Vestdijkkroniek. Jaargang 1977
(1977)– [tijdschrift] Vestdijkkroniek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 32]
| |
Vestdijk en Bunos
| |
[pagina 33]
| |
diger, zoo men wil realistischer poëzie te schrijven. Zulk een streven is niet gewild - men kan in de kunst niets “willen” - maar spontaan, en naar wij meenen gezond’. Wie bedoelde Buning met die vergift toedienende intellectualistische dichters? Met name Vestdijk, suggereert Van LeeuwenGa naar eind2., en gezien ‘Jobs’ kwalificaties van het werk van Vestdijk in zijn recensies in De TelegraafGa naar eind3.: ‘knap, maar onverkwikkelijk’, ‘koude cerebraliteit’, ‘vermomde psychologische dissertaties’ heeft hij zeker gelijk. Een aanwijzing dat de Dialoog inderdaad gelezen moet worden als reactie op deze bedekte aanval is te vinden in de opdracht die aan de tekst voorafgaat; die luidt nl. in de oorspronkelijke versie: ‘Voor A.Roland Holst, die over de volle levers schreef’ (in De Poolse Ruiter is de onthullende bijvoeglijke bijzin verdwenen). Wie het bedoelde stukje van Roland Holst, De dichter en de volle levers opzoekt - het verscheen in boekvorm voor het eerst in Uit zelfbehoud (1938) en is nu wellicht het makkelijkst bereikbaar in de bloemlezing In ballingschap, Den Haag 19633, pp. 193/4 - moet vooral letten op het slot: ‘Maar moeten die liefhebbers van het zogenaamde volle leven, die volle levers, die verschroeien zouden en verschrompelen als zij zijn hart [nl. van de dichter] maar aanraakten, hem dan met hun liefhebberij nog voor de voeten gaan lopen en aan zijn mouw trekken, en hem aanraden minder te denken, maar eenvoudig en spontaan te worden, net als zij? ‘Zelfs Bunings apologeet P. HijmansGa naar eind4. moet toegeven dat deze woorden toch moeilijk anders gezien kunnen worden dan als een veroordeling van de ‘volkse’, spontaneiteit propagerende, balladenzanger. In ieder geval - en dat maakt aan alle twijfel een eind - las Vestdijk zelf dit stuk zo. In zijn grote aanval op Werumeus Buning, getiteld De FatsoensrakkerGa naar eind5., van 1939 (helaas nooit herdrukt) schrijft hij hierover: ‘Roland Holst komt de eer toe het eerst de vinger gelegd te hebben op het menschelijk minderwaardige van iets dat zich sindsdien evenwel zóo uitvoerig gedocumenteerd heeft, dat men onmogelijk nog met de zijdelingse toespelingen (hoe moordend ook) toe kan, waaraan in de Holstiaanse attaque de voorkeur is gegeven’. Maar dan nu de zijdelingse toespelingen in Vestdijks eigen attaque: die zijn even moordend! Lezen wij goedGa naar eind6. dan beschuldigt Socrates/Vestdijk Buning en de zijnen niet alleen van domheid, maar ook van het lidmaatschap van een fascistische organisatie: ‘deze mannen werden inderdaad voor onze staat een onmiddellijk gevaar, - te meer waar zij zich kort daarop verenigden tot een politiek genootschap, dat de tyrannie in ere wilde herstellen, - de staat evenwel greep niet in, en de staat, beste Glauco, had gelijk, want stel u voor: deze mannen, in groepen verenigd, de rechterarm omhooggeheven, en aan het uiteinde van die onbeschaamd uitgestrekte arm een vat, kroes of glas met ezelinnemelk...’; en even verder: ‘Door dit gemeenschappelijk drinken evenwel wordt hun verborgen ondeugd aangemoedigd aan de dag te treden: zij worden wat zij reeds waren [nl. dom], doch in een zichtbare en krasse gedaante, die de goden beledigt en het leven in onze staat verontreinigt..., waarbij zij zeker in staat zijn de drang naar wetenschap te fnuiken, het streven naar geestelijke schoonheid te ontkrachten en de wijsbegeerte verdacht te maken’.
Kennelijk vond Vestdijk dit allemaal niet duidelijk genoeg - en ware het dat wel geweest, dan zou dit stukje ook volmaakt overbodig zijn. Na Buning in een Strijd en Vlucht op papierGa naar eind7. met naam en toenaam bekritiseerd te hebben (‘Sinds | |
[pagina 34]
| |
de dichter J.W.F. Werumeus Buning de stupiditeit in zijn blazoen heeft geschreven en als fatsoensrakker of zevenstuiversman (!) onzer letteren optreedt, is hij verloren voor de poëzie’), rekende hij definitief met hem af in het al vermelde artikel in Groot-Nederland: De FatsoensrakkerGa naar eind8. Sindsdien is die term uit literaire polemieken niet meer weg te denken, en de reputatie van Werumeus Buning verdwenen. Ik geloof niet dat wij dat laatste behoeven te betreuren. |
|