Supermens, die ondanks de dood-van-God gedachten als een ideale vaderfiguur verschijnt. En bij Vestdijk behoort die vader een Rechtvaardige vader te zijn. Is hij dat niet, trekt hij zijn troetelkinderen voor, dan is hij een gedesintegreerd en daarmee verre van volmaakte vader. Die gedesintegreerde mens ziet het niet meer zitten, hij leeft niet langer uit de religieuze totaliteit.
De sociale rechtvaardigheid staat pedagogisch centraal. Met de rechtvaardige vader zou men zich kunnen en moeten vereenzelvigen. De laatste grote Nederlandse pedagoog - Langeveld - heeft het de verdienste van Freud genoemd, dat hij de identificatie-processen zo centraal heeft gesteld.
Waarom zouden we nu maar niet vaststellen dat Vestdijk heel oude koeien niet uit de sloot heeft gevist maar met zijn bezoek heeft vereerd? Hij heeft hen dunne straaltjes melk kunnen ontlokken. Hij heeft ze niet afgeslacht. Hij heeft begrepen wat de moedermelk van de pedagogiek zoal aan ingrediënten bevat. In de pedagogiek gaat het o.a. om de vereenzelviging met de geïdealiseerde volwassene. Die volwassene moet als voorbeeld kunnen dienen. Vestdijk onderzocht echter geen volle pedagogische melk maar uiterst magere melk. In zijn eigen terminologie zou men van gedesintegreerde melk moeten spreken. Het was vadermelk, geen moedermelk.
De 19e-eeuwers Nietzsche en Freud over-accentueerden nog steeds de vaderrol, zij waren mannen-filosofen en -psychologen. Ook zonder God stond de Goede Vader nog weer model. De Amerikaanse psycho-analyticus Erik Erikson zag het pedagogische tekort toen hij in zijn studie over Maarten Luther vroeg: Had die man dan geen Moeder?
Op de laatste bladzijde van de Toekomst der Religie worden - heel typerend - de vrouwen tussen haakjes geplaatst. Vestdijk reserveert nog 5 eeuwen voor het kweken van leraren en leermeesters, die aan de strengste eisen zullen moeten voldoen. En daarmee zijn we dan weer terug bij Plato's ideale Staat, waar ook de manlijke wijsgeren de gaven van het hoogste woord konden koesteren.