Vestdijkkroniek. Jaargang 1975
(1975)– [tijdschrift] Vestdijkkroniek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 43]
| |
Gaten in de Oubliette
| |
[pagina 44]
| |
twee, drie en derde werd drie, vier en vierde. Een drukfout lijkt mij uitgesloten. Bij het gereed maken van de novelle voor de bundel ‘Stomme Getuigen’ van 1946 heeft Vestdijk het verhaal bekort. Waarschijnlijk voldeed hij hiermee tevens aan de wens van Du Perron die, de voorkeur gevend aan Ars moriendi, in 1935 in Groot Nederland deze kritiek gafGa naar eind2.: ‘De Oubliette, een ander apart uitgegeven verhaal, middeleeuws voor zover een dergelijke bepaling bij een kunst van dit soort opgaat, is aangrijpend als gegeven, zeer karakteristiek ook voor de zwarte romantiek, die ik bij Vestdijk signaleerde. Maar de afstand bedroog hem hier: hij nam die te kort of te lang; het begin is fraaie literatuur, die in al haar fraaiheid aan een verwrongen Van Schendel doet denken. Tot een kleine roman uitgewerkt, of tot de helft teruggebracht, zou dit verhaal wellicht een van de aangrijpendste zijn geweest.’ Er is veel geschrapt in het verhaal. Een doodlopende weg in 't verhaal, van ruim vier pagina's (een fatale liefdesaffaire van een ridder Johannes), is verdwenen. Overbodige bijzinnen en adjectieven zijn veelvuldig geëlimineerd. Als laatste kreeg ook het riddergezelschap dat aanzit aan ‘het laatste avondmaal’ te lijden onder de taalbezuiniging. Omdat naar mijn mening de omwerking van het slotgedeelte de sleutel biedt tot het waarom van een gat te veel, lijkt het nuttig dit deel in beide teksten nader te bekijken. In schrift nr. elf van de Vrije Bladen is daar een groep van vijf ridders bijeen: naast Hugo spelen Everhard, Eduard, Peter en Alarik een rol. Aan tafel ontstaat een twistgesprek: Everhard brengt het geheim van de oubliette te berde. Hugo waarschuwt en nodigt dreigend uit mee af te dalen naar de gevreesde keldergewelven. Alarik neemt de handschoen op en er staat dan: ‘Met een ruk stond Hugo overeind, en heette hen, hem te volgen. Alleen Peter bleef achter en at verder, diep gravend in het hertenvleesch.’ Als 't edele ploegje, wat stiller geworden, voor de twee deuren en drie gaten arriveert, durft Alarik niet als eerste een blik door 't vuistgrote gat te werpen, maar uitgedaagd door Hugo rukt hij Eduard pijl en boog uit de hand en legt door 't middelste gat aan. De tweeGa naar eind3. anderen dringen naar voren en willen ook schieten. ‘Allen schoten zij om de beurt, en meestal was het raak’. lezen we dan en enkele regels verder: ‘Alarik was met de toorts naar boven gewaggeld om nieuwe pijlen en twee andere bogen te gaan halen, ook bracht hij voedsel mee, vleesch en vruchten’.Ga naar eind4. Hoewel Hugo hen vooraf dringend heeft geadviseerd wapens mee te nemen, hebben ze klaarblijkelijk maar één boog meegenomen. Na Alarik's terugkeer staat er dat ze alle drie pijl en boog gebruiken. In de definitieve versie van de novelle verliezen de ridders, Hugo en Alarik uitgezonderd, hun naam en daarmee de mogelijkheid om apart handelend op te treden. Het aantal van vijf blijft gehandhaafd. Ridder Peter gaat nu wel mee en dit is van essentieel belang. Ongenoemd neemt hij deel aan de slachtpartij, moet daar aan meedoen, omdat een andere rol in dat vochtige gewelf voor hem niet is weggelegd. Vestdijk was daarom verplicht de getallen te wijzigen of andere maatregelen te nemen. Het aantal gaten en bogen moest met één vermeerderd worden. Als ik 't goed zie, werd daarbij vergeten dat Alarik nog een boog extra diende te halen en dat de drie vuistgrote gaten op meer plaatsen in 't verhaal om een vierde gat vroegen. Naar alle waarschijnlijkheid liggen tussen de conceptie en de bewerking | |
[pagina 45]
| |
van de novelle veertien jaar en het is denkbaar dat die ‘afstand’ de schrijver hier parten heeft gespeeld. |