Vestdijkkroniek. Jaargang 1976
(1976)– [tijdschrift] Vestdijkkroniek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 12]
| |||||||||||||||||||||
Held in triplo
| |||||||||||||||||||||
I. RomanfabelDe Politespriester Plexippos geeft in de roman* zijn levensverhaal. Deze Plexippos ontmoet in zijn ambtsperiode een steeds grotere tegenstand tegen de door hem zeer plichtsgetrouw verrichte dienst. Die tegenstand heeft te maken met de inhoud van de dienst, die als volgt tot stand is gekomen: Polites was één van de metgezellen van de rondzwervende Odysseus. Tijdens die zwerftochten zijn zij in het Zuid-Italische stadje TemesaGa naar eind1. terechtgekomen, waar Polites zich vergrepen heeft aan een Temesische maagd, op grond waarvan hij door de woedende bevolking werd gestenigd. Maar een held van de Trojaanse oorlog kon men niet ongestraft stenigen, dit betekende een inbreuk op de zeden en gewoonten van de tijd. Het orakel van Delphi bepaalde dan ook, dat de Temesiërs elk jaar een maagd moesten offeren aan Polites, die op zijn sterfdag zou verschijnen in het aan hem gewijde heiligdom. Plexippos, zoon van een rijke mijneigenaar, heeft in zijn jeugd meegevochten in de strijd tegen de Sybariten, waaraan hij een Sybaritisch meisje, Orseïs, zijn eerste hartstochtelijk beminde vrouw, overhoudt. Deze Orseïs komt later op ietwat mysterieuze wijze om het leven. Aan haar dood is Plexippos niet geheel en al onschuldig. Plexippos voelt zich niet aangetrokken tot het beroep van zijn vader, zijn belangstelling gaat uit naar de eredienst van Polites. Wanneer de oude priester Timokreon sterft, is het niet meer dan vanzelfsprekend dat Plexippos zijn opvolger wordt. Om zijn positie te versterken gaat hij een tweede huwelijk aan met Anaxibia, de dochter van Theagenes, een belangrijk Temesisch politicus. Dit huwelijk, op rationele gronden aangegaan, is tot mislukken gedoemd en resulteert uiteindelijk in de ‘moord’ op Anaxibia. Door allerlei invloeden van buitenaf ontstaat er een kritischer geest in Temesa en het traditionele mensenoffer wordt niet langer als vanzelfsprekend aanvaard. Bovendien wordt de bevolking steeds wantrouwender door geruchten over vreemde dingen bij de dienst (o.a. misstanden bij het door loting aanwijzen van de maagd) en ook het verzet van de ouders, wier dochter de ‘uitverkorene’ is, groeit. Met name is dit het geval, wanneer het lot valt op Pherenike, een vriendin van Plexippos' dochter Mekionike. De bevolking van Temesa kan in haar houding tegenover de dienst verdeeld worden in drie groepen: één partij is voor het handhaven (de conservatieve aristocraten), één partij tegen (het lagere volk, de spottende vreemdelingen) en er is één partij, die beide kanten opkan (de middenstand). | |||||||||||||||||||||
[pagina 13]
| |||||||||||||||||||||
In deze, ietwat onoverzichtelijke, periode verschijnt ineens een nieuwe held, Euthymos, een vuistvechter, winnaar op de Olympische spelen. Euthymos ziet in deze situatie een mogelijkheid om zijn roem te vergroten en pousseert zich nadrukkelijk als de verdediger der maagden. Goed gebruik makend van de situatie werpt hij zelfs het plan op om de schim van Polites te bevechten. Plexippos houdt dit voor opschepperij, maar omdat het stadsbestuur aan de stem van het volk toegeeft, mag Euthymos zijn voornemen uitvoeren. De nieuwe held ‘overwint’ inderdaad de schim van de oude held en verspreidt tevens het gerucht dat Polites beloofd heeft nooit terug te zullen keren. De werkelijkheid is echter anders geweest: Euthymos heeft ontdekt dat er geen schim bestaat en dat in feite Plexippos, in bedwelmde staat, de functie van Polites heeft vervuld. Euthymos blijkt echter bereid dit geheim niet wereldkundig te maken, als hij Plexippos' dochter mag verkrachten. Plexippos, door de situatie daartoe gedwongen, levert zijn dochter uit aan Euthymos, evenwel onder een voorwendsel. Hij heeft nl. vastgesteld dat de uitlevering plaats moet vinden in het Polites-heiligdom, waar hij, door niemand gehinderd, kans ziet Euthymos te doden met krachtige hulp van zijn dochter Mekionike. Deze gebeurtenis wordt door de bewoners van Temesa op een voor de hand liggende wijze geïnterpreteerd: de verjaagde schim van Polites heeft zich onttrokken aan zijn gelofte aan Euthymos en wederom een slachtoffer gemaakt, al was het dan deze keer geen maagd. Ondanks dit voorval acht het stadsbestuur het nu toch beter zich aan de verlichte zeden aan te passen en de oude Politesdienst op te heffen. Plexippos krijgt een nieuw priesterschap aangeboden in de dienst van Hermes. Waarom niet? Hij was toch altijd een trouw dienaar geweest en was toch nergens schuldig aan? | |||||||||||||||||||||
II. Vestdijk en de klassieke oudheidTot zover de ‘korte inhoud’ van HvT. Het boek roept vele vragen op, maar wellicht de meest voor de hand liggende is die welke ook Anne Wadman (Handdruk, p.105 sq.) zich stelt: ‘Waar in 's hemelsnaam haalt hij zo'n gegeven vandaan?... Het is niet de eerste roman van Vestdijk die geïnspireerd is op het oude Griekenland en de Griekse levenssfeer. Te merkwaardiger, als men weet met een oud-HBS-er te doen te hebben, die in zijn autobiografisch getinte geschriften bij mijn weten nooit enig heimwee naar of enige afgunst op de gymnasiale leerstof heeft getoond’. Wadman suggereert dus een tweede vraag: hoe is de belangstelling van Vestdijk voor de klassieke oudheid te verklaren? Het antwoord op deze vraag is makkelijker te geven dan dat op de eerste, want Vestdijk zelf heeft deze vraag al beantwoord in een brief (die overigens maar weinig Vestdijkkenners bekend zal zijn en die wij alleen al daarom wat uitvoeriger zullen citeren) aan de redactie van het tijdschrift Hermeneus. Deze brief, gedateerd 10-12-1966, was een reactie op een in dat tijdschrift verschenen artikel van N. van der BlomGa naar eind2., waarin werd aangetoond dat de latijnse citaten uit Ivoren wachters afkomstig zijn uit de Latijnse grammatica van J. Woltjer. Vestdijk geeft dit in de brief toe en deelt over zijn kennis van de klassieke talen en zijn belangstelling voor de klassieke oudheid het volgende meeGa naar eind3.: ‘Na mijn artsexamen studeerde ik een blauwe Maandag psychologie en philosofie in Leiden, en Prof. de Sopper ried mij toen aan alsnog Grieksch te gaan leeren. Ik heb dit beproefd, maar mijn geheugen, van huis uit toch al niet sterkGa naar eind4., stond mij niet eens meer toe mij het Grieksche alfabet eigen te maken. Met Latijn heb ik mij nog een klein weinig vertrouwd kunnen maken tijdens mijn medische studie (anatomische terminologie, receptuur). Maar grosso modo ben ik altijd een leek | |||||||||||||||||||||
[pagina 14]
| |||||||||||||||||||||
gebleven, en bij mijn voorstudies voor romans die in de Oudheid spelen (De Nadagen van Pilatus, Aktaion onder de sterren, De verminkte Apollo, De Held van Temesa) was is dus aangewezen op Duitsche boeken, waarin de Grieksche en Latijnsche citaten eerder een beroep deden op mijn raadvermogen dan op mijn kennis. Rest de vraag hoe ik, als outsider, aan mijn belangstelling voor de Oudheid kwam. Dit moet in hoofdzaak via de beeldende kunst zijn gegaan. Als kind had ik grote belangstelling voor mythologische voorstellingen (Rubens, Titiaan, etc.), waarbij vooral het naakte vrouwenlichaam mij boeide; en aangezien ik graag weten wilde wie de zoo verleidelijk geschilderde Venus, Juno, Helena e.t.q. tot de onbeduidendste Stroomnymfen toe, “waren”, verschafte ik mij begrijpelijke lectuur hierover, t.w. Grieksche mythen en sagen van NellieGa naar eind5.. Deze boekjes heb ik nog, en voor het doel waren zij zeer bruikbaar. Eén deeltje ging b.v. over de Argonautentocht, een ander behandelde de godenleer, - en zoo door. Later heb ik deze informatie nooit meer aangevuld... Eenigszins overdreven kan ik dus beweren, dat ik van Nellie zoo overstapte naar de degelijke Duitsche studiewerken, die mij de geheimen uitleverden van het voor-Homerische Thessalië, van de interne structuur van Delphi, of van de Grieksche koloniën in Italië.’ Een kleine vingerwijzing dus ook om de eerste vraag te beantwoorden: wij moeten zoeken naar ‘degelijke Duitsche studiewerken’. Dit lijkt nog op het zoeken naar de bekende speld in de even bekende hooiberg, maar eldersGa naar eind6. heeft Vestdijk ons een gegeven in handen gespeeld dat het zoeken vereenvoudigt, nl. dat zijn documentatie voor HvT vrijwel dezelfde was als die voor De verminkte Apollo; veel nieuws is er niet bij gekomen, bekent hij. Wij moeten dan denken aan godsdiensthistorische werken en één boek dringt zich dan meteen op: het in het eerste kwart van deze eeuw uiterst succesvolle boek van Erwin Rohde: PsycheGa naar eind7.. | |||||||||||||||||||||
III. Het Polites-verhaal bij Rohde.Inderdaad, in zijn beroemde verhandeling over de ‘Heroenglaube’ brengt Rohde (deel I, p. 192/3) het verhaal van de Held van Temesa ter sprake: ‘Bei Temesa in Lucanien ging einst ein HerosGa naar eind8. um und erwurgtem wen er von den Einwohnern ergreifen konnte. Die Bewohner von Temesa, die schon an Auswanderung aus Italien dachten, wandten sich in ihrer Noth an das Delphische Orakel und erfuhren da, dass das Gespenst der Geist eines einst von Einwohnern des Landes wegen Schändung einer Jungfrau erschlagenen Fremden sei; man solle ihm einen heiligen Bezirk weihen, einen Tempel bauen und zum Opfer ihm alljährlich die schönschte der Jungfrauen von Temesa preisgeven. So thaten die Bürger von Temesa, der Geist liess ihnen im Uebrigen Ruhe, aber alljährlich fiel ihm das grässliche Opfer. Da kam, in der 77. Olympiade, ein berühmter Faustkämpfer, Euthymos aus Lokri, von Olympia sieggekränzt nach Italien zurück; er hörte zu Temesa von dem eben bevorstehenden Ofper, drang in den Tempel ein, wo die auserlesene Jungfrau auf den Heros wartete; Mitleid und Liebe ergriff ihn. Und als der Heros nun herankam, liess der schon in so vielen Zweikämpfen Siegreiche sich in einen Kampf mit ihm ein, trieb ihn schliesslich ins Meer und befreite die Landschaft von dem Ungethüm... Da nun das Land erlöst ist, feiert der Ritter | |||||||||||||||||||||
[pagina 15]
| |||||||||||||||||||||
“Wohlgemuth” glänzende Hochzeit mit der befreiten Schönen. Er lebte bis in das höchste Alter, da aber stirbt er nicht, sondern wird lebend entrückt und ist nun selbst ein Heros’. Hier hebben we inderdaad de fabel van KvT in korte samenvatting, zij het met een aantal belangrijke verschillen:
| |||||||||||||||||||||
IV. Het historische elementA. De tijd waarin de roman speeltDe ondertitel van de roman luidt: Een roman uit Groot-Griekenland met daaronder tussen haakjes 528-484 v. Chr. Anders dan OversteegenGa naar eind9. zijn wij van mening dat hier enig commentaar geboden is. Waarom precies deze jaartallen? Met Hella Haasse (Leest. p. 52/53) kan men er verzekerd van zijn dat deze exacte datering niet gegeven wordt om ‘zwaarwichtige geschiedvorsers’ op de hak te nemen, maar de vraag naar de bedoeling ervan wordt dan des te beklemmender. Welnu, de betekenis van het laatste jaartal zal voor degenen die (nog) over de flaptekst van het boek beschikken duidelijk zijn: ‘In het jaar 484 v. Chr. verdreef de bokser Euthymos, overwinnaar bij de Olympische Spelen en afkomstig uit Lokroi, de schim van de held Polites uit Temesa - beide Griekse steden in Zuid-Italië’, zo luidt de eerste zin van deze tekst. Voor degenen die weigeren op het kompas van een flaptekst te varen zij meegedeeld dat dit gegeven ook binnen de roman zelf geboden wordt; op p.362 lezen wij de volgende verklaring van Plexippos: ‘In het eerste jaar van de 74e Olympiade, zeg ik dan, werd de Held Polites, de schrik van Temesa, verdreven door de vuistvechter en Olympische overwinnaar Euthymos’. Iets moeilijker is de vraag te beantwoorden waarom 528 v. Chr. de begindatum is, maar het antwoord luidt: dat is het geboortejaar van Plexippos. Dit is duidelijk (onder meer) uit de passage op p.191, waar Plexippos zegt dat hij 44 jaar is, wanneer Euthymos hem in zijn heroon voor het eerst komt opzoeken (en dat is in 484). Nu komen er in het verhaal van Plexippos vele verwijzingen voor naar gebeurtenissen die na 484 plaats hebben gevonden. Het vertelmoment ligt dus veel later dan 484 en wel ongeveer 464, zoals blijkt uit de mededeling van Plexippos tegenover de fictieve vreemdeling (een aardig symbool voor de lezer) | |||||||||||||||||||||
[pagina 16]
| |||||||||||||||||||||
dat het heroon ‘sinds een twintigtal jaren in verval is’. In de terminologie van W. BlokGa naar eind10.: het verhaal-toen speelt zich af van 528-484, het verhaal-nu in ongeveer 464. | |||||||||||||||||||||
B. De locatieVerreweg het grootste deel van de gebeurtenissen speelt zich in het stadje Temesa af; slechts voor de veldtocht naar Sybaris verlaten wij dit Griekse Lahringen zoals Wadman (Handdruk, p.107) het heeft genoemd. De historiciteit van dit plaatsje staat buiten kijf, van de juiste ligging is men tegenwoordig nog minder zeker dan in de tijd dat Vestdijk zijn Aantekeningen (zie p.367) opstelde. Ook de merkwaardige ligging die Temesa in HvT heeft is dus geen historisch gegeven maar fictie van de auteur. Des te meer betekenis krijgt de openingszin: ‘Onze stad staat dwars op de zee’. Zoals vaker bij Vestdijk heeft deze ruimtebeschrijving symbolische betekenisGa naar eind11.: de inwoners van Temesa zijn dwarsliggers met hun orthodoxie. De enige andere plaats van handeling is het beruchte Sybaris, een plaats die volgens HvT meer dan 300.000 vrije burgers telde (p.43). Dit aantal komt uit Strabo VI 263 en is, zoals zoveel getallen bij klassieke auteurs, veel te hoog: moderne onderzoekers houden het op 100.000Ga naar eind12. inwoners. De verwoesting van Sybaris door het naburige Kroton vond plaats in 510 v. Chr. Behalve bij Strabo kan men het verhaal van deze verwoesting (gevolgd door een verlegging van de rivier de Krathis die de stad moest onderslibben - en dat met succes deed) bij Herodotus V 447 en VI 2 sq. terugvinden. | |||||||||||||||||||||
C. De historiciteit der romanfigurenWadman (Handdruk, p.106) heeft er zeer terecht op gewezen dat de roman zich afspeelt in een ‘halfduister niemandsland’ tussen fantasie en historische werkelijkheidGa naar eind13.. Dat blijkt op te gaan wanneer wij de romanfiguren uit HvT op hun historiciteit toetsen. Het zal geen verwondering wekken dat de man door wiens ogen wij het gebeurde zien, Plexippos, niet als historische figuur gezien kan worden. Wij kennen de naam wel, want hij komt voor bij de griekse mythograaf Apollodorus (I 63; II 107), maar er is geen sprake van dat daar ‘onze’ Plexippos wordt bedoeld. Overigens is de naam op zich zelf zeer interessant: plex-ippos betekent ‘paarden zwepend’ en is bij Homerus een regelmatig terugkerend epitheton voor heldenGa naar eind14., zodat de naam zeker heroische connotaties heeft. Eveneens uit Apollodorus komen de namen Orseis (Apoll. I 57) en Anaxibia (Apoll. I 85 bis; I 141), maar de naam Mekionike, om binnen Plexippos' familie te blijven, zal men tevergeefs bij griekse auteurs zoeken. Ook de namen van andere mensen uit de direkte omgeving van Plexippos geven geen aanknopingspunten met historisch relevante figuren, al zijn de namen meestal wel bekend. Zijn de figuren uit Temesa zelf zonder uitzondering fictief, de meeste figuren van buiten Temesa zijn uit de historie bekend. Zo heeft in elk boek over de sport in de oudheidGa naar eind15. onze Euthymos aandacht gekregen vanwege het feit dat hij drie maal te Olympia zegevierde. De historische Euthymos nl. won niet alleen in 484, | |||||||||||||||||||||
[pagina 17]
| |||||||||||||||||||||
maar na een nederlaag tegen Theagenes (!) van Thasos in 480, ook in 476 en 472. Deze roem is hem in HvT dus (gedeeltelijk) ontnomen. Ook Agesidamos, de jonge vriend van Euthymos, is een historische figuur. Ter gelegenheid van zijn overwinning bij het jongensboksen in 484 wijdde Pindarus zijn tiende Olympische ode aan hem. Ook zijn trainer Ilas wordt daar genoemd. Niet onbekend is ook Demokedes uit Kroton. Deze arts kwam in 522 na de dood van Polykrates aan het Perzische hof terecht. Na enige tijd keerde hij terug naar Kroton, trouwde met de dochter van de krachtpatser Milon (vele malen overwinnaar op de Olympische Spelen; zie Pausanias VI 14,6) en werd leider van de stad. Over hem vindt men verhalen bij Herodotus III 125; 129-138. De overige, historisch belangrijke figuren, spelen in de roman een ondergeschikte rol. | |||||||||||||||||||||
D. Dichters en filosofenEen relatief grote plaats wordt in HvT ingeruimd voor de poëzie en de filosofie. Van de dichters die ter sprake komen is Homerus al genoemd (zie ook noot 8). De voorkeur van Plexippos gaat overigens niet uit naar de epische dichter, maar naar de didactische dichter Hesiodus (‘meer en meer mijn lievelingsschrijver’; HvT p.157), de man die geldt als de eerste moralist. Hesiodus is (evenals Plexippos!) een uiterst systematisch man, die in zijn Theogonie de hierarchie der goden uit de doeken doet. Een andersoortig werk was zijn Dagen en Werken, een serie voorschriften voor de praktijk van alle dag. Een amusant voorbeeld hieruit is zijn precept dat mannen en vrouwen zich niet van een gemeenschappelijk bad mogen bedienen, waarschijnlijk omdat de gevolgen juist die zijn, welke door Plexippos op p. 59/60 worden beschreven. Belangrijker nog dan de dichters zijn de filosofen in HvT. Zo horen wij als eerste de naam van Xenophanes (p.23), die religie als een projectie ‘ontmaskerde’, getuige zijn beroemde fragmentGa naar eind16.: ‘Wanneer ossen en paarden en leeuwen handen hadden en schilderen konden met hun handen en beelden scheppen gelijk de mensen, dan zouden paarden op paarden gelijkende, ossen op ossen gelijkende en leeuwen op leeuwen gelijkende godenbeelden schilderen en het lichaam van hun goden aldus in overeenstemming met hun eigen voorkomen vormen’. Een grote naam in Magna Graecia was Pythagoras (wiens ‘stelling’ door Plexippos aan zijn helper Krokinas wordt uitgelegd; HvT p.133), die in Kroton enige tijd een levensgemeenschap had. Voor de Pythagoreërs was het getal de sleutel tot het juiste begrip van de kosmos. De getallen hebben bij hen dan ook symbolische betekenis. In HvT wordt hierop door de filosoof Lampriskos gezinspeeld (p.212), als hij het huwelijk door het getal 5 weergeeftGa naar eind17.. Is het toeval dat Plexippos in hoofdstuk 5 (van deel I) met Orseis kennismaakt? De genoemde Lampriskos is geen historische figuur, maar representeert de verlichting, zoals zijn naam (het griekse lampein betekent ‘schijnen, licht geven’) aangeeft. Enkele van zijn uitspraken zijn wel te traceren: ‘het onbegrensde, waarin de aarde zweeft in de vorm van een cylinder’ (HvT p.210) is de weergave van een bekende theorie van Anaximander van Milete; ‘alles verandert, onophoudelijk’ (HvT p.213) is het Herakliteische panta rhei. Dat de filosofie van deze Nietzsche-avant-la-lettre via Lampriskos heeft ingewerkt op Plexippos is ook duidelijk uit de epiloog, waarin de ‘eeuwige kringloop’ wordt gereleveerd (p.363). | |||||||||||||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||||||||||||
E. De goden en hun dienstVoor de talrijke godsdiensthistorische bijzonderheden heeft Vestdijk ongetwijfeld zijn licht bij Rohde opgestoken. Nadere bestudering van één detail maakt dit duidelijk en dat is de opvallende rol die de slangenGa naar eind18. bij het heroon van Polites spelen. De oude Timokreon en Plexippos zelf kunnen uitstekend met hen omgaan, maar Krokinas haat de slangen (p.284). Euthymos wil ze bij zijn eerste optreden in het heroon doden (p.193). Als Euthymos de Held gedood heeft - althans dat gelooft men - zijn de slangen verdwenen (p.306). Even later blijken zij op raadselachtige wijze teruggekeerd (commentaar van Plexippos ontbreekt! p.336). In de epiloog heten zij ‘mijn slangen, nu eerst recht de mijne’. Dan blijkt zich een verandering in de slangen te voltrekken. De laatste regels van HvT luiden: ‘Toen ik de poort voor hen geopend had, waren zij binnen enkele dagen allemaal verdwenen. Allemaal kronkelend op weg naar grotten en gaten in het bos in de onmiddellijke nabijheid, om af te dalen naar de onderwereld, waar Polites hen wel tot zich zal hebben genomen’. Het is duidelijk dat er relatie bestaat tussen de slangen en Polites: zij symboliseren de heros, zoals Vestdijk in Psyche (deel I p.242, n.3) heeft kunnen vinden. Plexippos wordt van Politespriester de eerste priester van Hermes. ‘Als Hermespriester zou ik een belangrijke rol in het stedelijk leven kunnen vervullen. In dat grappige tempeltje op de agora komen vele draden samen: bestuur, handel, mijnbouw, veeteelt, het verstrekken van phallische talismans aan kapiteins, aanwijzingen geven bij het plaatsen en verplaatsen van hermen’, (HvT p.321). Men kan de aspecten van de Hermesfiguur nog verder uitbreiden dan zijn priester doet. Hella Haasse, die terecht van mening is dat het verkregen priesterschap van Hermes een symbolische functie heeft (later hierover meer), noemt deze god ‘de veelzijdigste aller goden, Geleider van de schimmen naar de Onderwereld, Uitvinder van Apollo's lier, God van Handel, Techniek en Verkeer, Boodschapper der goden, die niet liegt, maar evenmin de gehele waarheid vertelt’ (Leest. p.63). Op één belangrijk aspect van Hermes moet nog gewezen worden: Hermes gold als de goddelijke bedriegerGa naar eind19., omdat hij de mensen bedriegt ‘door hen in de dood te lokken. En hij bedriegt de goden der onderwereld door het leven daaruit te stelen en het aan de mensen te geven. Want hij is de god voor wie de poorten van het dodenrijk niet gesloten zijn, de god die het geheim van het leven, het absolute leven - kent’.Ga naar eind20. Doden tot leven roepen, is dat niet wat Plexippos en dus zijn geestelijke vader Vestdijk doet? | |||||||||||||||||||||
V. Wat zeiden de critici?Alvorens ons aan een interpretatie te wagen zullen we eerst nagaan aan de hand van een aantal artikelen welke mogelijkheden de critici ons aan kunnen bieden. We kunnen daarbij een onderscheid maken tussen de artikelen die in dag- en weekbladen verschenen zijn en de meer uitgebreide besprekingen in literaire tijdschriften en essaybundels. Die recensies, waarin volstaan wordt met het, veel- | |||||||||||||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||||||||||||
al gebrekkig, navertellen van de inhoud, laten wij in de rest van dit hoofdstuk maar buiten beschouwing. Toch is het mogelijk binnen de resterende (relevante) artikelen - de uitgebreidere besprekingen komen later aan de orde - een verdeling te maken naar themata, die de critici centraal stelden in hun recensies. Deze waren, globaal genomen, de volgende: het thema van het schuldbesef, het thema van de gecompliceerde verhouding maatschappij-godsdienst en het thema van de gestoorde persoonlijkheid. Volgens Kees Fens (1962) is het belangrijkste thema ‘dat van de schuldvraag, dat van de verhouding dus van Plexippos tot zijn door en als Polites begane daden, die toch zijn daden blijven.’ Een opvatting die vergelijkbaar is met die van de anonieme criticus in de N.R.C. die stelt dat Vestdijk wil laten zien hoe gecompliceerd het probleem van de menselijke schuld wel is en hoe moeilijk het is de motieven te kennen voor goede en kwade daden. P.H. Dubois zoekt het in zijn vrij uitgebreide recensie in een andere richting: ‘Want ofschoon de religieuze dienst die door Plexippos vertegenwoordigd wordt en trouwens heel het religieuze leven of juister misschien het religieuze bewustzijn van de gemeenschap op de godenleer en de mythologie van de oude Grieken teruggaat, heeft men reeds hier te maken met een levensbesef (vijf eeuwen voor de jaartelling) waarin het kritische bewustzijn een rol speelt. Wanneer men aanneemt dat de godsdiensten, maatschappelijk gezien, de functie hebben de zeden aan banden te leggen, te ordenen en in overeenstemming te brengen met een algemeen welzijn, dan doet zich hier het verschijnsel voor dat een voortschrijdende beschaving de voorwaarden waaronder een dergelijke moraal kan worden opgelegd - een irrationeel gezag, een geloof - langzamerhand gaat onderwerpen aan groeiende scepsis en kritiek, die de basis van de moraal ondermijnen en tenslotte zelfs weg zullen nemen... Want met de kritische zin en de groei van de persoonlijke normen, neemt ook de persoonlijke verantwoordelijkheid toe en kunnen van de weeromstuit de zedelijke normen steeds vrijer worden, minder dwangmatig worden gereglementeerd. Van een dergelijke evolutie geeft Vestdijk een knap en kundig beeld.’Ga naar eind21. O.i. zit er in Dubois' stelling iets van ‘hoe is het mogelijk, dat dit vijf eeuwen voor de jaartelling al gebeurt’, kennelijk is hij niet of nauwelijks op de hoogte van de griekse filosofie, want Plexippos loopt eerder achter dan voor (zie ‘Dichters en Filosofen’). Sommige critici zoeken het meer in de psychopathologische sfeer, onder wie H. van der Bergh: ‘Zo blijkt uiteindelijk wat ons zo koeltjes verteld wordt een geheel van neurotische dwanghandelingen te zijn... Deze priester heeft dat geloof in de jaarlijks op aarde terugkerende meisjesverkrachter kennelijk nodig, omdat het de in hem zelf regelmatig naar boven komende neiging zo'n welkom alibi verschaft. Polites vertegenwoordigt maar al te mooi zijn eigen uit het bewustzijn weggecensureerde wensdromen’. Het is dan ook niet verwonderlijk dat hij als hoofdmotief van deze roman noemt: ‘De onderbewuste gestoordheid van Plexippos (Lolita-complex), die zich manifesteert in de moord op Orseïs, de verkrachting der maagden en in zijn liefdesverhouding tot Mekionike’Ga naar eind22.. Ook H. Gomperts' opmerkingen tenderen in deze richting: ‘Plexippos is een gevaarlijke psychopaat, die men in geen enkel opzicht kan vertrouwen... Eén van Vestdijks beste vondsten in dit boek lijkt mij de gelijkstelling van de schemertoestand, | |||||||||||||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||||||||||||
waarin de afgestorvenen volgens de antieke voorstelling in de onderwereld verkeren en het gebrekkige gevoelsleven van zijn psychopaat... De misdadiger wordt niet veroordeeeld, want hij is een onschuldige, een zieke. De lezer wordt uitgenodigd om de man niet te geloven, maar om te proberen hem te begrijpen.’ Ook bij B.F. van VlierdenGa naar eind23. komt men een soortgelijke zienswijze tegen: ‘Men kan aan deze “onthulling” (van Euthymos tegenover Plexippos) velerlei beschouwingen vastknopen. Onder meer deze: De omstandigheden waarin Plexippos' eerste vrouw gestorven was, vertonen een opvallende gelijkenis met de omstandigheden waarin de “Held” zijn offers om het leven bracht. Als priester had Plexippos dus onbewust een activiteit ontplooid, waarvoor hij a.h.w. een duidelijke aanleg had vertoond. Zo is heel het cultische verschijnsel een soort mysterieuze transpositie geworden van wat in zijn natuur levende was.’ We gaan wat uitgebreider in op een aantal besprekingen waarin getracht wordt het werk te plaatsen binnen het (tot dan toe) totale oeuvre van Vestdijk en waar tevens een poging gedaan wordt een meer symbolische betekenis aan de roman toe te kenenn. Als eerste laten we Anne Wadman (Handdruk, p.111) aan het woord: ‘De kern vind ik persoonlijk vooral in het exemplarische van de Plexippos-figuur, die zijn eigen levenswandel vertelt en daarbij een voor ons bij uitstek immorele en onmenselijke zaak dekt met de vlag van een formalistische en dus schijnbaar juiste verdediging. Plexippos' bestaansreden is zijn “dienst”. Die dienst moet goed functioneren, al staat hij in dienst van iets slechts of stuitends. Polites' schim bestaat, dus moet er ook een dienst zijn. Maar ook omgekeerd: De dienst is er, dus moet Polites bestaan. De vergelijking gaat niet in alle opzichten op en toch kan ik me niet losmaken van de gedachte dat Vestdijk achter zijn Plexippos voortdurend de lugubere functionaris Adolf Eichmann heeft zien opduiken.Ga naar eind24. In beide gevallen: De misdadiger, wie men zijn misdadigheid niet duidelijk kan maken, omdat voor hem alleen de vraag van belang is of de dienst goed heeft gefunctioneerd.’ Wadman tracht het in tweede instantie op een algemener plan te brengen: ‘Plexippos biecht als die van de man, wiens leven bestaat uit genadeloze toewijding aan één zaak, de man die de gewetenstrouwe dienaar is van een slechte zaak: De doel-in-zichzelf-geworden “orthodoxie”; de beroepsconformist die zichzelf vrijpleit door zijn schuldgevoelens cynisch weg te redeneren met een beroep op zijn plicht.’ Ons lijkt het overigens onwaarschijnlijk dat Vestdijk aan de figuur van Eichmann gedacht zou kunnen hebben, omdat de laatste pas in 1961 weer ‘actueel’ werd (cf. H. Mulisch, De zaak 40-61) en Vestdijks roman al in 1960 werd afgerond. Hella Haasse heeft in haar essay De ‘Griekse’ romans van S. Vestdijk drie romans (Aktaion onder de sterren, De verminkte Apollo en De Held van Temesa) tezamen met elkaar beoordeeld. Volgens haar vindt men in deze werken varianten op het door Vestdijk telkens opnieuw aan de orde gestelde thema van de dubbelgestalte, de tweeëenheid of symbiose van contrasterende, elkaar aanvullende en door het lot verbonden figuren: ‘In onze roman verenigt Plexippos in zichzelf de tegenstrijdige beginselen van Rede en Drift, hij is mens én demon beide.’Ga naar eind25. (Hella Haasse, Leest. p.55). Zij ziet in deze roman allerlei motieven opduiken, die we ook tegenkomen in veel ander werk van Vestdijk: ‘Een eveneens steeds terugkerende gestalte is die van de verboden of onbereikbare vrou- | |||||||||||||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||||||||||||
wenfiguur; door zijn vrouw Orseïs te doden werpt Plexippos een onoverkomelijke barrière op tussen zichzelf en haar; een innig verbond beleeft hij met Mekionike, die echter zijn dochter is. Tenslotte is er het motief van het bedwelmde meisje dat verkracht wordt of dreigt te worden en daarna sterft,... in De Held van Temesa is het slachtoffer zelfs de spil waar de hele roman om draait.’Ga naar eind26. Kees Fens (1964, p.49) maakt ons opmerkzaam op nog een, typisch Vestdijkiaans, motief, nl. het zogenaamde meester-leerling motief: ‘Hij had zich altijd een dienaar van Polites geweten, een trouw dienaar, wie de dienst van de held boven alles ging. Hij is evenwel zelf vele malen, de eerste keer bij de dood van Orseïs, Polites geweest. Er heeft, buiten zijn wil om, want hij beging zijn rituele moorden in verdoving, een gelijkwording aan Polites plaats gehad. De dienaar werd de trouw gediende held. Leerling en meester vergroeiden tot een eenheid.’ Terug naar Hella Haasse. Zij komt eigenlijk niet tot een allesvattende interpretatie, al lijkt het er wel op, wanneer ze zegt: ‘Het heeft geen zin (voor Plexippos) dingen uit te spreken, als men er niet zeker van is dat zij ook in hun volle omvang begrepen zullen worden. Onuitsprekelijke zaken dient men in het duister te laten, hoogstens aan te duiden: ieder zal horen en handelen in overeenstemming met zijn eigen inzicht’. (Leest. p.61). Maar zij laat deze opmerkingen onmiddellijk volgen door een reeks van vragen: ‘Is Plexippos een gevaarlijk psychopaat, of een volstrekt ongelovige opportunist met pervers misdadige neigingen? Laat hij zich onbewust beïnvloeden en gebruiken door zijn omgeving voor datgene waar de anderen geen raad mee weten? Beseft hij werkelijk niet welke rol hij vervult in de nacht van de Polites-offer? Gelooft hij aan de Held?’ Maakt Plexippos nu eigenlijk een ontwikkeling door? Is hij door de ervaringen wijzer geworden of blijft hij wie hij is? Als we Kees Fens goed begrijpen, stelt hij dat Plexippos altijd in Polites is blijven geloven, hem (in Euthymos) heeft vermoord om zijn ideaal veilig te stellen, in hem de meester te kunnen blijven zien: ‘Plexippos' wereld moet ingestort zijn, hij verloor niet zijn geloof, hij verloor zijn dienst, die hij ongewild en onbewust ver te buiten was gegaan. Polites zelf viel niet te doden. Slachtoffer, plaatsvervangend slachtoffer werd Euthymos. In hem vermoordt hij Polites, in hem ook de Polites in zichzelf... Maar daarmee heeft hij ook, trouw dienaar als hij is gebleven, de eer van Polites gered (want Polites wordt in de stad voor Euthymos' moordenaar gehouden; de held is nog één keer teruggekeerd om zijn kracht te tonen). Plexippos kan rustig priester van Hermes worden; hij heeft Polites de schande van ontheiliging bespaard. En wat niet minder belangrijk is: Hij is de leerling, Polites de meester gebleven.’ (1964, p.49). Hella Haasse daarentegen meent dat Plexippos een metamorfose doormaakt, die wordt weergegeven door het feit dat hij Hermespriester wordt: ‘Hermetisch gesloten zou misschien voor de lezer het verhaal van Plexippos blijven, koos ook hij niet in het teken van Hermes de innerlijke metamorphose als voorwaarde van ontwikkeling. Dat impliceert het overwinnen van de Onderwereld, van de oeroude begeerte om de moeder te bezitten en de vader te doden, van blinde lust en agressie’ (Leest. p.63), kortom, een ontwikkeling van het dionysische naar het apollinische, zoals Hella Haasse het elders in haar essay uitdrukt. | |||||||||||||||||||||
[pagina 22]
| |||||||||||||||||||||
VI. Een typologische analyseZijn de historische romans van Vestdijk wel echte historische romans? Volgens Hella Haasse (Leest. p.51) is dit althans voor HvT geen punt van discussie: een echte historische roman is het zeker niet. Waarom eigenlijk niet, vraagt KooyGa naar eind27. zich af en hij geeft zelf het antwoord dat deze uitspraak wel gebaseerd zal zijn ‘op de negatieve reputatie van het genre als vermomde geschiedschrijving of gekostumeerde romanschrijving, geen vlees en geen vis’. Daarmee wordt de status van Vestdijks historische romans niet duidelijker, want kennelijk is het hele genre discutabel en Vestdijks aandeel daarin dus niet problematischer dan dat van anderen. Wat Hella Haasse ongetwijfeld bedoeld, maar niet zegt, is verwoord door J. PopGa naar eind28. die n.a.v. de drie griekse romans van Vestdijk de vraag stelt: ‘bepaalt - naar negentiende eeuws voorbeeld - zuiver historische stof voor een belangrijk deel de inhoud van deze romans’ en dan als antwoord geeft: ‘Men behoeft deze boeken maar even vluchtig in te zien om al te kunnen concluderen dat het geen historische romans in deze zin zijn (curs. van mij). Men zou het ook anders kunnen formuleren: Vestdijks (zogenaamde) hist. romans hebben niet primair de bedoeling een stuk geschiedenis tot leven te roepen, maar het gaat in deze romans om eigentijdse problemen - velen zullen zeggen preoccupaties van de auteur zelf - in een historisch decor. Maar gesteld dat wij in staat zouden zijn de problematiek van HvT te expliciteren, dan doet zich toch de vraag voor waarom juist deze problematiek tegen dit decor? Als het thema van HvT, bijv. dat van de gestoorde persoonlijkheid zou zijn, waarom is dan de roman gesitueerd in Magna Graecia, vijf eeuwen voor de jaartelling? Is dat alleen maar ‘toeval’? Het centrale thema van HvT lijkt mij dat van zovele historische romans van Vestdijk: het probleem van de metafysische projectie, de verhouding van een mens tot zijn god of godin (al dan niet met hoofdletter), en de tijd waarin en de plaats waar de verschillende romans spelen zijn terdege van belang. Men moet toch onmiddellijk kunnen inzien dat de strijd tegen God van Gerard Criellaert uit De Vuuraanbidders een probleem van zijn tijd is (hij komt toch ook niet voor niets uit Leiden!). Zo is het ook met HvT: in de strijd die Plexippos voert als individu is de tijdsproblematiek weergegeven. Dat deze problematiek niet tijdgebonden is, maar in feite van alle tijden, is natuurlijk juist, maar aan een niet-significant decor bij Vestdijk, bij wie alles zo significant is, mag men beslist niet denken. De metafysische projectie staat niet alleen centraal in een groot aantal romans van Vestdijk, zij is ook uitvoerig behandeld in Vestdijks De toekomst der religie, niet toevallig in dezelfde tijd als De Vuuraanbidders, nl. in de oorlogsjaren, ontstaan. In deze studie ontwerpt Vestdijk een typologie, die ons in staat stelt te zien wat de overeenkomst is tussen chronologisch zo ver uit een liggende figuren als Gerard Criellaert en Plexippos, om deze voorbeelden maar aan te houden. Welnu, het is duidelijk dat van de drie typen: het metafysische, het sociale en het mystisch-introspectieve, het eerste het type is met wie de genoemde protagonisten vereenzelvigd kunnen worden, met voorlopig deze belangrijke restrictie dat niets hen verbiedt om van type te veranderen (dat gebeurt dan ook met Criellaert die de drie genoemde stadia, boeksgewijs, doorloopt). | |||||||||||||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||||||||||||
Een opvallende, ogenschijnlijk niet ter zake doende, overeenkomst tussen Criellaert en Plexippos is dat zij beiden roodharig zijn - en wij herinneren ons met enige verbazing dat dit bij heel wat romanfiguren bij Vestdijk het geval isGa naar eind29.. De verklaring van dit zonderlinge feit moet worden gezocht in de toepassing van een andere typologie die Vestdijk hanteert, nl. de astrologische. Is het uit te maken onder welk teken Plexippos valtGa naar eind30.? Nemen wij het eerste hoofdstuk: Plexippos leidt de vreemdeling, de lezer mogen wij zeggen, rond: ‘Nu zijn wij bij de mijnen, wij hebben ferm geklommen, mijn vreemdeling wist zich het zweet van het aangezicht’ (p.8). Let wel, mijn vreemdeling, niet Plexippos, die toch, naar wij berekenden, de 60 ver is gepasseerd. Waarom Plexippos niet? Omdat klimmen zijn lust en zijn leven is, over stadsmuren en de muren van het heroon: hij is een Steenbok en in dit teken, zo vertellen ons de astrologen, exalteert Mars, de Rode. Over het belang van dit teken voor het verklaren van de zo ingewikkelde karakterstructuur van Plexippos valt veel te zeggen, maar wij volstaan voorlopig met Vestdijks leidsvrouwe op het terrein van de astrologie, mevr. H.S.E. BurgersGa naar eind31., te citeren over Steenbok: ‘zijn levensstrijd is de projectie’.
De typologie die Vestdijk hanteert is nog verder uit te breiden. Hij deed dat zelf al in TR, waar hij de psychologie van Jaensch benutte en diens driedeling op de zijne toepaste. Het metafysisch type vertoont dan, volgens Vestdijk (p.214 sqq.), veel overeenkomst met het gedesintegreerde type. Dit type heeft geen spontaneïteit, ‘hoofd’ en ‘hart’ zijn altijd moeilijk met elkaar in harmonie te brengen, het ‘bewuste’ en het ‘onderbewuste’ liggen voortdurend met elkaar overhoop, maar dit type is ook ‘onbeïnvloedbaar, energiek, betrouwbaar, berekenbaar, stelselmatig, vatbaar voor tucht en discipline, vaak van een grote karaktervastheid’. Het is duideijk dat Plexippos aan deze beschrijving voldoet en wij spitsen de oren als Vestdijk zegt: ‘aan een abstract ideaal, een traditie, een geloof, een plicht wordt star dogmatisch vastgehouden. Aan een bepaalde taak, uit het geheel geïsoleerd, wijdt de persoon zich nauwgezet, koppig en beperkt, met voorbijzien van al het andere: hij streeft zijn doel na zonder transigeeren, al zal hij over lijken moeten gaan’. Wat doet Plexippos in HvT anders dan over lijken gaanGa naar eind32.? Verderop in zijn studie (TR p. 279/280) zegt Vestdijk over de gedesintegreerde homo religiosus metaphysicus dat hij ‘gebonden is aan een klein stukje werkelijkheid - zichzelf, zijn gezin, zijn beroep, zijn groep... - en daar hij vrijwel blind is voor de werkelijkheid die daarbuiten ligt, zoekt hij bevrediging van zijn behoeften aan totaliteit (d.w.z. van religieuze behoeften) in het onwerkelijke’. Hij staat tegenover de werkelijkheid buiten zijn enge belangensfeer ‘gedesintegreerd’, d.w.z. objectief, koel en nuchter, ‘als tegenover een “dood” ding, dat hem in wezen niet aangaat en dat hij zonder merkbare gewetensbezwaren voor zijn eigen doeleinden gebruikt. Merkbaar worden deze gewetensbezwaren... pas in zijn onbewuste handelingen, die hem toonen zoal hij in wezen is: een innerlijk eenzame, die de aansluiting tot zijn medemenschen niet vinden kan.’
In HvT vinden wij dus in Plexippos dit type overduidelijk vertegenwoordigd. Door zijn voedster grootgebracht met verboden en dreigementen, met Polites als | |||||||||||||||||||||
[pagina 24]
| |||||||||||||||||||||
wrekende god (HvT p. 28/29), anders gezegd, in voortdurend schuldbesef is de gespletenheid bij hem totaal geworden. Volgens de wet van Baudouin (TR p.278) betekent dit dat het onbewuste zieleleven geprikkeld wordt om juist dat te doen wat men bewust vermijden wil, nl. zondigen en voor de metafysische mens is de sexualiteit de zonde bij uitnemendheid. Het verkrachten van jonge meisjes dat Plexippos als Politespriester telkenjare doet, wanneer zijn bewustzijn door de drank is bedwelmd, is de wraak van de onderhelft, zoals het in Aktaion onder de Sterren heet, de wraak van de hippos, die in Plexippos leeft. Het Polites-spelen is een naar het onderbewuste (= ‘de onderwereld’, waar Polites huist) verdrongen behoefte, die één keer per jaar manifest wordt. Want dat hij op ± 15-jarige meisjes valt, zoals dat in eigentijds jargon heet, is duidelijk: Orseis is ‘vijftien of zestien’ (HvT p.50) als Plexippos haar ontmoetGa naar eind33.; hij wordt verliefd op Pherenike en zijn gevoelens voor zijn dochter Mekionike die veel op haar lijkt (zoals de namen al suggereren) zijn ook niet typisch vaderlijk.
Er is nog een type waar Plexippos mee vereenzelvigd kan worden - al is het in feite een reeds genoemd type. Als Plexippos astrologisch gezien een Steenbok is lijkt hij, volgens het systeem van Leonardo, immers op Judas. Het is dus zaak het essay De grootheid van Judas (ED p.128-133) nader te bekijken. ‘Opvoeding en moreel, religie en kunst, menselijk streven en menselijk bereiken, zij zijn ondenkbaar zonder het levende Voorbeeld’ (ED p.128). Wij vullen in: Plexippos' grote voorbeeld is Polites. ‘En toch, zodra wij met de vereenzelviging ernst maken, verzet iets in ons zich ertegen. Een geheime weerbarstigheid, verijdelt de metamorfose. Niet omdat wij “onszelf” willen blijven... maar zeer letterlijk, omdat wij de andere niet willen worden. Immers, zodra wij ons met het Voorbeeld vereenzelvigd zouden hebben, waren wij zelf het Voorbeeld geworden en konden er niet meer de bewondering voor voelen die ons aanvankelijk bezielde - en deze bewondering... kan dermate voor ons geworden zijn, dat wij alles op het spel zetten om het verlies ervan te voorkomen’. (ED p.128 sq.) Maar dat is nu precies wat met Plexippos gebeurd is: hij heeft zich, voor het eerst in het fatale liefdesspel met Orseis, d.w.z. in een vervoering waarbij de krachten van het onbewuste loskwamen, later in bedwelmde toestand als Politespriester, zich met de Held vereenzelvigd. Dat hoort hij van Euthymos en aan de juistheid van de toedracht twijfelt hij niet (HvT p.335). Waarin bestaat dan de grootheid van Judas: ‘Tegen de onweerstaanbare drang tot gelijkwording aan iets waaraan men niet gelijk mag worden heeft Judas als enige zich te weer gesteld, en daarin bestaat zijn grootheid’ (ED p.132). De ware held is dus hij die de integratie van mens en godheid als onmogelijk erkent. Maar wat Plexippos niet bewust deed, wil Euthymos in zijn hybris bewust volbrengen: hij wil Polites zijn, de nieuwe Held van Temesa zijn en hij eist het recht van verkrachting op van Plexippos' dochter Mekionike. Pas deze eis is het ware breekpunt voor Plexippos; hij dwingt Euthymos de rol van Polites volledig te spelen: de verkrachting zal in het heroon moeten plaatsvinden en in dit heroon gaat hij de nieuwe Held te lijf, doodt hem, ontrukt hem zijn buit. De Held is dood, leve de held! Zoals hij eens Orseis aan de dood (de kelder in Sybaris) had ontrukt, maar haar later weer aan de ‘onderwereld’ (Polites) moest afstaan, zo weet hij zijn dochter als een tweede Orseis (‘het was of ik Orseis bij | |||||||||||||||||||||
[pagina 25]
| |||||||||||||||||||||
mij had, teruggekeerd na zoveel jaren’; HvT p.360) aan de klauwen van de ‘wolfsgod’ te ontrukken. Een ambivalente houding? Hoe wordt die beter gesymboliseerd dan door het priesterschap van Hermes, de god die Polites naar boven brengt, maar ook weer naar de onderwereld geleidt. ‘Het kwam voor’ weet Plexippos (HvT p.296) ‘dat hij tegelijk iemands vriend en iemands vijand was’.
Elk verhaal heeft zijn held en zijn schurk. Als Plexippos de ware held is, wie is dan de schurk? Wie anders dan Euthymos, die zijn ware aard, zijn goede thumos, verloochent en van jager tot wolf wil worden? Want astrologisch valt er nog wel wat te genieten in HvT. ‘Hij is gesloten, woorden zijn er om zijn gedachten te verbergen, zijn gelaat is een masker... Hij vecht tot het uiterste, al moet het zijn langs slinkse kronkelige wegen... Bij het kiezen van de levenspartner is hij berekenend.’ Wie denkt hier niet aan Anaxibia? Hier was dan ook mevr. Burgers aan het woord over SteenbokGa naar eind34..
Welk teken is Euthymos? Hij trekt Temesa binnen op een wagen met vier witte paarden (HvT p.178). Hij is de dominante persoon die zich met een supporterschare omgeeft; hij is niet vrij van snoeverij, deze bokser met spieren als roze kinderbillen. Plexippos wacht af welke pijlen hij op zijn boog heeft (HvT p.327): hij is dus een Boogschutter. ‘Eén van de sprookjes die ons veel omtrent Capricornus vertellen’, aldus mevr. Burgers, ‘is dat van Roodkapje. Zij is het symbool van de “aarde”, van Capricornus... en de jager is Sagittarius, de idee die haar redt... het is de grote strijd in de wereld, die door Capricornus gesymboliseerd wordt. Zij moet op weg naar haar doel blijven en geen gezellige bloemetjes daarnaast plukken, want daar loert de wolf van het bederf.Ga naar eind35.’ De roodharige priester heeft zijn bloemetjes geplukt en raakte in de klauwen van de wolf (‘het wolfsvel reikte hem tot de kin, zijn ogen waren groot en hongerig’ HvT p.303), maar de jager die wolf wil worden ziet zijn eigen wapens op zich gericht. | |||||||||||||||||||||
[pagina 27]
| |||||||||||||||||||||
Lijst van geraadpleegde recensies
| |||||||||||||||||||||
[pagina 28]
| |||||||||||||||||||||
|
|