'n onpartijdigheid, z'n pogingen om zijn eigen emotionaliteit in te dammen en zelfs z'n beeldend vermogen, omdat z'n beschrijvingen vaak beeldend zijn door de humoristische ondertoon ervan. |
7. | Ik herlees Vestdijk niet graag want hij heeft veel te veel invloed op me. Als ik een tijdje Vestdijk heb gelezen en zelf ga schrijven, ontstaan er van
|
| |
| |
| die echte Vestdijk-zinnen, waarbij het onderwerp van de zin ongeveer achteraan komt en voorafgegaan wordt door allerlei bijzinnen en tussenzinnen. Ik wil beslist voorkomen dat ik als Vestdijk ga schrijven - kan dat trouwens ook helemaal niet - en daarom herlees ik z'n werk niet meer. Om zelf tot het schrijven van zo weinig mogelijk door Vestdijk beinvloed proza te komen is het veel beter voor me Fontane of Multatuli te lezen. Ik wil graag een stijl schrijven die zo dicht mogelijk bij de spreektaal staat en die - schijnbaar - achteloos en eenvoudig en direkt en levendig is. Zo'n stijl schreef Vestdijk beslist niet en daarom is het voor mij uit den boze hem te herlezen. |
8. | Deze vraag sla ik over, daar heb ik al zo vaak op geantwoord. |
9. | Ik heb Vestdijk - helaas, helaas, helaas - nooit ontmoet. |
10. | Eén ding komt steeds bij Vestdijk terug: een jongere man die opziet tegen een vaak al wat oudere en wijzere man welke de jonge man initieert in de wereld. De jonge man kijkt vol bewondering op tegen de al wat oudere man, maar komt vaak toch in opstand omdat hij de oudere man in alles wil volgen, behalve als de oudere man hem raad geeft over hoe men met vrouwen moet omgaan. Vaak kiest de jongere man tenslotte toch partij voor de vrouw van zijn keuze, dwars tegen de raadgevingen van de oudere man in. Ludwig Klages: ‘Der Geist als Widersacher der Seele’ - dat is ongeveer de rode draad bij Vestdijk. De oudere man is de ‘Geist’, de vrouw is ‘de ziel’ en het conflict tussen die beide wordt uitgevochten in de talloze adolescenten die het werk van Vestdijk bevolken. |
11. | Het essayistische werk geeft vaak meer informatie over de romans van Vestdijk zelf dan over het onderwerp van zijn essayistiek. Zo geeft het artikel over Faulkner in Zuiverende kroniek meer informatie over Vestdijk's neiging om zelf aan erotische trigonometrie te doen dan over een vergelijkbaar fenomeen bij Faulkner. Het essay over Emily Brontë geeft meer informatie over het zich-met-de-geliefde-totaal-willenversmelten thema bij Vestdijk dan over iets dat we ook bij Emily Brontë vinden. De toekomst der religie geeft een interessante interpretatie van De vuuraanbidders en Het wezen van de angst is onmisbaar voor de bestudering van Vestdijk's romanwereld. |
12. | Vestdijk is zo uniek dat het moeilijk is hem met wie dan ook te vergelijken. Iets wat uniek is kan nooit gedateerd zijn en leent zich ook niet voor plaatsing in één of andere ranglijst. |
13. | Vestdijk heeft eigenlijk geen slechte boeken geschreven. Vaak hoor
|
| |
| |
| je dat Op afbetaling mislukt zou zijn. Maar als je het herleest, blijkt het al net zo vernuftig en fantastisch en groots als elk ander Vestdijk-werk. Ik vind alleen wel dat het werk na, pakweg De held van Temesa en Zo de ouden zongen, minder goed is. Vestdijk als epigoon van zichzelf in die periode. |
14. | Vestdijk heeft een paar ongelofelijk mooie gedichten geschreven. Z'n mooiste gedicht, en één van de twee of drie mooiste in onze taal, is De uiterste seconde. In dat gedicht is Vestdijk zelfs groter dan als romancier. Wel vind ik veel van zijn gedichten te gekunsteld, maar in zijn beste gedichten, behoort hij tot de grootste dichters uit ons taalgebied. |
15. | Al wat Vestdijk over muziek schreef is uitermate stimulerend om te lezen, maar hij hield er wel vreemde opinies op na. Alleen al de opinie dat niet een hele compositie, maar slechts maten en fragmenten, de waarde van een bepaald werk uitmaken - en dat is het hart van zijn muziekkritiek - vind ik nauwelijks te begrijpen. Verder heeft hij over sommige componisten echt hele rare dingen geschreven. Met name over Schumann en Mozart. Maar ja, in de muziek is eigen smaak, eigen oordeel, nog veel persoonlijker bepaald dan in de literatuur en je bent geneigd om iemand die een andere smaak heeft dan de jouwe onvoorwaardelijk af te wijzen. Dus het heeft weinig zin om Vestdijk te bestrijden op dit punt want muzikale oordelen zijn de meest subjectieve die er zijn. Vestdijk zelf dacht daar anders over, en dat is eigenlijk heel vreemd als we in aanmerking nemen dat hij verder over van alles uiterst relativerend dacht. |
16. | Hoe het Vestdijk zal vergaan in de toekomst moeten we maar afwachten. Hij zal heus wel lezers blijven houden, maar ik denk wel dat het voor latere generaties een steeds grotere handicap zal blijken dat Vestdijk zo ingewikkeld schreef. Zijn proza-stijl is echt te gekunsteld, te rhetorisch. Dat is jammer. Strak, zakelijk, natuurlijk en helder proza wint het op den duur altijd en Vestdijk's proza is juist niet zakelijk en strak en natuurlijk. Wat dat betreft had Kafka die Vestdijk tijdens het schrijven van Het vijfde zegel een crisis bezorgde - omdat Vestdijk besefte dat de zakelijke stijl van Kafka superieur was aan zijn eigen breedvoerige proza-stijl - hem best wat meer mogen beïnvloeden. |
Naschrift: m'n verhouding tot Vestdijk is als een Vestdijk-roman. Vestdijk is voor mij, jarenlang, dé grote man geweest, de oudere, wijzere figuur die mij initieerde in de wereld van de letteren, de man die ik
| |
| |
onvoorwaardelijk bewonderde en las en herlas totdat ik meer uren van mijn leven had doorgebracht met Vestdijk dan met enige andere schrijver of zelfs persoon uit m'n naaste omgeving. Tegen Vestdijk keek ik huizenhoog op. Ik volgde hem na in alles. Hield hij van Mahler, dan moest ik ook van Mahler houden (en lastig dat het was dat dat niet lukte). Bewonderde hij Dostojewski dan moest ik ook Dostojewski bewonderen (en ook dat lukte maar niet). Vestdijk was voor mij naast God de Vader zelf, was voor mij wat Karel van het Reve is voor Maarten Biesheuvel. Maar uiteindelijk ben ik, net als al die adolescenten in het werk van Vestdijk in opstand gekomen tegen mijn leermeester. Ik heb mij op een heel andere wijze dan Vestdijk vereenzelvigd met onze gemeenschappelijke liefde: de letterkunde, en ben van andere schrijvers en schrijfsters gaan houden, en van andere dichters. En wat er ook beweerd wordt over de grote invloed die Vestdijk zou hebben op mijn werk - zeker is dat ik totaal anders schrijf dan Vestdijk. Ik volg Vestdijk juist niet na. Al wat ik doe op literair gebied is er onder meer op gericht om te onsnappen aan de invloed van Vestdijk.
| |
Ria den Hartog-Albers
1. | Het beeld dat Vestdijk in zijn romanfiguren van de vrouw schetst lijkt mij op zijn minst tweeledig, met dien verstande dat ik de vierdeling die Vestdijk zelf in Kind tussen vier vrouwen aanbrengt gemakshalve wil terug brengen tot een tweedeling. In het hele oeuvre laten zich steeds twee vrouwtypen onderscheiden, t.w. bleek, koel en onbewogen en rood, plomp en zinnelijk. Tot beide typen voelt de hoofdpersoon zich op verschillende manieren aangetrokken. Bij het eerste type overheerst de meer ideële liefde, het nodigt uit tot projektie van een innerlijk vrouwbeeld, zodat de persoonlijkheid van een dergelijk type gevaar loopt min of meer te worden weggeschreven. Het andere type is veel werkelijker, de persoonlijkheid komt beter uit de verf en de zinnelijke aantrekkingskracht overheerst. Opvallend vind ik vooral dat de eigenschappen van het ene type altijd duidelijk worden geïsoleerd van die van het andere type en dat de verschillende emoties ten opzichte van deze typen veelal wel naast elkaar en tegelijkertijd kunnen funktioneren, maar nooit in de verhouding tot één vrouw gerealiseerd worden. De romans van Vestdijk leveren mij dus een gespleten vrouwbeeld dat uiteenvalt in objekt ter verering en erotisch objekt. |
| |
| |
2. | Het tot stand komen van een waardige Vestdijkbiografie lijkt mij niet alleen wenselijk maar vooral noodzakelijk voor een onbelemmerde voortgang van de Vestdijkstudie. Met ‘waardig’ bedoel ik dan dat zowel de uitvoerigheid als de mate van zorgvuldigheid evenredig dienen te zijn aan de grootheid van de schrijver. In de eenheid van het werk kunnen bijzonderheden over de persoon en het leven van de schrijver niet gemist worden omdat daarin vaak de verbindende elementen zich aandienen. Ik denk ook dat het literair-historisch belang van een biografie groter is naarmate de schrijver groter is. Dus in dit geval: van het grootste belang. |
3. | Vestdijk komt op mij over als een volstrekt modern schrijver. In tegenstelling tot de meeste van zijn tijdgenoten die hij niet alleen in meer dan één opzicht overleefd heeft, maar kennelijk in die tijd al is voor geweest. Hij komt, om Vestdijk's uitspraak over de poëzie van Gérard de Nerval te citeren, in volle wapenuitrusting de arena binnen gestormd. |
4. | Wanneer en onder welke omstandigheden ik de eerste Vestdijk las is in zoverre moeilijk te achterhalen dat ik me van de omstandigheden in elk geval niets meer herinner, behalve dat ik in die periode nogal veel las en, kwantitatief gezien, leeshonger is met het oeuvre van Vestdijk niet snel te verzadigen. Ik zal toen een jaar of achttien zijn geweest en misschien is dat een geschikte leeftijd om vlam te vatten voor een duurzame literaire liefde. Mijn persoonlijke ervaring bij het lezen van Vestdijk is dat het mij erg aanspreekt en mijn persoonlijke ervaring bij het lezen van menig andere schrijver is dat ik tijdens het lezen soms denk: ‘Zat ik nu maar een boek van Vestdijk te lezen’. |
5. | Het vaak gehoorde bezwaar dat Vestdijk een (te) cerebraal schrijver is, kan ik niet delen. De toch vaak niet te ontkennen cerebraliteit lijkt mij veeleer het maskeren of trachten te ontlopen van te sterke gevoelserupties en als zodanig slechts een dimensie van alles wat is onder te brengen bij romantische, gevoelsmatige, bezielde, geëmotioneerde en bewogen literatuur. De grote betrokkenheid van de schrijver bij zijn werk herken ik bijvoorbeeld ook in boeken als De toekomst der religie en Het wezen van de angst. Een cerebraliteit dus die voor de goede verstaander transparant genoeg is om doorheen te kijken. |
6. | Het meest kenmerkende voor de humor van Vestdijk vind ik dat het vaak totaal onverwacht opduikt, bijvoorbeeld in een loodzwaar stuk proza als het slot van Meester Eckhart. Daarbij is de humor altijd van een enorm gehalte en niet zelden dermate bedekt dat je moet oppassen er niet
|
| |
| |
| overheen te lezen. Een van de meest treffende voorbeelden hiervan vind ik Bericht uit het hiernamaals, dat ik iedere lezer aanraad het, speciaal met het oog op en oog voor de humor, voor een tweede keer te lezen.
Een ander speciaal doelwit van Vestdijk's sublieme geestigheid is te vinden in zijn beschrijvingen van de Hollandse kleinburgerlijkheid. |
7. | Tot herlezen van Vestdijk word ik regelmatig gestimuleerd door de vaak belangwekkende artikelen in de Vestdijkkroniek en soms daarbuiten. Als bijzonder dierbare titels zou ik willen noemen: Anton Wachterromans, De vuuraanbidders, De kellner en de levenden en De toekomst der religie omdat ik daar het gevoel heb dat de betrokkenheid van de schrijver het grootst is. Voor De vuuraanbidders en De kellner en de levenden geldt dan nog dat de knappe en vooral doorleefde dialogen mij erg boeien. |
8. | Van andere Nederlandse schrijvers lees ik verreweg het liefst Brakman en buiten Nederland gaat mijn voorkeur uit naar Elsschot, Kafka, Rilke en Zweig, waarvan zeker Kafka een door Vestdijk aanbevolen auteur is. |
9. | Ik heb Vestdijk niet gekend, hetgeen ik beslist als een pijnlijk gemis ervaar. |
10. | De rode draad die alle boeken van Vestdijk met elkaar verbindt is naar mijn mening de houding van de mens tegenover zijn eigen geestelijke bagage; zijn wortels in het verleden, in de mythe en in de religie en zijn daaruit voortvloeiende projekties. Die projekties bepalen de visie van de mens op zichzelf, op zijn medemens en op het bovenzinnelijke en zijn eveneens bepalend voor de wijze waarop hij met deze zaken omgaat. In zijn verhouding tot de wereld ligt het zwaartepunt steeds bij de verinnerlijking van het door de werkelijkheid geleverde materiaal. |
11. | Deze vraag heb ik bij vraag zeven al min of meer beantwoord. Verbanden tussen De toekomst der religie, De vuuraanbidders en De kellner en de levenden lijken mij zelfs zeer evident temeer daar deze boeken in ongeveer dezelfde periode zijn geconcipieerd. Bij het Proustessay in Gallische facetten en de Anton Wachterromans, met name de eerste vier delen, dringt zich een dergelijke overeenstemming op. |
12. | Hier geldt weer dat ik het antwoord al eerder, bij vraag drie, heb gegeven: een volkomen moderne schrijver, waarvan misschien de soms wat moeilijke barokke stijl, de wijdlopigheid en de omvang van veel romans eerder in een vroegere literaire periode thuishoren dan in de huidige, terwijl de thematiek en de uitwerking daarvan naar mijn idee
|
| |
| |
| absoluut niet aan aktualiteit hebben ingeboet.
Op de internationale ranglijst door alle tijden zou ik Vestdijk willen plaatsen tussen Multatuli, Shakespeare, Kafka en Dostojevski. Maar om hem die plaats ook werkelijk te laten innemen zou eerst het hele werk van Vestdijk alsmede de Vestdijkkroniek in minstens drie talen moeten worden vertaald. |
13. | Zelfs een slecht boek van Vestdijk is nog altijd een Vestdijk is weleens gezegd, ik meen door Maarten 't Hart, en daarmee ben ik het helemaal eens. Boeken die ik niet tot de hoogtepunten in het oeuvre vind behoren zijn een aantal later verschenen romans als: Het schandaal der blauwbaarden, Het verboden bacchanaal, De filmheld en het gids meisje en Vijf vadem diep. |
14. | Als dichter is Vestdijk voor mij in zijn lyrische gedichten op zijn best. Met een bundel als Thanatos aan banden bijvoorbeeld kan hij zich beslist meten met de grote dichters van zijn tijd. |
15. | De term muziekpsycholoog of muziekfilosoof lijkt mij beter op zijn plaats dan muziekrecensent. De muziek nam in het leven van Vestdijk zo'n allesoverheersende plaats in dat het misschien wel zo is dat de eenheid tussen het werk en de persoon van de schrijver zich in de muziekessays nog het duidelijkst manifesteert. Helaas heb ik te weinig verstand van muziek om dat overtuigend te kunnen aantonen. |
16. | Een optimist ben ik nooit geweest, maar als wij toekomst hebben heeft de Vestdijkwaardering dat ook. De thematiek stijgt immers ver uit boven de tijd waarin de schrijver leefde en de geringe interesse van jongeren, ach, Vestdijk heeft het nooit van de grote massa moeten hebben. Het werk selekteert zelf zijn lezers en dat zal wel altijd zo blijven. Van groot belang lijkt mij dat Vestdijk onder de jongere Nederlandse schrijvers veel bewonderaars telt en dat er, zoals Wam de Moor onlangs in zijn boekje vaststelde, ook wel wat invloeden te bespeuren vallen. Behalve een erkenning van het meesterschap lijkt mij dit ook verwijzen naar een voorzichtige prognose: een ‘blijvertje’ in de Nederlandse literatuur. Romans die ik graag verfilmd zou zien zijn De vuuraanbidders en De kellner en de levenden al denk ik niet dat dit filmtechnisch gezien het meest voor de hand liggende boeken zijn om te verfilmen. |
| |
Hubert Lampo
1. | Dat Vestdijk geen verstand van vrouwen had en nooit in staat was
|
| |
| |
| geweest een vrouw te beschrijven zoals ze was, lijkt mij een al té drastische uitspraak. Toch loont het de moeite zich af te vragen, waarom iemand een dergelijke uitspraak lanceert. Denkend aan het oeuvre van Vestdijk is het inderdaad zo, dat er mij niet zomaar dadelijk vrouwelijke figuren voor de geest komen. In feite gaan bij deze vraag mijn gedachten in de eerste plaats naar Anne Bonney (mogelijk is de spelling fout, ik heb het boek niet bij de hand), de ‘zeeroofster’ uit ‘Rumeiland’, die men bezwaarlijk als een typische vrouw kan beschouwen (hoewel ze ‘typisch’ genoeg is!). Gaat men over de kwestie nadenken dan bestaat de mogelijkheid dat men inderdaad met het gevoel wordt geconfronteerd dat de Vestdijkvrouwen doorgaans geen eerste-planrol spelen. Zoals alle personages bij Vestdijk zijn ze met intelligentie beschreven, een tikkeltje cerebraal misschien. Niet steeds kan men er de indruk onder houden, dat je over bepaalde vrouwen uit Vestdijk's wereld meer zoudt willen weten, kortom, dat ze niet volledig uit de verf komen. Ik denk aan de jonge lerares uit ‘Ivoren Wachters’ of aan het meisje Cecily uit ‘De Redding van Fré Bolderhey’. Het zou mogelijk kunnen zijn (althans zo bij de eerste aanblik), dat Vestdijk's wereld vooral een mannelijke wereld is, gezien door de ogen van een man, die zich het veiligst voelt wanneer hij de mannelijke optiek handhaaft. Centraal staande vrouwelijke figuren (zoals Slingeland als man centraal staat in ‘Het Zilveren Pantser’) heeft Vestdijk - voor zo ver ik weet - niet gecreëerd. Toch lijkt mij de visie dat hij als auteur geen verstand van vrouwen had een nogal drieste generalisering, die slechts door een grondig onderzoek van gans zijn oeuvre zou kunnen bevestigd of gelogenstraft worden. Wel wil ik er het volgende aan toevoegen: nergens vind ik bij Vestdijk een vrouw, waar ik als lezer verliefd op
word. Maar is dat geen algemeen verschijnsel in de Lagelandse literatuur? Voor mijn gevoel zijn er in Nederland en Vlaanderen ontstellend weinig schrijvers, die écht verstand van vrouwen hebben als je meer verlangt dan een mentaliteit van trek-je-broekje-uit-en-ga-maar-liggen. |
2. | Een dergelijke monografie acht ik nuttig, Vestdijkbewonderaars kunnen er ontzettend veel aan hebben, doch écht onontbeerlijk acht ik zulk een publicatie niet. Ofschoon ik me zelf tot de lezers reken, die enorm nieuwsgierig zijn naar de biografische en autobiografische achtergronden in het oeuvre van een auteur, die me écht interesseert. Ik zelf zal zo'n monografie dus wel zeer sterk waarderen! |
| |
| |
3. | Tot en met de nasleep van Wereldoorlog II is Vestdijk's oeuvre ongetwijfeld sterk gebonden aan het ‘tijdsklimaat’. Een tijdsgebonden element is zeker de invloed van Joyce (‘Meneer Visser's Hellevaart’) die hij duidelijk heeft ondergaan, terwijl de fantastisch-realistische dimensie van ‘De Kellner en de Levenden’ reeds in 1952 de fantastische trend (het succes van Hesse, van een ‘Matin des Magiciens’, van een publicatie als ‘Bres’) van de jaren zestig aankondigt. In dit tweede geval is hij een voorloper. Zijn fantastiek is zeer persoonlijk, wat altijd wel mogelijke verwijzingen naar bv. een Meyrink grotendeels irrelevant maakt. |
4. | Ik lees Vestdijk meestal met een gevoel van ‘je moet er nu éénmaal doorheen’, aanvankelijk althans. Wanneer ik dan na een poos gewend ben aan zijn nuchtere, wat stroeve en steeds gedistantieerde benadering van de verschijnselen, groeit van bladzijde tot bladzijde mijn waardering voor de knapheid van wat hij schrijft, ook al voel ik mij zelden door hem écht ontroerd. Ik houd wel degelijk van Vestdijk, doch dan zoals ik van Strawinsky, niet zoals ik van Mozart houd. Toch oefent hij ‘ergens’ een zeer grote aantrekkingskracht op me uit; nooit heb ik een boek van hem dat binnen mijn bereik kwam ongelezen gelaten. Ik maakte met zijn werk kennis in de nazomer van 1940, een ogenblik waarop het moeilijk werd uit Nederland geïmporteerde boeken te pakken te krijgen. Ik kocht en las toen meteen ‘Het vijfde Zegel’ en ‘Rumeiland’: zij zijn er de oorzaak van geweest dat Vestdijk mij is blijven fascineren. |
5. | Dan het werk van Vestdijk ‘bedacht’ wordt genoemd, begrijp ik. Precies op dat ‘bedachte’ berust voor een behoorlijk part mijn bewondering voor hem. Voor zo ver het mogelijk is om zich een voorstelling van ‘de ideale romancier’ te vormen, is deze ideale romancier inderdaad de man, die een verhaal bedenkt, zijn intrige en zijn personages verzinkt. Ik geloof, dat daarin de grote kracht van de hedendaagse Engelse romanciers (Fowles, Colin Wilson) blijft schuilen. Op het eerste gezicht is Vestdijk inderdaad cerebraal. Ik voel mij op dit stuk niet volkomen zeker, doch houd niettemin rekening met de mogelijkheid, dat deze cerebraliteit, zo ongeveer als het zgn. cynisme bij Elsschot, een vorm van zelfverdediging zou zijn, een afweerreactie waardoor hij een inderdaad niet noodzakelijk denkbeeldige romantische gevoeligheid tracht verborgen te houden, wat m.i. zeker op de Anton-Wachtercyclus van toepassing is. |
6. | De waanzinnige geestigheid, waarover Henriette van Eyk het had, is dan wel heel, heel droog, zo droog dat ik er nooit veel van gemerkt heb. Ik
|
| |
| |
| twijfel er niet aan, dat er zo iets als een Vestdijkiaanse dialectiek zou bestaan. Op dit moment heb ik niet de gelegenheid te onderzoeken, waarin die nu precies zit. Duidelijker is mij wat ik althans zélf als Vestdijk's distantiërende optiek beschouw: tussen mijn wereld en mij, de lezer, plaatst hij iets als een glazen scherm doch - waarom kan ik niet zo dadelijk zeggen - op één of andere manier is dat scherm er nodig opdat ik die wereld van hem zo duidelijk mogelijk zou zien. |
7. | Ik herlees nu en dan een werk van Vestdijk, zo een paar per jaar. Hierbij leg ik - wat de keuze betreft - geen speciale voorkeur aan de dag (hoewel ik op het huidige moment de behoefte gevoel ‘Meneer Visser’ weer eens ter hand te nemen). Dit gebrek aan voorkeur is mogelijk wel typisch: bij het herlezen van een Vestdijk-roman treft het mij telkens, dat ik hem zoniet qua sfeer, dan toch qua inhoud grotendeels vergeten was. Het is telkens een hernieuwde kennismaking in de letterlijke zin des woords. Dit zal wel in de eerste plaats verband houden met de grote densiteit van Vestdijk's oeuvre, doch uiteraard ook met mijn slecht geheugen en met het feit, dat ik hem dus al van 1940 af gelezen heb. |
8. | Mijn lectuurkeuze is niet beïnvloed door de meningen van Vestdijk (als criticus en essayist, bedoel je?). Het valt mij echter op, dat hij belangstelling koestert voor auteurs, die ook mij sterk interesseren, ofschoon ik dezen niet via hem heb leren kennen: ik denk aan John Cowper Powys, over wie hij in ‘Zuiverende Kroniek’ (1956) ruim veertig bladzijden heeft geschreven, - met overigens bijzonder belangrijke commentaren bij deze verre van gemakkelijke, op het continent weinig gekende auteur (‘A Glastonbury Romance’, etc.) |
9. | Ik heb - tot mijn oprechte spijt - Vestdijk nooit ontmoet. |
10. | De rode draad?... Ik vraag mij af of gans het werk van Vestdijk in feite niet één onafgebroken autobiografie is, waarmee ik bedoel dat wij in elke roman de hoofdpersoon als een alter-ego van de schrijver moeten beschouwen, zodat Vestdijk zowel El Greco als Singeland is. Ik heb het dus niet alleen over de Anton-Wachtercyclus. Trouwens, zijn onze personages niet altijd afsplitsingen van ons zelf? Dit schijnt natuurlijk tot op niet geringe hoogte in tegenspraak met mijn opvatting dat Vestdijk precies zo bewonderenswaardig is door het feit dat zijn romans ‘ab ovo’ gecreëerd zijn (‘bedacht’), doch ik veronderstel dat een auteur er nooit onderuit komt: hoe dan ook, in ieder van zijn romans is hij als personage(s) aanwezig. |
| |
| |
11. | De verbanden tussen Vestdijk's romans en zijn essayistisch werk zijn er zeker. Zonder aan een speciaal werk te denken wijs ik op zijn hier reeds genoemd opstel over John Cowper Powys. Zijn interesse voor deze auteur houdt ongetwijfeld verband met een zekere geestelijke verwantschap. Vestdijk schrijft over Powys omdat hij zelf, net als laatstgenoemde, de neiging aan de dag legt om psychologisch ‘jusqu'au bout’ te gaan. Er is geen sprake van dat de Nederlander de invloed van de Engelsman zou hebben ondergaan, doch beiden leggen de neiging aan de dag om hun personages tot de uiterste konsekwentie te analyseren, zij het dan dat de helden van Vestdijk zichzelf meestal vrij nuchter observeren, terwijl Powys geëxalteerde, inmiddels meestal mislukte mystiekers ten tonele voert. |
12. | Vestdijk is niet gedateerd en blijft met hoofd en schouders boven de modefiguren uitsteken, die vandaag de dag op het schild worden getild. Wel is het zo, dat de lectuur van zijn werk een grote inspanning vergt. Hij blijft de grootste Hollandse romancier van deze eeuw, - typisch ‘Hollands’ inderdaad door zijn zucht tot analyseren en de verre afstand die er ligt tussen zijn geschriften en een speelse, misschien geniale improvisatie. Op een internationale, ‘eeuwige’ ranglijst kan ik hem bezwaarlijk situeren. Soms denk ik even aan Stendhal, doch beiden behoren tot zo verschillende werelden dat men met zo'n gedachtenassociatie nergens staat. Ik denk dat wij ons op zijn creatieve alzijdigheid horen te verheugen, doch ik weet ten slotte te weinig af van de wereldliteratuur om Vestdijk daar ergens in te situeren, althans op een verantwoorde manier... |
13. | Echt ‘slechte’ boeken van Vestdijk ken ik niet: alles wat hij geschreven heeft bezit een zeker niveau, waar hij (zou het trouwens wel ànders kunnen?) nooit onder zakt. Er is één critiek, die ik wel eens durf maken: soms wordt hij door uitvoerigheid en detailzucht nogal vervelend. Voor mijn gevoel geldt dit o.m. voor ‘De Vuuraanbidders’. Nu is het zo, dat ik vervelend zijn als een doodzonde voor de romancier beschouw, doch mogelijk ligt dat in Holland enigszins anders (na ruim vier eeuwen Bijbel-brainwashing); inderdaad erken ik, dat ik een aantal luid toegejuichte Noordnederlandse romans, dus niet van Vestdijk, ook oervervelend vind. Misschien is dit een reactie van de oppervlakkige Vlaming, die nog altijd een enorm belang aan het verhaal hecht... |
14. | Ik geloof niet, dat de poëzie van Vestdijk echt belangrijk is, doch hoor hier aan toe te voegen, dat ik erg weinig van poëzie afweet. In elk
|
| |
| |
| geval spreken zijn gedichten mij weinig aan. |
15. | Wat ik van Vestdijk ooit over muziek heb gelezen vond ik uitstekend, veel beter dan wat de ‘gewone’ recensenten schrijven. |
16. | Ik denk dat het (jonge) publiek wat uit zijn lood is geslagen door de volumineuze productie van Vestdijk. Bovendien verschijnt er zo ontzettend veel op de markt waarover (niet steeds om artistieke redenen) hoog van de toren wordt geblazen. Toch lijkt een revival van Vestdijk mij lang niet uitgesloten. Het onderwijs kan hier veel aan doen. Men duwe echter het jonge publiek niet ‘Ierse Nachten’ of ‘De Eiken van Dodona’ (waarvan nochtans geen kwaad!) onder de neus. Doch ‘Meneer Visser's Hellevaart’, ‘De Kellner en de Levenden’, ‘Rumeiland’, ‘De Koperen Tuin’, ‘Bevrijdingsfeest’ (en nog een boel andere van zijn romans) zullen ongetwijfeld belangstelling vinden bij de huidige, ook rijpere lezersgeneratie. |
| |
R. Marres
1. | Vestdijk heeft een aantal vrouwefiguren geschapen, die aannemelijk genoeg zijn. Belangrijker dan waarschijnlijkheid is trouwens dat ze een bepaalde betekenis hebben. |
2. | Romans behoren evenals elk kunstwerk voor zichzelf te spreken, idealiter. Maar biografisch materiaal kan mits goed geïnterpreteerd eigenaardigheden ervan begrijpelijk maken. |
3. | Ik heb de indruk dat de invloed van de tijdgeest na 1945 op Vestdijk gering is geweest. |
4. | Ik las toevallig het eerst ‘De zwarte ruiter’, waar ik toen niets aan vond. Later las ik ‘Ivoren wachters’, dat een onuitwisbare indruk op me maakte. Ik vind zijn werk vaak interessant, al doet het me niet altijd wat. |
5. | Een vaak ‘romantische’, ‘gevoelige’ thematiek wordt door Vestdijk objectiverend en analyserend behandeld. Dat verklaart de tegenstelling in de indruk van verschillende lezers, die u vermeldt. Vestdijks hart zit in zijn hoofd. |
6. | Vestdijk kan inderdaad heel ironisch zijn, en soms humoristisch. Geestig vind ik hem niet. Ik geloof niet dat de ironie een innerlijke samenhang heeft met zijn neiging tot paradoxaliteit, die op onzekerheid berust en die de mogelijkheid een objectieve indruk van iets op te doen en daar het enig juiste woord voor te vinden, op losse schroeven zet. |
7. | Ik lees zo nu en dan graag een Vestdijk om de eenvoudige reden dat
|
| |
| |
| het niveau heeft. Behalve De koperen tuin vind ik goed Ivoren wachters, delen van de Anton Wachter romans - bijv. Surrogaten voor Murk Tuinstra -, Het glinsterend pantser en bij gedeelten de twee vervolgromans, Meneer Visser's hellevaart, De nadagen van Pilatus, De ziener, Een Alpenroman etc. Om één essay te noemen, De toekomst der religie vertoont veel inzicht. |
8. | Ik lees bij voorkeur Beckett, Bellow, Borges, Van het Reve, Proust als ik wat meer tijd heb. |
9. | Neen. |
10. | Er zijn meerdere hoofdmotieven in zijn oeuvre. Eén daarvan is het motief van verlaten, verworpen en uitgestoten worden of zich zo voelen. Dat speelt in De koperen tuin, Ivoren wachters, de Anton Wachter romans, Het glinsterend pantser, Open boek, Juffrouw Lot. |
11. | -. |
12. | Het milieu, waarin de contemporaine romans spelen, de levensomstandigheden erin, raken onvermijdelijk gedateerd. Interessanter is de vraag of zijn thematiek gedateerd is. Ik geloof van niet.
Vestdijks beste werk behoort tot het beste van de Nederlandse romanliteratuur en essayistiek. Het kan een vergelijking met veel internationaal bekend werk gemakkelijk doorstaan, maar hij behoort niet tot de grote vernieuwers. |
13. | Sommige van zijn romans maken nauwelijks indruk op me. Een paar van zijn latere romans betekenen m.i. niet veel, Een huisbewaarder bijvoorbeeld. Een schrijver met een intellectuele begaafdheid van Vestdijk loopt het gevaar kunstmatig te worden, alleen maar virtuoos, als het thema hem niet erg inspireert. |
14. | Zijn poëzie is bij vlagen beeldend en indringend. |
15. | -. |
16. | Er zal geleidelijk een selectie van het beste werk plaats vinden, zoals dat altijd gaat. Zo'n selectie zal het een tijd uithouden.
Veel romans van hem lijken me moeilijk te verfilmen, maar als men het doet, moet de hoofdpersoon zich liefst niet als een huilebalk gedragen zoals in de tv-bewerking van De koperen tuin maar bedwongen sentiment tonen. |
| |
Theun de Vries
1. | Ik denk dat er niet veel creatieve problemen voor Vestdijk bestonden.
|
| |
| |
|
Zodra hij het thema en daarmee de personages voor zijn opeenvolgende romans had doordacht, kwamen de figuren op de plaats waar zij thuis hoorden. Ook de vrouwen. Te zeggen dat V. geen vrouwen kon beschrijven zou in feite betekenen dat men hem inventiviteit en observatievermogen ontzegt, en die had hij nu juist in zo hoge mate. Op mij maken zijn vrouwengestalten een hoogst authentieke indruk, al zou het maar de authenticiteit van de fantasie zijn! |
2. | Als steeds dient elk autobiografisch materiaal, dat over een schrijver bekend wordt, niet zozeer de volledige kennis omtrent zijn romans en figuren, als wel die van zijn persoon. Houdt men van het werk, dan wil men ook van de maker houden, althans veel over hem weten. Dat is mijn ervaring. Daarom lees ik graag biografieën (en autobiografieën) van auteurs. Voor de kennis van het werk zijn ze veelal overbodig. |
3. | Vestdijk kwam, zag en bleef wie hij was. Hij is een typische auteur van de 20e eeuw, en zal in die door zijn jaartallen omschreven en binnen die periode voltrokken algemene en particuliere gebeurtenissen als zodanig blijven staan. Niet hij ‘hoefde met zijn tijd mee te gaan’, de tijd moest met hem meegaan. (Toen hij kwam, werd hij door velen nog niet eens begrepen en naar waarde geschat). |
4. | Mijn eerste Vestdijk was zijn gedichtenbundel ‘Kind van stad en land’, waarover ik een geestdriftige bespreking hield voor de VARA-Radio (onder red. A.M. de Jong) in 1936. Sindsdien is mijn bewondering - in gradaties - voor de kenner en kunner in V. gebleven, al bemerk ik wel dat ik hem zoetjesaan iets meer ga relativeren. |
5. | V. kan alles zijn, cerebraal (d.i. met een duidelijk herkenbare structurele opzet) en gevoelig (De Bruine Vriend). Hij is in zijn historische romans in menig opzicht romantisch, maar - zie vraag 3 - een kind van zijn eeuw. Zijn innerlijke gevarieerdheid is groot, dank zij een fenomenaal stel hersens. Hoe iemand zonder hersens zou kùnnen schrijven, is mij altijd een raadsel geweest. Een nuchtere Hollandse inslag (Harlingen?) behoedt V. natuurlijk altijd voor sentiment, maar hij is in feite nooit afstandelijk bij zijn objecten betrokken. |
6. | V. kon droog, sarcastisch en dan ook wel genadeloos uit de hoek komen. Zwarte humor lag hem wel het meest, ironie van het lot, etc. Hij zelf werd van dit laatste misschien wel een slachtoffer. |
7. | Ik herlees met name graag de gedichten (ja, alle drie delen!) en de novellen. Ook enkele historische romans (Aktaion, Pilatus, Vuuraanbid- |
| |
| |
| ders, Vijfde zegel, Ierse nachten). |
8. | Andere schrijvers bij voorkeur: Tolstoj, Thomas Mann, Graham Greene, Proust, Anna Seghers, Sartre, van de oudere Balzac, Poe, Gogol. V.'s meningen hebben daarbij weinig of geen invloed gehad. |
9. | Mijn indrukken van V. heb ik in interviews en artikelen vastgelegd. Een hoogst ongewoon mens, kwasi-onhandig in het leven staande, de verkeerde indruk wekkend dat hij eigenlijk een petit-bourgeois was, door zijn hele scala van thema's en ideeën een kosmopoliet, waardoor het er nauwelijks nog op aan leek te komen hoe hij zich in het leven gedroeg, al moet ik daarbij zeggen dat dit gedrag soms t.a.v. zijn naaste omgeving niet prijzenswaardig humaan en voorbeeldig mag worden genoemd. Voor velen zelfs een onaangenaam mens. Nooit voor mij. |
10. | Ik zie geen rode draad in het oeuvre, tenzij een ongestilde belangstelling voor het genus mens. Niet altijd in lieflijke zin. |
11. | Verbanden tussen bepaalde romans en het essayistisch werk zie ik niet direct. Naar mijn gevoel moeten ze beide worden gezien als de verschillende lagen van zijn altijd werkzame geest, verschillende aspecten van zijn creativiteit, het beleven van de vooral literaire en muzikale realiteit vanuit uiteenlopende gezichtshoek. |
12. | Zie vraag 3. Elke schrijver die dood is is daarmee meteen gedateerd, want wij kennen hem dan als een mens tussen twee data. Als u met gedateerd bedoelt verouderd, roep ik luid: Nee! In V. komen een aantal van de meest typische psychische kenmerken van de intellectuele, Westeuropese, a-politieke of zelfs anti-politieke (dus: liberaal-conservatieve) mens samen en vinden in een reeks van gevallen briljante expressie. Die blijft overeind staan. Op de ‘ranglijst’ (ik wist niet dat die bestond) zou ik hem bij de toplaag plaatsen, met de bij elk geniaal mens niet te verdoezelen reserves. |
13. | De romans uit de laatste tien jaar behoren tot het domein waar ik t.a.v. Vestdijk reserves maak. Ik vind ze te veel vanuit de studeercel geschreven. Treffend om hun inventiviteit maken ze toch een ietwat steriele indruk op mij. Er werd naar mijn idee in V.'s persoon toen niet meer ‘geworsteld’, of misschien was er ook voldoende verdrongen, om deze kwasi-sereniteit en inventiviteit te kunnen vertonen. |
14. | Groot dichter, weerbarstig talent, ideeënrijk, soms verbazingwekkend slechte vormgeving, die door meeslepende inhoud wordt overstraald, speelse, muzikale, humane accenten die soms in de romans niet
|
| |
| |
| voldoende aan het oppervlak komen. |
15. | Als muziekrecensent maakt V. op mij een doorgaans fascinerende indruk. Over zijn betrouwbaarheid op dit punt kan ik niet voldoende oordelen. Ik lees zijn stukken misschien te veel als literatuur, al ben ik zelf, zeer bij muziek betrokken. |
16. | De invloed en de werking van V. zal, als van elk belangrijk schrijver, aan eb en vloed onderhevig zijn. Wie iets waard is wordt permanent (althans voorlopig) herontdekt. Ook de volgende jongste generatie zal weer iets in hem vinden (ik denk vooral de historische romans). Zijn boeken zijn tot nog toe op schandelijk slechte wijze verfilmd. Grootse verfilmingen (maar dat kunnen misschien alleen Japanners en Italianen) van het Vijfde zegel, Aktaion, Ierse nachten, een reeks ‘schetsen’ uit de Anton Wachterromans (en dan op z'n Engels) zijn ideëel denkbaar, maar ik zie nog niet de regisseur, die zelf zoveel visie heeft en die hoge opgave aandurft. |
| |
Prof. dr. J.T. Wiebes
Hier dan mijn antwoorden op de ‘vragenboog’ over Vestdijk. Ik beantwoord sommige vragen niet, niet omdat zij mij niet interesseren maar omdat mijn antwoorden neer zouden komen op napraten van wat ik gelezen heb over het genoemde aspect: zo heb ik geen eigen oordeel over wat U vraagt onder de nummers 3, 8, 10, 12, 15.
Toen ik studeerde lazen mijn vrienden Ter Braak. Ik vond daar niet zoveel aan, maar toch was het door zijn ‘Duivelskunstenaar’ dat ik Vestdijk's romans ben gaan lezen. Ter Braak besprek bij het noemen van de romans iets wat mij boeide, namelijk de vorm waarin de beleving, die de auteur wil overdragen, wordt geëxpliceerd. Ik ben toen begonnen met de Anton Wachterroman (‘De andere school’ kwam juist uit) (VRAAG 4). Het is zo interessant dat werk, dat duidelijk ‘cerebraal en bedacht’ is, tegelijkertijd zo mooi kan zijn (VRAAG 5). Het leidde bij mij tot herkenning van mijn denkwereld, hoewel dat mij toen niet zo helder voor de geest zal hebben gestaan. Het verbaast mij wel eens te horen dat Vestdijk bij voorbeeld ‘van vrouwen’ (VRAAG 1) geen verstand zou hebben terwijl hij er toch over schreef! Ik heb niet de indruk dat hij over iets schreef waarover hij niet een gefundeerde mening had. Het is m.i. voor géén schrijver een doel, bij voorbeeld, een vrouw te beschrijven zoals ze is, maar eer zoals hij haar ziet. Ik denk dat Vestdijk de tegenstel- | |
| |
ling vrouw-man heel sterk als gelijk-en-toch-ongelijk ervoer, iets dat in geen systeem dat hij kon bedenken te vangen was en dus met veel voorbeelden (als modellen) benaderd moest worden. Ik zie hierin duidelijke parallelen met sommige essays (VRAAG 11) waarin hij zich bezig houdt met vormen of met de maat der schoonheid. Dat moet hem, vooral in het eind der 40-er jaren, geweldig hebben geïnteresseerd. Ik lees en herlees vooral die essays graag en vaak (VRAAG 7): ‘de Poolsche Ruiter’, ook ‘Astrologie en Wetenschap’, omdat Vestdijk zo intelligent worstelde met problemen van meer dan de twee of drie dimensies, die in het platte vlak of in de ons vertrouwde ruimte zijn voor te stellen. Ik vind het jammer dat ik Vestdijk nooit heb gekend (VRAAG 9), want daar zou ik graag met hem over hebben willen praten.
Voor zover een uitgebreide biografie (VRAAG 2) mij inzicht kan verschaffen in de oorzaken en de verwerking daarvan tot Vestdijk's romans, acht ik zulk een werk van groot belang. Vroeger vond ik de Amsterdamse Anton Wachter-romans slechte boeken (VRAAG 13), vooral in de zin van onwaarachtig, want zo herkende ik mijn studietijd (toegegeven: in Leiden!) niet. Door Visser's studies interesseren zij mij nu wat meer, hoewel ik, evenmin als Fens, ‘ooit in Doorn’ ben geweest.
Ik lees niet gemakkelijk gedichten (VRAAG 14), maar ik vind (en weet niet waarom) ‘Madonna met de valken’ prachtig. Bij het lezen van essays of romans kan ik soms in de lach schieten, zo geestig vind ik dan de tekst (VRAAG 6). Het is inderdaad, denk ik, vaak de samengebrachte, onverwachte tegenstelling die dit resultaat bewerkstelligt. Uw VRAAG 16 is dubbel: van film heb ik weinig verstand, maar als een filmer de spanning zou kunnen oproepen die in sommige verhalen aanwezig is (‘Het veer’, ‘Barioni en Peter’, ‘De verdwenen horlogemaker’ - vooral dat laatste lijkt me erg geschikt voor verfilming), zou dat m.i. ook jongeren zeer kunnen interesseren.
|
|