| |
| |
| |
[Nummer 11]
De redding van Fré Bolderhey als symbolische roman Deel II
L. Pepplinkhuizen en J.F.P. de Smit
Cecily, meisje
Inhoud: Eddie is trots met Cecily te mogen wandelen, maar heeft er toch nog een afkeer van om haar te zoenen en naar haar gezicht te kijken, hoewel ze niet helemaal lelijk is en er buitengewoon gezond uitziet. Haar kamfergeur doet hem denken aan levenskennis, haar lichaam aan grote winderige pleinen. Op een gegeven moment zegt Cecily, dat Eddy terug moet gaan; als hij haar wil ontmoeten, moet hij maar naar de leeszaal komen. Ze gaan uit elkaar. Ondanks dat hij niet van Cecily houdt, staat Eddie de volgende dag om kwart over twaalven bij de leeszaal. Cecily komt later dan ze hadden afgesproken. Ze maakt Eddie duidelijk, dat hij een Cecilycomplex heeft en nog veel andere ernstige complexen. Ze spreekt minachtend over ‘het genie’ en de andere bezoekers van de leeszaal: ze hebben allemaal complexen. Ze legt uit wie de oorzaak was van Eddies angst voor de beklimming van de kettingbrug: Fré Bolderhey. Ze verbiedt hem verder nog aan Fré te denken. Ze spreken voor die middag af om half drie bij de ingang van de dierentuin.
Symbolische Annotatie: Wij zullen nu trachten aannemelijk te maken, dat Cecily een verpersoonlijking van de anima is. De anima is in de tweede fase van het individuatieproces het leidinggevend principe. Op dit leidinggeven heeft een aantal zinsneden in dit hoofdstuk betrekking, bijvoorbeeld: ‘De kettingbrug had haar een zekere macht over hem gegeven’ (pag.74); ‘Nu ben je van mij, fluisterde zij’ (pag.77); ‘... in zijn eigen stadje lieten de meisjes iemand altijd voor niets komen, ten einde hun macht over de minnaar te bevestigen’ (pag.79); ‘...omdat ik tenslotte verliefd op je geworden was en omdat je van mij bent...’ (pag.85); ‘Zij was zijn meerdere’ (pag.86); ‘Hij was geheel in haar macht’ (pag.87). Het anima-beeld sluit ook weer aan bij dat van de zwemmers. Wie in het water kijkt, ziet weliswaar zijn eigen beeld, maar daarachter duiken al spoedig levende wezens op. Het zijn een bijzonder soort waterwezens: waternimfen, vrouwelijke, halfmenselijke vissen. De waternimf is nu een voorstadium van de anima.
Ook het tijdstip waarop zij optreedt, vormt een aanwijzing dat Cecily de anima is. In het individuatieproces volgt het animastadium namelijk op dat van de schaduw. Wanneer het zich bezig houden met de schaduw en het bepalen van
| |
| |
het standpunt hiertegenover het gezellenstuk is, dan is ditzelfde met betrekking tot de anima het meesterstuk. Vandaar ook, dat Cecily zegt: ‘Vanmiddag zien we elkaar weer, en dan praten we de hele middag niet over Fré Bolderhey, opgepast. Je mag niet eens aan hem denken’ (pag.87). Dat Eddie niet naar haar toe durfde te komen over de kettingbrug, verklaart zij uit zijn angst voor Fré (pag.85). Inderdaad, als de schaduw nog niet is overmeesterd kan men niet tot de anima geraken. De anima wordt ook geassocieerd met de initiatie. De rol van de anima hierbij is het oplossen van de problemen die door de schaduw uiteraard niet uit de weg geruimd konden worden. Zij belichaamt de vrouwelijke psychologische kenmerken van de man, zoals vage gevoelens en stemmingen, ontvankelijkheid voor het irrationele, het vermogen tot persoonlijke liefde en de verhouding tot het totaal onbewuste. Daarvan vindt men in dit hoofdstuk wel het een en ander terug. De ontvankelijkheid voor het irrationele brengt Cecily Eddie bij door haar minachting voor het genie: ‘Die jongen met dat open hemd, een bekende achterlijke jongen hier uit de stad...’ (pag.82) en voor het rationalisme: ‘Mijn poes leest ook Spinoza’ (pag.82). Zij brengt Eddie in contact met zijn onbewuste door hem uitvoerig in te lichten over de complexen, de bezoekers van de leeszaal (pag. 82-83-84). Geheel in overeenstemming met de rol van de anima bij de initiatie is ook: ‘..,. achter haar stond de gehele wereld, wachtten alle gevoelens, onthulde zich de volwassenheid en alles wat daarbij hoorde’ (pag.76). De anima helpt de man zo, dat hij ‘überall im Halbdunkel des Unbewussten, wo sein Verstand weniger klar sieht, die richtigen Werte und Unwerte unterschieden kann’. Dat nu ziet men in dit hoofdstuk voortdurend; Eddie stelt de vragen en Cecily beantwoordt ze: ‘Haar kamfergeur doet hem denken aan levenskennis’. Kamfer
wijst hierbij op subtiliteit en frisheid.
| |
De dierentuin
Inhoud: Eddie loopt naar de dierentuin en voelt, dat hem een nieuwe krachtproef staat te wachten. Hij kijkt geboeid naar het grijze administratiegebouw. Cecily treft hij aan bij de ingang. De portiers schijnen haar te kennen. De tuin zelf bevalt Eddie wel, maar niet de dieren en de mensen die zich er bevinden. Cecily kijkt nogal neer op de vogels; zij geeft de voorkeur aan het aquarium, maar eerst gaan ze naar de apen. Die zijn uiterst koddig. Vervolgens wandelen ze naar de beren, die voor Cecily na de apen de liefste dieren zijn. Cecily laat een beer voor zich dansen. Zij zegt, dat ze dat geregeld doet, maar alleen bij een mannetje; bij wijfjes zou ze het niet durven. Ze lopen het aquariumgebouw binnen. Cecily geeft Eddie weer een zoen. Dan voelt deze zich een schol worden. Als een van de studenten langs komt, gaat Cecily met hém mee en laat Eddie in de steek. Die loopt het tweetal achterna en ziet dat ze elkaar omhelzen. Hij besluit nu uit de dierentuin weg te gaan en begeeft zich in de richting van de uitgang. Bij het apenhuis heeft zich een grote massa verzameld en Eddie gaat daar ook nog even kijken. Naast de mensapen zit in een kooi een menselijk gestalte in een hansop, waarnaar door de omstanders vijandig met allerlei rommel wordt gesmeten. Terwijl Eddie daar staat, komt Cecily weer bij hem. Ze is boos, dat hij hier alleen naar kijkt; dat hadden ze samen moeten doen. Bovendien had ze hem de kreeften nog willen laten zien. Op een bord staat te lezen, dat in die
| |
| |
kooi Fré Bolderhey zit. Dan duwt Cecily hem naar de volgende kooi. Ook daar is een vreselijk oproer gaande. Er zit een jongen van zestien jaar in. Eddie slaat Cecily in het gezicht en rent de diergaarde uit, tevergeefs achtervolgd door Cecily en twee suppoosten.
Symbolische Annotatie: de anima is de gids naar de innerlijke wereld en het zelf. Het bezoek van Eddie aan de dierentuin zien wij als zijn binnentreden in de eigen onbewuste psyche, waarbij in dit geval heel duidelijk de animale tendenties, die in het algemeen door de wereld afgekeurd worden, op de voorgrond worden gesteld. De afkeurende instanties worden even verder in de tekst gepersonifieerd door de bekogelende omstanders. Met zichzelf en zijn schaduw wordt hij geconfronteerd aan het eind van dit hoofdstuk, als hij ze in een kooi ziet zitten en ze door de omstanders met allerlei dingen bekogeld worden.
Het is duidelijk dat Eddie bewust noch met het een, noch met het ander erg is ingenomen: ‘De tuin zelf lokte hem wel aan,... hij had er willen wandelen zonder dieren doch vooral zonder mensen’ (pag.92). Met andere woorden, Eddie wil probleemloos door het leven gaan; hij vertoont opnieuw de sterke tendens intrapsychische konflikten te vermijden.
Alvorens echter onder leiding van zijn anima de dierentuin binnen te treden, passeren ze een grijs gebouw, van waaruit alles ‘gevoed, bewaakt, verpleegd en geadministreerd’ wordt (pag.89). Dit zou men kunnen zien als een beeldende voorstelling van de hersenmassa: de kleur wijst bijvoorbeeld op de grijze hersenschors, het buitenste deel der hersenen.
Dat de anima in de onbewuste psyche als gids fungeert, blijkt ook uit het feit dat Eddie tegen de portier zegt, dat Cecily hem gevraagd had mee te gaan (pag.90) en dat zij bij hem hoort (pag.91). Cecily wil Eddie iets van hemzelf tonen: ‘Nu komt de mooiste, de echt tragische aap, waarvoor ik je hier gebracht heb’ (pag.108). Dit stemt overeen met de taak van de anima om als bemiddelaarster tussen het ego en het nog niet ontdekte zelf op te treden. Echter ook hier blijkt weer dat Eddie in geen geval rijp is voor dergelijke ontdekkingstochten. Op pag. 98 lezen wij dat Cecily Eddie een zoen geeft, waarbij hij zich een schol voelt worden. Het is met andere woorden duidelijk, dat hij nog innerlijk kil is, nog niet rijp voor de liefde, in tegenstelling tot de student, de representant van zijn meer volwassen, volgroeide ik-ideaal. Van de aap, een van de aspecten van Eddie zelf die Cecily hem wil doen tonen en die later als aanduiding van de zenuwarts Verwoerd gebruikt worden, kan men zeggen dat deze in zijn wezen een aspekt van verbijstering bezit. Daarnaast is de aap de imitator, het karikaturale menselijke wezen, het beeld van zotheid, de arrogantie en de pseudowijsheid. Tenslotte blijkt dat in de dierentuin de schaduw overmeesterd is: Fré is opgesloten in een kooi (pag. 108). Deze isolering van de kennelijk voor de buitenwereld verfoeilijke schaduwkanten van Eddie's persoonlijkheid lijkt het doel van de anima. In dit deel van de psyche, gesymboliseerd door de dierentuin, is zij meester: zo laat zij ook de (let wel: mannetjes-) beren dansen. Opgemerkt moet worden dat in Noordeuropese mythen de beer een heilig dier kan zijn, dat als enige de weg naar de goden kent. (In een adere, meer dagelijkse betekenis noemen vele vrouwen hun echtgenoot nogal eens ‘beertje’).
Er is nog een belangrijk detail. Op pag.99 zegt Cecily: ‘Ik wil je zo ver krijgen,
| |
| |
dat je je voor mij in stukken laat hakken, zoals de oude ridders op de tournooien voor hun geliefden’. Het is opvallend, dat ook Jung verband legt tussen de anima en de Vrouwe van de Middeleeuwse ridders: ‘Die Dame, welcher der Ritter seine Dienste weihte, bedeutete ihm eine Personifikation der Anima. Die Trägerin des heiligen Grals in Wolfram von Eschenbachs Gralepos trägt einen sehr bedeutsamen Namen: Conduiramour-Führerin in Liebesdingen’.
Dat Eddie zich verzet tegen deze geweldige machtsuitoefening van Cecily, dat hij weigert zich op een dergelijke verregaande wijze te onderwerpen aan zijn anima, wordt uit het slot van het hoofdstuk evident.
| |
Het briefje
Inhoud: Eddie beseft nu, dat Cecily hem in de dierentuin hemzelf heeft laten zien. Als hij thuis komt, vangt hij van zijn ouders en zijn grootmoeder op, dat Fré is weggehaald. Zijn vader verbiedt hem verder nog aan Fré Bolderhey te denken. De volgende ochtend brengt hij door met de dienstbode om zijn gedachten wat te verzetten. Hij stoeit wat met haar en breekt daarbij twee porseleinen poppetjes en de viskom. Als zijn oma weigert hem te vertellen waar Fré zich bevindt, gaat hij de deur uit en na enkele uren door de stad te hebben gezworven, belt hij even voor vieren bij Tante Bolderhey aan. Die vertelt hem, dat het goed gaat met Fré en dat er nog altijd hoop is op herstel. Zij geeft Eddie toestemming naar Fré's kamertje te gaan. Nooit heeft Eddie zich zo verwant gevoeld met zijn neef. Hij leert zichzelf beter kennen dank zij hem. Op zolder, waar het kamertje zich bevindt, ziet hij twee kleedbustes staan. Hij denkt nu over Fré's opmerkelijke daden na en komt tot de konklusie, dat die alleen maar getuigen van overleg en schranderheid, maar op enkele papieren treft hij toch aantekeningen aan die ‘zelfs voor de meest toegeeflijke beoordelaar niet meer met geestelijke gezondheid te rijmen’ vallen. Hij vindt onder meer een klein papiertje met: ‘Red mij. Ze hebben mij opgesloten. De dokter is een aap’. Hij krijgt nu het gevoel dat hij Fré heeft gevonden, of liever: Fré hem. Hij verlaat het kamertje.
Annotatie: dit hoofdstuk speelt kennelijk in de realiteit. Men treft er enkele gedachten in aan die representatief zijn voor hetgeen zich bij Eddie afspeelt. Zo gauw hij het sexuele pad opgaat, gebeuren er ongelukken: nu breekt de viskom, een breekbaarheid die we ook al bij de porseleinen poppetjes hebben gezien.
Het individuatieproces houdt onder meer in het zoeken naar de onbewuste kern van de persoonlijkheid. Daarop slaat: ‘en steeds was hij op zoek naar iets waarvan hij wist dat hij het allang gevonden had, met de zekerheid het weer te zullen verliezen, zodra hij met zoeken ophield’ (pag.120). Dat de schaduw in dat proces een belangrijke rol heeft gespeeld, realiseert Eddie zich: ‘Het viel niet te ontkennen, da hij zichzelf beter leerde begrijpen dankzij Fré’ (pag.125).
| |
De naam
Inhoud: Eddie sluipt de woning van de familie Bolderhey uit en wil de dokter ter verantwoording gaan roepen. Hij beproeft tevergeefs allerlei kunstjes om zich
| |
| |
diens naam te binnen te brengen. Dan onderneemt hij een list. Hij belt Tante Bolderhey op vanuit een sigarenwinkel en doet of hij van de politie is en daarom de naam van de arts die Fré behandelt moet weten. Zij herkent echter zijn stem. Hij loopt daarna langs de café's en realiseert zich, dat men alleen met de hulp van een vrouw het leven kan leren kennen. Op straat ziet hij een jongeman langs komen, gearmd met een vrouw met een bontmantel. Het blijken de student en Eddies moeder te zijn. Eddie gebiedt hun elkaar te kussen. Plotseling verschijnt de zwarte paraplu weer. Eddie slaat op de vlucht, de paraplu vlak achter hem aan. Eddie wordt achtervolgd door een hele menigte. Hij bedenkt, dat hij ter wille van Fré Bolderhey een hele stad op stelten heeft weten te zetten. Hij duikt een steeg in en zijn achtervolgers rennen hem voorbij. Hij komt terecht in een zaal, waar meneer Robbe optreedt in een inter-astrale seance. Die verstrekt het publiek gegevens van persoonlijke aard en noemt daarbij toevallig de naam Verwoerd, die Eddie zocht.
Symbolische annotatie: Eddie realiseert zich dat hij met de gedachte, dat Fré achter slot zit, niet kan leven (pag. 132). Dat is vanuit het individuatieproces verklaarbaar, want de schaduw-figuur bevat allerlei waardevolle, vitale krachten, bijvoorbeeld sexuele (al bezit juist Fré, de schaduw, deze niet!), die geassimileerd behoren te worden in werkelijke ervaring. Uit verschillende passages blijkt, dat Eddie zich daarvan bewust is. Tevens echter beseft Eddie dat hij zonder vrouwen het leven niet zal leren kennen (pag.139). Het konflikt tussen anima en schaduw zoals dat ook uit het hoofdstuk Dierentuin naar voren kwam, wordt duidelijker aan Eddie bewust. Ook lijken Eddies gedachten meer sexueel beladen te zijn. Van de namen die hij bedenkt voor de psychiater, op pag.136, duiden er enkele op sexuele begrippen: De Clooye, Mockel, Fokkel (follikel), Kipklaar, Schamer, Vullix (vulva), De Flikkekoppe (psycho-pathologisch gezien: neologismen.) Het is mogelijk, doch zeer speculatief, dat de naam Verwoerd ook hierbij past: de eend is symbool van vereniging, van vitale kracht.
De scène tussen de student en Eddies moeder, die kennelijk weer een hallucinatoire belevenis van Eddie is, is duidelijk. De student heeft een strohoed op, die door de gele kleur duidt op mannelijk intellect. De hoed op zich is bekend als bisexueel symbool. Zolang die nog gedragen wordt, heeft het verstandelijke nog een aureool, maar oh wee, als die wordt afgezet. De vrouw draagt een bontmantel, hetgeen haar dierlijke karakter versterkt. Eddie gebiedt hun elkaar te kussen. Dit gebeurt duidelijk vanuit de waan dat hij met zijn gedachten andere mensen kan beïnvloeden, hetgeen bij schizofrenie nogal eens voorkomt. Belangrijk is echter ook dat, ervan uitgaande dat de student staat voor een belangrijk deel van Eddies persoonlijkheid, namelijk zijn ik-ideaal - de man die studeert en met vrouwen weet om te gaan - hij hier gekonfronteerd wordt met sterke incestueuze wensen. Hoe noodlottig dergelijke regressieve neigingen kunnen zijn, blijkt onmiddellijk uit het feit dat de paraplu, beeld voor de dreiging van de schizofrenie (pag.142), op dat moment verschijnt.
| |
Het kamertje
Inhoud: Eddie belt (in zijn hallucinatie) bij de zenuwarts Verwoerd aan en wordt
| |
| |
in een kamertje opgesloten. Daar bevinden zich allerlei spulletjes die erop wijzen, dat dit een boudoir is. Plotseling komt Cecily binnen. Ze blijkt nu de dochter van de psychiater te zijn. Als ze haar blauwe hoedje afzet, komt haar afschuwelijk mismaakt voorhoofd te voorschijn.
In het kamertje staan ook flessen met axolotls op sterk water. Eddie spreekt met Cecily over Fré. Zij vertelt hem over haar vader en over haar complexen. Dan komt Vincent Achterloosjes, de student. Cecily stelt hem aan Eddie voor als haar verloofde, maar zegt erbij, dat ze waarschijnlijk met Eddie zal trouwen. Vincent informeert hoe het staat met de kreeft in Cecilys kamertje. Die is er slecht aan toe. Als Vincent zegt de kreeft te zullen opeten als die dood is, begint Cecily vreselijk te krijsen. Daarop verschijnen vier mannen: de dokters Verwoerd en Toekoelsteeg en de verplegers Moordhans en Iemans. Cecily wordt door de aapachtige Verwoerd gekalmeerd. Toekoelsteeg vertelt, dat Fré in dit huis wordt verpleegd. Verwoerd besluit nu een feestje te houden: drinken, kaarten en een beetje kreeft eten. Cecily blijft op de divan liggen. Men drinkt van het water waar de axolotls in zitten. Tenslotte wordt er gedanst. Vincent smijt de zieke kreeft door de kamer en duwt Eddie op Cecily. Eddie danst vervolgens als een beer. Op dat moment hoort men de deur van het huis slaan: Bolderhey is ontsnapt. Allemaal vliegen ze er achter aan. Eddie blijft alleen met Cecily achter. Een kerktoren in de verte slaat elf uur.
Symbolische annotatie: Eddie kijkt ook hier weer in zijn eigen psyche: in een spiegel ziet hij zichzelf op zichzelf toeschrijden (pag.154). Op dat moment heeft hij van de inhoud van zijn onbewuste nog weinig kennis: hij ziet een groot aquarium, waar hij echter geen vissen in ziet zwemmen (pag.155). Hij wordt opgesloten in een boudoir (pag.155), een vrouwenvertrek, het rijk van de anima, Cecily. Zij leidt Eddie verder in zijn ontwikkeling: ‘... ik wist alleen, dat er iets te zien zou zijn, wat je erg zou schokken, maar dat noodzakelijk voor je was’ (pag.161). ‘Al die dingen, die je gezien hebt, die je móest zien, dienden om de krankzinnigheid te voorkomen, doordat ze de afwijkingen als het ware buiten je plaatsten’ (pag.161). De anima heeft ook een erotisch aspect, Dat blijkt uit de platen van naakte vrouwen aan de wand van het kamertje. Ook dit is een kant van de ontwikkeling: ‘... die verschrikkelijk erge dingen, die je verontwaardiging opwekken, interesseren je tegelijkertijd in hoge mate’, zegt Cecily (pag.158). Dat zij achter haar typisch vrouwelijke eigenschappen, waarop de kleur blauw van haar hoedje wijst, ook haar intellectuele zijde heeft, wordt veraanschouwelijkt door haar mismaakt voorhoofd, dat achter haar hoedje schuil ging en dat zij Eddie nu toont (zie eerste deel). Zij zet haar taak als gids naar het onbewuste voort. Vandaar de axolotls (pag.162), een soort hagedissen, die zich biologisch gezien juist op de grens van vertebraten en niet-vertebraten bevinden. Zij vertegenwoordigen een typisch overgangsstadium in de involutie. Deze beesten typeren treffend de sfeer van het hoofdstuk, dat sterk doet denken aan een inwijdingsfeest, aan initiatieriten e.d. als plechtige voltrekking van de laatste stap naar de volwassenheid.
In dit kader past evenzeer de kreeft van pag. 170. Deze is een transcendent symbool, dat wil zeggen een symbool dat voorstelt het streven van de mens naar vereniging van het bewustzijn met de inhouden van het onbewuste. Uit deze
| |
| |
vereniging ontstaat, wat Jung ‘die transzendente Funktion der Psyche’ genoemd heeft. Hierdoor kan een mens zijn hoogste doel bereiken, namelijk ‘die volle Verwirklichung seines Selbts’. Helaas, de kreeft is niet gezond en de axolotls staan op sterk water. Dat Cecilys vader de kreeft een geschikt middel voor een of ander complex vindt (pag.170) en dat dit beest Eddie aan iets menselijks doet denken (pag.172), is in het licht van het bovenstaande logisch. Uiteraard begint Cecily te schreeuwen als Vincent (letterlijk: Overwinnaar) de kreeft dreigt op te eten; de verbinding tussen het bewustzijn en het onbewuste zou daardoor immers opgeheven worden en al het werk van de anima voor niets zijn gedaan. Onder invloed van de axolotldrank zet de ‘inwijding’ zich voort: Vincent duwt Eddie op Cecily, maar gooit ook de zieke kreeft door de kamer. Met andere woorden: Vincent (als relatief gezond deel van Eddies persoonlijkheid) keurt een relatie in sexueel opzicht goed, maar is als een te bewust op de realiteit ingesteld man tegen sterke invloeden van het collectief onbewuste. Eddie komt steeds meer onder invloed: hij gaat dansen als een beer, wat duidt op de macht die zijn anima nu over hem heeft. Juist op dat moment ontvlucht de zieke schaduw; het is duidelijk dat deze weigert zich te onderwerpen aan het proces: de incompatibiliteit tussen schaduw en anima wordt nu opnieuw gemanifesteerd. De konfrontatie met de dreigende volwassenheid is voor de wereldvreemde schaduw immers onverdraaglijk.
| |
Het offer
Inhoud: Eddie besluit nu Fré op te gaan zoeken en loopt in de richting van de binnenstad. Hij wordt aangesproken door een klein, tenger vrouwtje. Hij heeft het gevoel haar te kennen. Zij nodigt hem uit mee te gaan naar haar huis. Gearmd lopen ze naast elkaar. Eddie biedt aan een pelsmantel voor haar te stelen en daartoe naar de strandplaats Schkeuditz te gaan. Zij blijkt nu zijn moeder te zijn. In Schkeuditz ligt veel zand op straat. Eddie houdt zijn moeder stevig onder de arm vast: hij wil niet, dat zij in het zand wegzakt. Zij stelt voor naar het strand te gaan. Dat gebeurt, ondanks Eddies tegenzin. Ondertussen verandert zijn moeder: haar begerigheid was verworden tot een loerend hunkeren. Zij wil met Eddie zwemmen in de zee om er nooit meer uit te komen en Fré Bolderhey nooit meer te zien. Nadat ze zich ontkleed heeft, trekt ze Eddie het water in. Als hij zich losrukt, blijkt ze van porselein geworden te zijn: ze breekt onder zijn handen vandaan. Wanneer hij naar het strand terugloopt, staan daar mannen met degens naar hem te kijken onder wie zijn vader en Vincent. Ergens in de badplaats slaat het twaalf uur. Hij gaat naar de plaatselijke Irrenanstalt en treft daar Fré Bolderhey aan, die in de tuin aan het werk is. Hij vertelt hem dat hij gekomen is om hem te redden, maar Fré reageert daar vrijwel niet op, zelfs niet als hij hem vertelt dat hij zijn moeder voor hem heeft vermoord. Fré slaat onzinnige woorden uit en wordt plotseling angstig: de verplegers kom er aan om hem op zijn tabernakel te slaan. Eddie sleurt Fré naar het tuinhuisje en steekt zich in diens hansop. De belagers dringen naar binnen en zien Eddie voor Fré aan. Hij krijgt een flink pak ransel en de verplegers besluiten hem de straf van de fiets te geven. Men herkent hem inmiddels als Eddie Wesseling. Hij mag een aantal malen op de fiets wegrijden, maar wordt steeds weer onmiddellijk vastgegrepen en op de
| |
| |
grond gesmakt. Dan komt de eigenlijke straf: ‘let op, let op; nu ben je Fré Bolderhey’, wordt hem gezegd. Nu hij werkelijk Fré is geworden, lukt het hem weg te fietsen naar de stad. Hij voelt nu, dat het uur der beproeving nabij is. Hij begeeft zich naar het huis van de familie Bolderhey, gaat de trap op en ziet op zolder de Jochems, de twee kleedbustes. Juist op het moment dat hij een van de Jochems wil kussen, verandert die in Cecily en pakt hem beet. Hij is nu plotseling weer zichzelf, Eddie Wesseling dus. Cecily zegt, dat ze jaren op hem heeft gewacht. Van Fré Bolderhey voelt hij zich nu verlost. Zij omarmen elkaar en trouwen. Cecilys voorhoofd is nu mooi en recht geworden. Zij kleedt zich nu voor hem uit. Hij schrikt van haar verblindend naakt en begint de afdaling in een nieuwe wereldruimte. Door een mes wordt hij in tweeën gesplitst. Hij ziet weer het landschap dat hij vanaf het plat van de leeszaal had waargenomen.
Symbolische annotatie: Eddie ontmoet een vrouwtje (pag.189), dat veel overeenkomst vertoont met de grote moeder, zoals die door Jung wordt beschreven. Die vormt een derivaat van het moederarchetype. Dit derivaat bezit zowel negatieve als positieve kanten. Zijn drie essentiele eigenschappen zijn goedheid, hartstocht en duisternis. De grote moeder vormt ook de grondslag voor het moedercomplex, waarop in de vorige hoofdstukken gezinspeeld werd. Dat duidt al op de negatieve rol van Eddies moeder. Ze vraagt nu aan hem: ‘Wou je graag naar binnen, lekkertje?’ (pag.189). Dat doet denken aan het gedrag van een prostituée. De grote moeder kan zich onder meer als hoer manifesteren. Haar voorliefde voor pelsboa's duidt op haar sexuele roofdierkarakter. Dat herkent men ook als ze bij de zee komt: ‘thans was deze begerigheid verworden tot een loerend hunkeren’ (pag.195). Ze heeft ook haar positieve kanten, bijvoorbeeld het beschermende: ‘Dus je hebt het moeilijk. Dan moet je bij mij zijn. Ga je mee schat?’ (pag.190). De grote moeder is thuis in de duisternis van het onbewuste. Ze stelt Eddie voor naar huis te gaan (pag.190). Dat blijkt de beruchte oceaan te zijn. In werkelijkheid ligt Schkeuditz in de buurt van Leipzig en dus niet aan de zee. Alles bij elkaar genomen vormt de grote moeder een bedreiging. Ze dreigt Eddie de zee in te trekken (pag.194), m.a.w. hem te doen ondergaan in de oerzee (zie eerste deel). ‘Ik wil met mijn eerstgeboren zoon in zee zwemmen’ (pag.195). Eddie ziet het gevaar in en rukt zich van haar los (pag.196). Ze blijkt als hij zich wil bevrijden geen ernstig gevaar meer en van porselein te zijn geworden. Hij slaat haar in stukken. Dit beeld slaat terug op de realiteit in de roman, namelijk het breken van de porseleinen poppetjes van de etagère van Eddies grootmoeder. De sexuele relaties van Eddie zijn tot nu toe nogal breekbaar geweest.
Het overwinnen van de grote moeder is een belangrijk feit. Zij had immers bijna regressieve neigingen kunnen bewerkstelligen, die natuurlijk het individuatieproces te niet zouden hebben gedaan. Die belangrijkheid wordt geaccentueerd door het tijdstip: twaalf uur. Dat getal heeft een archetypisch aspect. Het duidt aan, dat de belangrijkste taak is volbracht. (Ditzelfde bijvoorbeeld bij de twaalf werken van Hercules). Nu staat in principe de weg voor een normale ontwikkeling open: ‘En dat hij (Fré Bolderhey) gered kón worden, daarvoor stond de dood van het porseleinen poppetje borg’. ‘... zijn moeder was bang voor Fré Bolderhey geweest...’ (pag.197). Eddie gaat nu Fré redden uit de Irrenanstalt (pag.200). De vraag is nu, waarvan dit redden een voorstelling is. De
| |
| |
overwinning van de regressieve neigingen vindt men terug in de mythologische strijd tussen de held en het monster. De held moet zich realiseren, dat de schaduw bestaat en dat hij hier kracht uit kan putten (I). Hij moet vervolgens met de destructieve krachten ervan tot een vergelijk komen, wil hij schrikwekkend genoeg worden om de draak te overwinnen. (II) Bovendien moet het ego zijn schaduw assimileren voor het kan zegevieren. (III) Welnu, dat is hetgeen zou moeten gebeuren; in ieder geval is Eddie zich van zijn schaduw Fré bewust en is hij de strijd tegen de grote moeder begonnen. ‘Luister Fré! Ik ben je komen redden, en ik heb mijn moeder voor je vermoord’ (pag.200). (I) Eddie overwint de destructieve krachten door met zijn moeder af te rekenen: ‘En dat hij gered kón worden, daar stond de dood van het porseleinen poppetje borg voor’ (II). Eddie wordt gelijk aan Fré, er is geen sprake van assimilatie: de krachten van de schaduw worden niet toegevoegd aan het ik, doch er treedt een totaal verlies van Eddies persoonlijkheid op; hij wordt Fré (pag. 212) (III). In ieder geval is hier de redding van Fré Bolderhey een feit geworden. Echter, niet zonder dat Eddie zichzelf heeft opgeofferd, een feit waarop ook de titel van het hoofdstuk betrekking heeft. Opnieuw worden we hier gekonfronteerd met een van de wezenlijke problemen van Eddie, namelijk die welke in de sfeer van de identiteit liggen (zie de inleiding). In plaats van aan de eigen persoonlijkheid eventuele waardevolle eigenschappen van een ander toe te voegen, lost Eddie als het ware op in de ander, wat wel wijst op een fundamentele zwakte in de kern van zijn persoonlijkheid.
De verdere voortgang van het individuatieproces waarvan men nu al met zekerheid kan voorspellen dat het zal moeten mislukken, wordt veraanschouwelijkt: Eddie gaat naar de zolder toe (pag.216). Daar treft hij de Jochems aan, de twee kleedbustes. Een ervan omhelst hij. Ook hier weer een verkeerde keuze benadrukt: hij had moeten kiezen voor Vincent, diens mannelijkheid en intellect. Hij kiest nu helaas voor de schaduw en diens twee gebrekkige auxiliaire elementen, representanten van het zieke deel van zijn persoonlijkheid: Fré Bolderhey en de twee Jochems. De niet levende auxiliaire krachten, de poppen, benadrukken nog eens, in tegenstelling tot de krachtige drie-eenheid waarvan Vincent het hoofd vormde, het niet-levensvatbare ervan. Doch alle hoop is nog niet verloren; nog éénmaal tracht de anima hem te redden: hij wordt weer zichzelf, Eddie Wesseling (pag.219). Maar opnieuw doet het afschrikwekkend beeld van de sexualiteit alles teniet: ‘Daar verschrikte hem haar verblindend naakt vlak onder zich; hij gilde; hij had het gevoel over een weke, rode drempel te struikelen; en reeds begon hij de afdaling in een geheel nieuwe wereldruimte, pijlsnel, alsof men hem tussen de sterren had weggesmeten’ (pag. 225). ‘Hij brokkelde en schilferde af, zijn vlees spatte uiteen’. Dit is de wel zeer plastisch in beeld gebrachte schizofrene fragmentatie en het oplossen van het ik. Dit wordt nog eens versterkt door de levendige voorstelling van de betekenis van het woord schizofrenie: ‘Een bitterzoete pijn: reeds was hij in tweeën gesplitst, het mes dat door hem gleed - een mes in haaivorm, meende hij te weten - wrikte de helften van elkaar met bedaarde aanmoedigende schokjes’. Eddie verenigt zich met de zieke kreeft, die gedoemd is in de oceaan te blijven; nooit meer zal hij het land nog kunnen beklimmen.
| |
| |
Het feit dat Cecilys voorhoofd mooi en recht geworden is, geeft wel heel duidelijk aan, dat ze haar onaardse wijsheid terzijde schuift, haar leidstersfunktie opgeeft en zich als een normaal meisje aan Eddie wil geven. Zoals gezegd is de konfrontatie met het normaal sexuele de druppel die de emmer doet overlopen: Eddie desintegreert. De vereniging met de zieke kreeft drukt uit dat Eddie het doel van het individuatieproces, namelijk ‘die volle Verwirklichung seines Selbst’ nooit zal kunnen bereiken.
Opmerkingen: uitgangspunt bij onze toelichting is steeds geweest, dat hetgeen Eddie Wesseling in zijn hallucinaties waarneemt, projectie is van wat zich innerlijk afspeelt: zoals Cecily-anima; Fré-de schaduw; Vincent-ik-ideaal; archetypisch verwant aan de held-overwinnaar; de paraplu etc. Overigens worden de binnen de roman in eerste instantie reële personen steeds meer betrokken in de hallucinatoire wereld. Dit wordt in het boek zelf ook gezegd: op pag. 161 staat: ‘Al die dingen die je gezien hebt, die je moest zien, dienden om de krankzinnigheid te voorkomen, doordat ze de afwijkingen als het ware buiten je plaatsten’.
Zoals we in de inleiding reeds schreven, is het zeer waarschijnlijk dat Vestdijk veel materiaal uit eigen ervaringen heeft verwerkt in deze roman. Wat authentiek persoonlijk materiaal van Vestdijk is en wat hij daaraan toegevoegd heeft uit andere bronnen is momenteel nog niet na te gaan.
Desondanks werpt deze roman wel een zeer bepaald licht op Vestdijk zelf; ook onze analyse van Gummivingers wees reeds in een bepaalde richting. Innerlijk lijkt er een grote strijd te bestaan over het verlaten, dat wil zeggen in psychologische zin over het loslaten van de ouderfiguren, wat met mobilisering van andere psychische krachten, elders gesymboliseerd door een Hermus-figuur en in dit boek door de anima, al of niet lukt. Het bevrijd zijn uit de omarming der ouders brengt nieuwe gevaren met zich mede, en met name wordt hier de sexualiteit geaccentueerd. Ook het probleem van de zogenaamde mis-identificatie, namelijk in deze roman met Fré in plaats van Vincent, staat hiermee in verband. Het is waarschijnlijk, dat de student Vincent, zoals hij in deze roman wordt uitgebeeld, teveel eigenschappen van de vader in zich heeft, anders gezegd teveel verwantschap toont met de archetypische vader. Hoezeer de sportieve, dominerende, autoritaire vader van Simon Vestdijk een probleem vormde voor de schrijver, is niet bekend. Sterke insufficiëntiegevoelens en o.i. onderdrukte haatgevoelens ontstaan uit een niet kunnen concurreren met deze vader staan identificatie met een dergelijke mannelijke figuur in de weg. Psychoanalytisch gezien zou het breekpunt voor dit probleem in de oedipale fase gelegen moeten zijn.
De vage afschuw van de mannelijkheid van Rudi in Gummivingers sluit heel goed aan bij Eddies voorkeur voor het met andere eigenschappen (zoals het pianospelen) behepte neefje. Kortom: ‘lichamelijkheid’ is hier een onoverkomelijk probleem. Men vergelijke de autobiografische romans en met name ‘Kind tussen vier vrouwen’ om vele problemen te vinden die in deze roman zo symbolisch zijn weergegeven, mede door Vestdijks eigen directe ervaringen. (zie inleiding)
| |
| |
| |
Samenvatting:
Uitgangspunt bij de interpretatie van het boek vormde mede de veronderstelling, dat, net zoals dat bijvoorbeeld in dromen het geval kan zijn, psychische funkties de vorm van concrete personen of zaken kunnen aannemen. De individuatie van de hoofdpersoon, de puber Eddie Wesseling, blijkt te mislukken. Hij slaagt er niet in om zich los te maken uit een sterke passiviteit en om de sexualiteit, behorende bij de volwassenheid, te aanvaarden. Op grond hiervan is aanvaarding van de ‘anima’ uiteindelijk onmogelijk. De duidelijke mannelijke eigenschappen van de ‘held’ zijn daardoor uiteraard evenzeer inacceptabel. Wel weet de hoofdpersoon een ondergaan in een conflictloos bestaan, in extreme passiviteit, nl. éénwording met de archetypische moeder in de oerzee, af te slaan, doch tot verdere individuatie is hij niet in staat. De totale fusie met de al zieke ‘schaduw’-kanten van de persoonlijkheid (dat wil zeggen hoedanigheden die een breuk met de realiteit betekenen) is onontkoombaar. Men kan zeggen dat hier op fraaie, doch af en toe wel gekunstelde wijze een schizofreniforme identiteitspsychose wordt beschreven.
Om te vermijden, dat er naast de roman nog een lijvige toelichting zou ontstaan, hebben we slechts een gering deel van de symbolen in onze beschouwing betrokken. Voor de literatuuropgave verwijzen we naar Forum der Letteren, december 1973.
|
|