Vestdijkkroniek. Jaargang 1977
(1977)– [tijdschrift] Vestdijkkroniek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 35]
| |
De koperen tuin: van Paradijs tot Golgotha
| |
[pagina 36]
| |
dansen laat zij haar partner alleen staan: ‘zij nam niet meer de minste notitie van mij, en wie daar voor gek stond was ìk’(24). De in het dansen geconstitueerde eenheid is plotseling verbroken, hetgeen de tweedracht na de bijbelse zondeval in gedachten roept. Eén ogenblik overweegt Nol de eenheid te herstellen: ‘Ik had nog willen zeggen: “We hebben samen gedanst”’ (25), maar hij zegt het niet. Veel later, wanneer hij Trix bij haar thuis ontmoet, wil hij het in haar herinnering terugroepen: ‘We hebben vroeger samen gedanst, maar dat weet je natuurlijk niet meer’ (87). Inderdaad lijkt Trix dit allang vergeten te zijn. In Nols gesprek met de tante van Trix, de morgen na haar zelfmoord, komt hij op hun dansbelevenis terug, die voor hem een eerste keerpunt in het leven is geweest. ‘Mijn wanhoop is begonnen, toen we niet meer samen op de muziek van haar vader - mijn leermeester - konden dansen’ (246). Nol heeft, kunnen we anders formuleren, van de kennisboom gegeten (= Trix leren kennen), waar een uitdrijving uit het paradijs op volgde, hetgeen wil zeggen dat hij in het vervolg niet meer met Trix kon dansen op haar vaders muziek. Waarmee in de tuin ‘een aanvang werd gemaakt, dat was het ongeneeslijke verdriet, dat nu mijn enige bezit was geworden, en dat ik niet eens meer zou willen missen, ook al zou, een van zijn hooghartige grillen volgend, een engel met een vurig zwaard het uit mij willen snijden’ (272). Anders dan in Genesis zou een engel met een vurig zwaard niet kunnen beletten, dat Nol van tijd tot tijd terug gaat naar de tuin, ‘als ter bedevaart’ (65). Maar de tuin is dan niet meer wat hij vóór het dansen was. De middag van het dansen was een ‘warme zomermiddag’ (14), terwijl latere beschrijvingen van de tuin steeds spreken van ontbladerde bomen, molm en rottenis; de bomen zijn dan zwart en vochtig en muf onder hun koperen gebladerte, zodat ik hun doodzieke geuren meende te ruiken waar ik stond’ (272). De ‘heilige grond’, het dansen als het ingaan van een nieuwe kennisfase en de verbroken eenheid erna, heel vaag lijkt dit alles wel naar het Paradijs en naar wat daar gebeurde te verwijzen, maar toch te weinig om overtuigende parallellen op te leveren. De enige ‘harde’ verwijzing naar het bijbelverhaal is mijns inziens de engel met het vurige zwaard.
Het is bekend dat Paradijs en Golgotha begin- resp. eindpunt zijn van de bijbelse geschiedenis, die geheel is gericht op de komst en kruisdood van Jezus. De parallellen tussen De koperen tuin en het paradijsverhaal waren, zagen we, uiterst zwak. Heel wat hechter vind ik de relaties van de roman met het Christusverhaal zoals ons dat uit de evangelies bekend is. Maar voor ik dit duidelijk kan maken moet ik nogmaals het woord zondeval noemen, ditmaal in andere context dan in verband met het dansen in de tuin. Wat Nol en Trix in hun ‘paradijs’ samen beleefden, n.l. een inwijding in een volgende fase van de volwassenheid, grijpt vooruit naar andere kerngebeurtenissen in de roman, n.l. naar de sexuele inwijding van Trix door Vellinga, en naar Nols liefde voor Trix, voor een ‘gevallen’ vrouw, waardoor hij zichzelf zou verlagen. Ik citeer Hella Haasse, waar zij van een ‘dubbele zondeval’ spreekt: ‘die van de innerlijk “hoogstaande” Trix (een staat van zijn, naar welkehaar herhaaldelijk ter sprake gebrachte lengte schijnt te verwijzen), en die van Nol Rieske, de zoon van de rechter, die maatschappelijk van “hoger stand” is dan Trix’.Ga naar eind4. Maar Trix is niet door eigen schuld ‘in de zonde gevallen’. Haar vader was bij | |
[pagina 37]
| |
haar die nacht en had het moeten beletten. Cuperus was daar evenwel te dronken voor geweest. Jaren nadien vertelt Trix de toedracht van die avond aan Nol: ‘dronkenschap is best, maar hij had er mij toch maar in laten vliegen, hij had mij moeten beschermen’ (216). Cuperus heeft aan zijn vaderlijke plicht verzaakt. Hij was niet bij machte, die ene nacht over zijn dochter te waken. Dit tekort van Cuperus wijst weer vooruit naar Nols falen wanneer hij op een beslissend moment weigert een nacht bij Trix te blijven. Dit had haar zelfmoord die nacht waarschijnlijk voorkomen. Na uit een nachtmerrie ontwaakt te zijn denkt Nol er aan hoe het zou zijn om nièt met Trix samen te wonen. ‘Waar zij ook woonde, wat zij ook deed, geen uur, geen minuut zou ik haar uit mijn ogen willen laten gaan’ (238). Terwijl het vooral diézelfde nacht nodig was haar niet uit het oog te verliezen. De volgende dag, na van Trix' dood gehoord te hebben, komt het zelfverwijt met een voor de hand liggende bijbelse parallel: ‘wat zij vroeg was alleen: waak met mij, één uur’ (247). Hetzelfde had Christus in de Hof van Gethsemané aan zijn discipelen gevraagd. Dit doet mij vermoeden dat een gestalte van Trix in de roman de Christusgestalte isGa naar eind5.. In een gefantaseerd gesprek met Caspers vergelijkt Nol haar met Christus: ‘Ik geloof in God, maar Hij laat mij in de steek. Zij is dood, en Hij zou haar kunnen opwekken, want daartoe heeft Hij de macht’ (267), en spreekt hij over zijn verdriet ‘dat niemand kent, of ooit gekend heeft, Christus aan het kruis niet eens, want de Vader wachtte Hem. Mij is niet eens toegestaan háar te bewenen’ (267). In dit verband is het vreemd dat Trix' volledige naam maar zelden in de beschouwingen over De koperen tuin wordt betrokken. Beatrix is de vrouwelijke vorm van Christus' naam Beator, Zaligmaker. Trix en Christus hebben behalve hun naam nog iets met elkaar gemeen. Luxas 2:42 zegt dat Jezus twaalf jaar was toen hij voor het eerst in het openbaar sprak. Trix had diezelfde leeftijd toen zij met Nol in de tuin danste. Jezus' eerste optreden in de tempel is een eerste poging volgelingen aan te trekken. Wanneer Trix de dansende Nol vastpakt en samen met hem verder danst is dat een uitnodiging om van het hele leven samen een ‘dansfeest’ te maken. Ik zei reeds dat de beslissing hierop voor Nol belangrijker is dan voor Trix. Evenals de mensheid volgens het Nieuwe Testament Christus nodig zou hebben voor haar heil. Maar, omgekeerd, zijn Christus en Trix zichzelf genoeg. Er is nog een passage die mij voor Trix' Christusrol veelzeggend voorkomt. Wanneer Trix na het dansen wegloopt en doet of zij Nol niet meer ziet, dan wil Nol daar met opzet voorlopig niet teveel aan denken: ‘eerst moet ik definitief met Chris hebben afgerekend’ (27). Wat wil dit zeggen? Nol en Chris verschillen van elkaar als de dag en de nacht. Zij hebben nauwelijks iets gemeen. Chris bezit een zakeninstinct (o.a. tot uiting komend in zijn pepermunthandel) waar de dromerige Nol vreemd tegenover staat. Christ verschijnt in het verhaal als de vlotte jongen die al voetbalt terwijl Nol nog bij de lectuur van sprookjesboeken verwijlt. In overeenstemming met zijn zakelijke inslag kiest Chris voor de juristenopleiding, juist het vak dat voor Nol de belichaming is van filisterdom en kleinburgerij. Het is mijns inziens geen toeval dat Trix juist door de jurist Vellinga wordt onteerd. Ligt het niet voor de hand dat Chris en Vellinga vertegenwoordigers zijn van het duister? Het misleidende in Chris' geval is, dat hij niet is zoals hij heet, het is géén Christus, hij is veeleer een ‘verkeerde’ Christus, we zouden | |
[pagina 38]
| |
hem eerder de Antichrist moeten noemen. Als Vestdijk dit bewust of onbewust met Chris' naamgeving heeft voorgehad, dan is de zin van Nols overweging na het dansen, dunkt mij, dat hij eerst afgerekend moet hebben met de valse Christus voor hij zich bezig kan gaan houden met de echte, met Trix. Nols reacties op Trix' dood zijn van een intense ontreddering: ‘ik ben de schuldigde, de moordenaar’ (252). Dit herinnert ons aan Revius' sonnet met de eerste regel: ‘T’ en zijn de Joden niet, Heer Jesu, die u cruysten’. Maar hij kan nog niet in Trix' dood geloven. In een sigarenwinkel belt hij naar de dokter en uit de woorden van diens vrouw moet hij wel opmaken dat Trix inderdaad is overleden. Na nog enige woorden met de winkelier te hebben gewisseld verlaat hij de zaak. ‘Als een hel lag de smoorhete sigarenwinkel achter mij. Een vagevuur misschien, leidende naar de hemel der zekerheden, want ik wist nu tenminste, dat Trix dood was’ (266). Die ironische hemel kan toch weinig veranderen aan Nols gevoel de nederlaag te hebben geleden in zijn positie tussen goed en kwaad, tussen Trix en de anderen: ‘ik ben naar de juristen teruggegaan, de farizeeërs en schriftgeleerden’ (247). De enige figuur uit de Bijbel die kan zeggen: ik heb Christus gedood want ik ben teruggegaan naar de farizeeërs, is Judas. Er is veel voor te zeggen om Nol in zijn relatie tot Trix een Judasfiguur te noemen. Het goede heeft hij in de steek gelaten, het kwade heeft hem op een beslissend moment tot zich getrokken toen het er op aankwam één enkele nacht bij Trix te blijven. De dubbele overwinning die het kwade, de harde zakenwereld à la die van de Chrissen en Vellinga's, op Trix èn op Nol schijnt te hebben geboekt, wordt beklemtoond door de naam van Vellinga's verblijfplaats op het moment dat de tragische gebeurtenissen zich afspelen: het Victoriahotel. Ik zei: schijnt te hebben geboekt. Om te zien waarom Vellinga's victorie een schijnbare is, moeten we eerst naar de droom waarin Nol zichzelf in de tuin ziet zitten, eerst in de vijver, die modderig was en ondiep, dan in het gras naast Cuperus. Trix trapt naar een krokodil en doet pogingen deze met handgebaren te bezweren. Dit lukt haar tenslotte. Is de krokodil te vergelijken met de draak uit Psalm 91:13? Dit Psalmvers: ‘Super aspidem et basiliscum ambulabis, conculcabis leonem et draconem’, heeft in de middeleeuwen aanleiding gegeven om Christus af te beelden terwijl hij de draak, waarin Honorius van Autun de duivel ziet, vertreedtGa naar eind6.. En anderzijds, kunnen we de krokodil met Vellinga identificeren en met alle anderen die tot Trix' nederlaag hebben bijgedragen? Beide vergelijkingen zijn mogelijk. Maar hoe is het dan met elkaar te rijmen dat Vellinga over Trix heeft gezegevierd èn dat Trix hem in Nols droom zou hebben bezworen? Hierover dadelijk. Eerst moet ons in Nols droom nog iets anders opvallen. Nol bevindt zich vlak naast de krokodil: ‘Ik lag dicht tegen de krokodil aangedrukt’ (46) en hij voelt zich zo met het dier verbonden terwijl het door Trix wordt bezworen, ‘dat ik mèt hem de verstikkingsdood tegemoet zonk’ (47). Zijn positie in deze droom is weer een bewijs voor Nols wankel evenwicht tussen goed en kwaad en voor zijn geneigdheid tot het laatste. Nol is evenzeer krokodil of draak als Vellinga. Hij is niets beter dan de anderen, eerder nog erger want hij wéét de weg naar het goede, hij weet dat hij alleen bij Trix het geluk kan vinden; haar naam en haar Christusrol staan daar borg voor. Toch staat hij steeds weer (in de droom en in de nacht van Trix' dood) aan de kant van de krokodil, toch kiest hij steeds | |
[pagina 39]
| |
weer voor de kant van het kwade. Hij kan zich niet losmaken uit de gevestigde orde, waarin een Trix of een Cuperus corpora aliena zijn. Ik zie dan ook in dit verband Chris en Vellinga als mogelijkheden van Nol.
De krokodil, de psalmistische draco, wil ik dus zien als de belichaming van het kwadeGa naar eind8., als de meesters Vellinga en als de aarzelende Nols die het hunne bijdragen tot Trix' vernedering en ondergang. Ik kom terug op mijn vraag: hoe is het mogelijk dat Vellinga over Trix gezegevierd zou hebben terwijl Trix hem, in zijn gedaante van krokodil, juist heeft bezworen? Het antwoord is: Trix heeft overwonnen dóór zich te laten vernederen. De verklaring van deze paradox vinden we in de functie van het balmotief in De koperen tuin. Op de eerste pagina vliegt per ongeluk een bal in Nols kamer. Hij gooit hem terug maar heeft er meteen spijt van. Om met Mevrouw Haasse te spreken: de bal ‘is te beschouwen als een uitdaging tot teruggooien, een eerste oproep tot deelnemen aan een leven waarin behendigheid en prestatie boven alles gelden (zowel Chris als Vellinga worden later beschreven als fervente voetballers), maar waar wonderen en dromen niet in tel zijn’Ga naar eind9.. Hierbij moet worden aangetekend dat dit voor Chris niet geheel opgaat: ‘Chris, autoriteit op het punt van de spelregels, beoefende deze sport nauwelijks, naar hij zei vanwege zijn bril’ (30). Maar niet alleen de 100% aanhangers van het kwade zijn geïnteresseerd in voetballen. Ook Nol heef kort na zijn ervaringen in de tuin (en in het kader van zijn afrekening met Chris) een, zij het niet lang durende, belangstelling voor het voetbalspel: ‘Ik was nog maar een jongetje, dat de eerstvolgende trap van volwassenheid in het voetballen zocht’ (29-30). Waaruit bestaat het volwassen-zijn? Uit het kunnen spelen met eer en gevoelens van een meisje en uit het haar weg kunnen trappen als je er genoeg van hebt. Het voetballen (en ook het biljarten in de Tuinsociëteit op pp. 156, 185 en 191) verwijst onmiskenbaar naar het spel dat met Trix wordt gespeeld. Ook in Nol worden de kiemen voor dit vermaak gelegd. Zijn eerste voetbalmiddagen op het Zaailand zijn zaadjes voor zijn latere ontrouw tegenover Trix. De bewondering voor Vellinga als voetballer die Nol aan de dag legt, is trouwens significant voor zijn neiging to het kwade. De Vellinga's en consorten trappen net zolang tegen de bal tot die kapot is. Van deze beeldspraak maakt ook Nol gebruik bij zijn zelfbeschuldiging: ‘Er was eens een bruine bal, die ik terug had gegeven tegen eer en geweten; nu lag hij ergens in de goot, in vier of vijf stukken gescheurd’ (253)Ga naar eind10.. En nu de paradoxale uitspraak dat Trix zich heeft laten trappen, zich heeft laten vernederen, maar tegelijkertijd, en daardoor, op haar belagers heeft gezegevierd. Hiervan zie ik de verklaring in de iconografie van de Nederigheid. Als attribuut voert zij een bal: ‘De bal is een voorwerp, dat, hoe harder het op de aarde geworpen wordt, hoe hoger het zich verheft. Als zoodanig brengt het Christus' woord in herinnering, dat alwie zich vernedert zal worden verheven.’Ga naar eind11. Christus-zelf heeft dit woord in praktijk gebracht, want juist door zich steeds te laten vernederenGa naar eind12., met als diepte- en hoogtepunt zijn kruisiging, zou hij de definitieve overwinning op het kwaad hebben behaald. Ook van Trix kunnen we zeggen dat zij door haar dood over het kwade (waarvan niet alleen de Vellinga's maar ook de weifelende Nols apostelen zijn) heeft gezegevierd. Zoals Christus' overwinning door zijn kruisdood wordt gesitueerd in Gethsemané en op | |
[pagina 40]
| |
Golgotha, zo heeft Vestdijk de schijnbare nederlaag en de uiteindelijke en definitieve overwinning van Trix beschreven tegen de achtergrond van de tuin. Voor het adjectief koperen van deze tuin zijn reeds veel verklaringen bedacht. Ik voeg er hier één aan toe: het koper is in de literaire en kunsthistorische symboliek van het Christendom ‘een beeld van Christus' Godheid en van de eeuwigheid van Zijn rijk’Ga naar eind13..
Aan het begin van dit artikel heb ik ervoor gewaarschuwd dat het geheel onzeker is of Vestdijk de mogelijkheden die ik hier heb gesuggereerd alle bewust in zijn roman heeft gelegd. Heeft Vestdijk met zijn personages Trix, Nol, Cuperus, Chris en Vellinga, heeft hij met het balmotief en met de tuin (mede) bedoeld wat ik er zoal in heb gezien? Wie zal het zeggen. Ik wil mijn bevindingen dan ook geenszins als onbetwistbare feiten presenteren. Het zijn en blijven mogelijkheden. Als die mogelijkheden naast andere houdbaar zijn, dan zie ik in overwinning en nederlaag, in het moeten kiezen tussen goed en kwaad en in het uiteindelijke falen van de mens bij het doen van die keuze, even belangrijke thema's van De koperen tuin als in liefde, muziek, gedesillusioneerde afsluiting van de jeugd etc. Dat de thema's die ik heb aangevoerd zijn geconcentreerd in de drieëenheid Trix-Christus-bal en dat zij in de roman vigeren door de relatie van de personages met deze triade, kan voor ons een reden te meer zijn om in Trix de hoofdpersoon van Vestdijks roman te zien. |
|