Vestdijkkroniek. Jaargang 1975
(1975)– [tijdschrift] Vestdijkkroniek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 15]
| |
Ivoren wachters
| |
2.Over ‘Ivoren Wachters’Ga naar eind1., dat in 1944 het licht zag, is tot dusver weinig gepubliceerd. Het belangrijkste, mij bekende, artikel is ‘De tragedie van het slechte gebit’ van Paul Rodenko uit 1951.Ga naar eind2. Rodenko gaat in zijn bespreking in op de strukturele overeenkomsten van dit boek met ‘De Koperen Tuin’, en vindt in dat licht bezien ‘Ivoren Wachters’ een tegenvaller. En niet ten onrechte; het nakauwen in de leraarkamer over de omstandigheden, waaronder Philip de dood heeft gevonden, is inderdaad totaal overbodig. Misschien heeft Vestdijk daarmee de onwaarschijnlijkheid van de manier, waarop Philip de dood vindt, willen verdoezelen. Het slot van dit boek rammelt dus aan alle kanten: de moord is erg bedacht en de uitloop van het boek is overbodig. Vooral de ongeloofwaardigheid van de manier, waarop Vestdijk Philip Corvage de dood laat vinden, doet afbreuk aan het vele knappe in ‘Ivoren Wachters’. Rodenko komt, naast alle waardering die hij óók heeft, dan ook tot de konklusie, dat het voor de lezer moeilijk is in de realiteit van de handelingen te geloven, en dat er in deze roman te veel ‘gepraat’ en te weinig ‘gesproken’ wordt. Deze konklusies zijn natuurlijk vernietigend, en mijns inziens ook onjuist. Als we voor ogen houden, dat Philips praten niet loos, maar juist veelzeggend is en zelfs het fundament is, waarop hij staat, dan hebben we ook geen moeite meer met de realiteit van de handelingen, het slot uitgezonderd. Het is dus de realiteit van Philip Corvage, die mij in dit artikel ter harte gaat. | |
3.Voor het goede begrip van wat gaat volgen, volgt eerst een korte samenvatting | |
[pagina 16]
| |
van de inhoud van de roman: Philip Corvage, een wees die opgevoed wordt in het huis van zijn voogd Oom Selhorst, ligt met deze oom voortdurend overhoop om zijn gebit. Dankzij Philips gewoonte om okkernoten met zijn tanden te kraken is er van een gebit nauwelijks meer sprake, en zijn de tandartsenrekeningen hoog. Bovendien verwijt zijn oom hem, dat hij naar zijn vader aardt, die een oplichter was. Op de school die Philip bezoekt - hij zit in VI gym. - is met ingang van het nieuwe schooljaar een nieuwe leraar Nederlands ingezet: Frits Schotel de Bie. Deze betitelt in zijn eerste les Philips gebit als ‘afgebrand kerkhof’. De klasseverontwaardiging die daarvan het gevolg is, doet Philip besluiten Schotel de Bie thuis op te zoeken om hem eksuses te laten maken. Hij komt echter niet bij Schotel terecht, maar bij diens verloofde Lida Feltkamp. Deze raakt oprecht verontwaardigd over de belediging, en zij vraagt haar verloofde dan ook eerlijk ongelijk te bekennen. Deze doet dat echter niet. Philip en Lida lopen dan samen een stukje op en blijken met elkaar een heel goed gesprek te kunnen voeren. Thuisgekomen komt Philip in ernstig konflikt met zijn oom, die zich zo opwindt over een echte Corvage-streek van Philip (hij heeft nl. een tandarts ‘afgezet’ met een gedicht als betalingsmiddel), dat hij een beroerte krijgt. Philip verwijt zich nu zijn oom vermoord te hebben. Hij weet met zijn gevoelens geen raad, loopt langs de straten, komt weer bij Lida terecht en vervolgens bij hun dienster Nel. Deze houdt van hem en heeft er inmiddels voor gezorgd, dat Selhorst het hem nooit meer lastig zal maken (klap op z'n hoofd). Haar jaloerse man, een taxichauffeur, weet niet beter, of Philip heeft zelf zijn oom vermoord, ook al omdat Philip dat zo doet voorkomen. Hij vertelt Philip, dat de politie hem zoekt en dat hij beter kan vluchten. Deze vlucht eindigt ermee, dat de taxichauffeur de benevelde Philip in een kanaal gooit (zg. zelfmoord). Lida heeft intussen gezien dat Schotel niet de juiste man voor haar is. Zij maakt het uit, wat Schotel in een emotionele en fysieke krisis stort, die hem blijvend knakt. Tot zover de korte inhoud. Mijn doel is het nu inzicht te verkrijgen in de manier, waarop Vestdijk het doen en laten van Philip psychologies gemotiveerd heeft. Anders gezegd: wordt in de loop van dit boek aanvaardbaar gemaakt waarom Philip zich gedraagt, zoals hij doet, en daarbij aansluitend: waar liggen er storingen (zo die er zijn) in het omgaan van de hoofdpersonen met anderen? Daartoe zullen we Philip in de verschillende aspekten van zijn leefwereld, zoals de roman die geeft, bekijken en ons op grond van deze gegevens een bepaald beeld van hem vormen. | |
4.De hoofdpersoon Philip Corvage is een adolescent. In de psychologie is de adolescentie een aanduiding voor een bepaald ontwikkelingsstadium, en wel voor een woelig, vaak beangstigend en in elk geval onzeker tijdperk. Als adolescent is Corvage op zoek naar een eigen identiteit als volwassene en daarmee komt hij in konflikt met zijn opvoeder. Op zich is dat niets bijzonders, want dit verschijnsel is algemeen bekend in de hele westerse wereld. In dit geval | |
[pagina 17]
| |
neemt het konflikt echter zulke dramatiese vormen aan, dat beiden eraan te gronde gaan. Dit kan niet zonder meer op rekening van de generatiekloof geschoven worden. Er moeten andere faktoren in het spel zijn, die de verhouding tussen opvoeder en adolescent vertroebeld hebben. Omdat verklaringen in de allereerste plaats binnen de relatie tussen Oom Selhorst en zijn neef Philip Corvage gezocht moeten worden, is het interessant om te zien hoe Vestdijk ons deze beiden presenteert. | |
5.Over Philip wordt in de loop van het boek opgemerkt, dat hij een konventioneel grijs pak draagt, maar vuil en verwaarloosd (p.6), dat hij zijn kamer verwaarloost (p.33), en bovenal dat hij zijn gebit verwaarloost. De opvallende ‘verwaarlozing’ van zijn gebit staat blijkbaar niet los van zijn gewone doen en laten. Alleen is dit laatste ekstreem, want de manier waarop hij met zijn gebit omspringt is abnormaal, ronduit destruktief en een schadelijke aantasting van dat deel van zijn eigen lichaam. Alles bij elkaar levert 't hem veel pijn en ongemak op, zonder dat dat voor hem een reden is om te veranderen. En dat is een nogal vreemd gedrag. De direkte oorzaak van dat kapotte gebit is het bijten op okkernoten (hersenvoedsel). ‘“Maar weer eens bijten”, prevelde hij, en tastte in zijn zak, “het tomeloze bijten... Dat kan best, als 'k niets anders vind. Ik ben al teugelloos, maar dat dondert niet.”’ (p.7) Verder wordt deze gymnasiast gekenmerkt door zijn opmerkelijk taalgebruik, dat in zijn hoogdravende retoriese woordenrijkdom doorspekt met Latijnse citaten zeer ongebruikelijk te noemen is. Bijvoorbeeld: ‘“Hersenvoedsel, mijne heren, - en ziedaar!” - Hij breidde de armen uit en keek omhoog, naar de zon. - ‘Na deze eerste kleine kokker van een okkernoot voel 'k mij gespijzigd en gesterkt tot 't ondergaan van de verfijnde martelingen van 'n nieuw jaar in 't sinistere stinkhol des heren Hovenius. Odysseus, de vindingrijke, kan zich niet lekkerder hebben gevoeld na 't nuttigen van de kliekjes van de lotoseters.’ (...) ‘Daarom eet jij ze zeker’, zei de jongen met het vogelprofiel veelbetekenend, ‘maar 'k zou ze voortaan nou maar onder m'n hak kraken in plaats van m'n tanden en kiezen eraan te spenderen...’ ‘Ajasses, straatvuil. Liever m'n hele gebit aan 't hersenvoedsel opgeofferd dan 't te vermengen met paardevijgen.’ ‘Je overdrijft, je overdrijft...’ ‘Overdrijving is de retor toegestaan. Orationi adspergentur sales, qui in dicendo mirum quantum valent.’ (p.8) Men zou kunnen zeggen, dat Philips spreken net zo tomeloos is als zijn bijten. Tegenover Lida geeft hij dan ook toe: ‘Nu kan ik 't me niet meer afwennen, dat is altijd zo met mij.’ (p.137) Wat de kommunikatie betreft, werkt deze woordenrijkdom veeleer belemmerend dan bevorderend: ‘Maar hij gaf hun geen tijd; hij verdronk hun tegenwerpingen in de staag vloeiende retoriek van een woordverliefde; hij gaf hun geen kans tot de instanties van het gezond verstand door te dringen.’ (p.8)
Van Selhorst komen we te weten, dat hij vroeger idolaat veel van Philip hield (p.26). Nu is hij een grommende oude man, die om zijn gezondheidstoestand | |
[pagina 18]
| |
ontzien moet worden. Hij heeft al twee beroertes gehad. Tegenover de gymnasiale opleiding van Philip staat hij zeer wantrouwend. Hij heeft daar termen voor als beestenspel, luibakken, brallen, Latijnerij (p.25). Selhorst weet zelf wel, dat hij weinig van de jongen kan hebben, maar 't beeld van diens vader John speelt hem parten. (p.25) Dat dit zo is, blijkt ook uit een gesprek van de rektor met Schotel de Bie: ‘(...) met die vader was iets (...). Maar daar kan de jongen niets aan doen. Toen de oude Selhorst de laatste keer bij me was, scheen hij 'm (= Philip) daarvan 'n verwijt te maken; ik zei maar niets, want 't is 'n tamelijk onmogelijke oude man, en oud, en ziekelijk, en onbeschoft (...’ (p.76) Juist omdat de vader zo'n gladde prater was, doet de Latijnerij van Philip Selhorst zo'n pijn en wil hij het niet horen (p.27). Verder is hij een heel driftig man en geobsedeerd door het idee, dat zijn opvoeding gefaald heeft. Hoe is nu de situatie bij Philip thuis op het moment dat dit boek begint? | |
6.De wees Philip wordt sinds een jaar of elf opgevoed bij zijn voogd Oom Selhorst, een broer van zijn jong-gestorven moeder. Zijn vader, een oplichter, is acht jaar geleden gestorven. Sinds een jaar of drie zijn er enorme spanningen om de figuur van de vader tussen Philip en zijn voogd. Dit heeft drie maanden geleden tot een tweede beroerte van Selhorst geleid, die snel aan het aftakelen is. Centraal staat dus de spanning om een overleden figuur, die voor de één ‘mijn vader’ is en voor de ander ‘die oplichter’. Maar hoe meer Selhorst de Corvages als oplichters beschouwt, des te minder kan Philip hem als voorbeeld, als identifikatiefiguur, aksepteren. Zijn overleden vader krijgt daar tegenover juist steeds meer betekenis voor hem: ‘De man kon dertig jaar zijn, en keek zo vrolijk veroverend, zo uitgeslapen en komiek de toeschouwer in de ogen, dat hij levender en ontembaarder leek dan alle andere portretten, zelfs de meest recente. (...) En het werd al veroverender, al lichtzinniger, naar gelang hij het bestudeerde, steeds vergelijkend met zijn eigen trekken; het werd tot een gezicht, waarvoor geen wetten bestonden, waarvoor geen ondergang dreigde in het verschiet.’ (p.35/36) (In deze passage bekijkt Philip een portretfoto van zijn vader). De foto van Philip op het buffet en vele opmerkingen van de jongen getuigen ervan, dat eens de verhouding tussen voogd en pupil beter is geweest. Op p. 143/4 legt hij het zelf zo uit: ‘“Mijn leven staat in 't teken van 'n strijd om 't bestaan met m'n oom. Ik zeg niet eens: 'n strijd op leven en dood, want naar menselijke berekening zal hij eerder doodgaan dan ik. En 't beroerde is, dat 'k in de grond van m'n hart veel van 'm houd, en hij nog meer van mij. 't Is niet als met jou en je moeder. Hij is meer dan een vader voor me geweest; hij heeft m'n eigen vader met huid en haar opgeslokt, en toen werd hij opeens minder dan 'n vader - 'n monster.”’ Het op zoek zijn naar een vader is een op zoek zijn naar een eigen passende identiteit. Maar door toedoen van zijn oom raakt Philip vervreemd van wat hij voelt dat hij eigenlijk is: ‘- je bent geen Corvage, maar 'n Selhorst, zei hij bij alle mogelijke gelegenheden, vriendelijk bedoeld, vermoed 'k, hoewel 't grote onzin was, omdat 'k helemaal niet naar de Selhorsten trek.’ (p.147) Dit betekent niet, dat Philips karakter erfelijk bepaald zou zijn, maar wel dat Selhorst hem in het ontplooien van bepaalde mogelijkheden beperkt. Het is te | |
[pagina 19]
| |
begrijpen, dat de jongen daarop met een bepaald gedrag reageert (en het is het meesterlijke van Vestdijk, dat hij die ingewikkelde psychologiese verhoudingen zo volkomen natuurlijk en reëel weet vorm te geven.). Tegenover het gedrag, dat zijn oom hem dwingend probeert op te leggen, stelt Philip tegengesteld gedrag. Hij produceert oeverloze spraakwatervallen, bijt op noten ten koste van zijn gebit, ‘licht’ een tandarts ‘op’ met een gedicht. Allemaal zaken die een Selhorst vreemd zijn. Zijn sterkste wapen is zijn verbale begaafdheid. Daarmee kan hij niet alleen protesteren, hij kan er zich ook mee beschermen. Want met zijn Latijnerij haalt Philip de school binnenshuis, en weet hij op die manier aan de macht van Selhorst te ontsnappen. In zekere zin, tenminste, want de emotionele gebondenheid van Philip aan de vader-en-moeder Selhorst is te groot, dan dat hij er helemaal aan kan ontsnappen. Het in huis halen van de schoolsfeer is min of meer een truc van Philip om zich te kunnen handhaven in het spanningsveld tussen emotionele gebondenheid (‘meer dan 'n vader’) aan de ene kant en het zoeken naar een eigen, ongebonden, identiteit aan de andere kant. De onbuigzaamheid van de goed-willende Selhorst ten opzichte van alles dat naar Corvage riekt, verleent de psychologiese situatie een bijzonder dramatiese kracht, een Vestdijk waardig. Voor Selhorst is het, gezien de voorgeschiedenis met de vader, onmogelijk het rijpingsproces van de jongen van ‘lief kereltje’ tot jonge Corvage als positief te ervaren. | |
7.Als moederfiguur binnen de huiselijke kring, waarin Philip verkeert, treedt enigszins de dienster Nel op, die gek is op haar jongen. Binnen deze relatie vinden we een erotiese getinte ontwikkeling, die voor het verhaal van veel belang is. Want Nels liefde verzekert de dood van Selhorst enerzijds - zij geeft hem na zijn beroerte een klap op zijn hoofd na, en anderzijds wordt zij ook Philip zijn dood - haar man duwt uit jaloezie Philip in het kanaal). Toch is het niet zo, dat Philips verhouding tot Nel een diepgaande is en van veel belang voorhem. Ditzelfde geldt voor zijn houding tegenover Elly Temminck. Ook op dit vlak is hij beperkt in zijn mogelijkheden om zichzelf te zijn. Het is eens te meer een aanduiding, dat de psychiese spanningen diep op Philip hebben ingevreten. | |
8.Naast het thuis bij zijn oom en Nel is de school de belangrijkste leefruimte voor Philip. Binnen de schoolsfeer spelen zich de kontakten met leeftijdgenoten af. Hij wordt door hen bewonderd om zijn virtuositeit met woorden, maar tegelijkertijd is hij ook voor hen een geval apart. Als leerling is hij vrij matig (p.75), maar hij is een leider dankzij zijn verbale gaven. Zoals gezegd, voelt hij zich op school meer thuis dan bij zijn oom in huis, want ‘zolang hij Latijn prevelde, was hij niet bang, voelde hij zich in de klas’. (p.113) Zoals elke puber schittert hij graag in de ogen van zijn leeftijdgenoten. Zó komt hij ertoe de stunt uit te halen om Schotel de Bie ekskuses te laten maken. Het gaat heel duidelijk niet om de ekskuses, maar om de nederlaag die hij een leraar kan bezorgen. Bovendien is voor hem prestige op school belangrijk als tegenwicht voor de situatie thuis. | |
[pagina 20]
| |
Het type konflikt, dat Vestdijk hier beschrijft, is heel specifiek voor de ‘vaderlijke, “autoritair” geleide school’.Ga naar eind3. Voor de school van rektor Hovenius die tegen Schotel de Bie zegt: ‘“Als u moeilijkheden heeft, komt u maar bij mij; u vindt mij meestal hier in de kamer, als 'k geen les heb... 't Zijn overigens geen moeilijke klassen; we regeren hier zo'n beetje als verlichte despoten, en de jongelui weten dat en beschouwen de leraren niet als hun natuurlijke vijanden.”’ (p.52) Kortom, we hebben hier te maken met een ouderwets klassikaal gymnasium met een goede sfeer tussen leraren en leerlingen. Maar het autoritaire karakter ervan brengt mee, dat leraar en leerling posities tegenover elkaar innemen. Een konflikt tussen de volwassene en de adolescent is dagelijks mogelijk. Met de leraar kan men zich meten. Er is strijd en verzoening. Zowel leerling als leraar worden getest (vgl. Beets: 19653, p. 145 e.v.). In ‘Ivoren Wachters’ is het Philip Corvage, die het gezag in de persoon van Schotel de Bie provoceert door het opzettelijk tonen van zijn verwaarloosd gebit. De manier, waarop deze humorloze leraar de lichte provokatie van één leerling behandelt, is zo bot, dat de klas bij wijze van spreken om wraak schreeuwt. Er zijn voor Philip verschillende redenen om daar op in te gaan. Bijvoorbeeld zijn behoefte aan prestige op school. Maar ook herkennen we er een meer algemeen tijdstrekje in: het belang van het vinden van bijval in de peergroup (d.i. de groep van gelijken waar je bij hoort). De psycholoog Riesman heeft dat ‘other-directedness’ genoemd, het gericht-zijn-op-de-ander, dat van groter belang wordt voor je handelen dan hetgeen je zelf goed of fout vindt. En tenslotte moeten we niet vergeten, dat Philip ook tegenover zijn schoolkameraden graag een rol speelt, die van orator. Juist omdat het zijn verbale begaafdheid is, die hem superieur maakt en hem prestige verschaft. Alles bij elkaar genomen, mogen we konkluderen, dat het psychologies geheel verantwoord is dat Philip aan de school prestige tracht te ontlenen, als tegenwicht voor de situatie thuis. En ten tweede, dat Vestdijk dit psychologiese gegeven knap en levensecht verwerkt heeft in het konflikt tussen Schotel en Philip. | |
9.Naast thuis en school spelen in het leven van een adolescent ook vriendschappen een voorname rol. In Philips geval wordt van hechte vriendschappen niet gerept. De vele losse kontakten met zijn schoolvriendjes hebben zich geen van alle ontwikkeld tot wat je een hechte band zou kunnen noemen. Met het meisje Elly Temminck trekt hij weliswaar meer op dan met anderen, maar dat is meer een gewoonte-kwestie: ‘Daar verscheen, kwetterend en giechelend, een late meisjestroep, waar hij, door zijn arm uit te steken, Elly Temminck uit te voorschijn trok, zoals men een jonge hond bij zijn nekvel oppakt. (...)’ (p.84), en ook: ‘(...) zij was nu alleen maar een onverschillig kind, dat met jongenspassen voortschreed aan de linkerkant van een jongen, die geen jongeman genoemd werd, omdat hij nog op school ging.’ (p.85) Dit gebrek toch wel aan een echte vriend(in) bezorgt hem soms een malaisegevoel, een gevoel van eenzaamheid ook: ‘Een gevoel van kille ontgoocheling bekroop hem. Beneden hem deze leraar, met wie geen kontakt mogelijk was gebleken, boven hem uit Van Schevichaven, - en daartussen in hijzelf, als een | |
[pagina 21]
| |
door vaste zonnen in haar baan gehouden dwaalster.’ (p.84) Pas in het gesprek met Lida ontstaat er voor het eerst een toestand, ‘die iets meer van hem maakte dan een vernuftige luchtgeest of een verschoppeling (...)’ (p.143). En als Lida, op het eind van het boek, weigert om met hem mee te vluchten, dan brengt juist die weigering hem bij, ‘dat hij, wilde hij tóch nog vluchten, dit alleen zou moeten doen’ (p.181). Het is duidelijk dat Lida een heel aparte plaats inneemt. Met haar onderhoudt hij een kortstondige, maar zeer intieme relatie. Zij is vanuit haar eigen achtergrond enorm aangetrokken tot alles wat met de school te maken heeft (symbool van gelukkige tijd) en ze is daarom ook ontvankelijk voor Philip. Zeker na al wat ze al over hem gehoord heeft, maar vooral ook om wat ze nog niet weet nl. de preciese aard van het konflikt tussen hem en haar verloofde Schotel de Bie. Philip, van zijn kant, vindt het allereerst ekstra spannend, dat zij de verloofde is van de leraar, waarmee hij in konflikt is. Maar al gauw gaat hij haar waarderen, omdat ze weet te luisteren en mee te leven (p.132-154); bij haar hoeft hij geen rol te spelen. Vanuit psycho-terapeuties standpunt is de situatie als volgt te interpreteren; Lida treedt op als alternatieve hulpverleenster,Ga naar eind4. die ongebruikte mogelijkheden van Philip aktiveert. In het gesprek met Lida komt het duidelijkst naar voren dat Philip inderdaad erg intelligent en gevoelig is. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de manier waarop hij in staat is zijn eigen rol en die van zijn oom in hun wederzijdse verhouding te analyseren. (p.144/7) Dat Philip zich zo bloot durft te geven tegenover Lida is tekenend voor de vertrouwelijke relatie, die er spontaan tussen hem en Lida gegroeid is. Voor Philip houdt dat in, dat hij het gevoel verwerft een individu te zijn, met zijn eigen rechten temidden van anderen. Het betekent, dat hij zijn verdedigingsmechanismen buiten gebruik kan stellen. Tegenover Lida houdt hij op met zijn woordgeraas, hij spreekt zijn problemen en inzichten in normale omgangstaal uit. Zij bevestigt hem in zijn identiteit als Corvage én waardevol individu door haar woorden en vooral ook door haar kus. Meer dan woorden is dat een daadwerkelijke vorm van bevestiging. Door haar houding heft ze voor hem het gevoel op, dat hij een luchtgeest of een verschoppeling is. Lida treedt in deze situatie heel duidelijk op als ‘hulpverleenster’. Ze werkt bevrijdend op Philip. Doordat hij niet langer hoeft te spelen komen andere mogelijkheden (ook seksuele) naar boven. Zoals het konflikt op school door Vestdijk op knappe wijze betrokken is op de psychiese situatie van Philip, zo is ook de funktie van Lida op eenzelfde manier op Philip betrokken. Want zij is een jonge, maar volwassen vrouw, en alleen daardoor al geschikt om het vertrouwen te winnen van en opvang te bieden aan de problemen van een jongen zonder moeder, die moet ‘vechten’ tegen de - nog goedbedoelde ook - tirannie van zijn voogd. Vestdijk is zich blijkbaar heel goed bewust van de psychologiese mogelijkheden, die hij zich geschapen heeft met de persoon Philip Corvage. | |
10.In het bestaan van de adolescent spelen ook toekomstverwachtingen een grote rol. Over de toekomstverwachtingen van Philip worden weinig mededelingen gedaan. Hij zit in de laatste klas van het gymnasium. Zijn eerste zorg zal daarom | |
[pagina 22]
| |
het eindeksamen zijn. Op een vraag van Lida over wat daarna, antwoordt hij: ‘“Rechten studeren, als 'k de kans krijg.”’ (p.139) Dat is allemaal onzeker en het hangt erg van zijn oom af. Zelf kan hij er weinig aan meebeslissen. Omdat zijn toekomstverwachtingen nog zo oningevuld zijn, is het voor hem betrekkelijk gemakkelijk om op een gegeven moment het besluit te nemen om te vluchten. Zeker wanneer na de dood van zijn oom de kans op een enigszins door hem geambieerde toekomst nog geringer wordt dan die al was. Ook speelt natuurlijk mee dat hij aan niemand buiten zijn oom speciaal gebonden is. | |
11.Het beeld dat we ons nu van Philip gevormd hebben, is dat van een intelligente en gevoelige adolescent, die zich door de druk van huiselijke omstandigheden niet volledig kan ontplooien. Zijn reaktie hierop is een bepaald verdedigend gedragspatroon, dat gebruik maakt van de natuurlijke begaafdheden die hij bezit. In het gesprek met Lida zagen we hoe hij steeds minder zijn rol nodig had. Na dat gesprek komt het tot een krisis in de verhouding tussen Philip en zijn voogd. Daarin kan Philip niet zichzelf zijn en evenmin kan hij de situatie op de gebruikelijke manier aan met behulp van zijn Latijnse toverformules. In de ruzie die uitbarst, krijgt de oom een beroerte en Philip blijft verloren achter. Het is belangrijk dit goed te begrijpen: dat Philip verloren achterblijft, en niet opgelucht. Philip vecht weliswaar tegen de tirannie van zijn oom, maar dat neemt niet weg, dat hij emotioneel erg aan zijn oom hangt. Tenslotte heeft zijn oom hem niet in de steek gelaten, toen zijn vader en moeder dat wél deden. Hij heeft daarom veel in zijn oom ‘geïnvesteerd’. Nu volgen de gebeurtenissen in de roman elkaar in snel tempo op. Philip raakt in totale verwarring, terwijl zijn oom op sterven ligt als gevolg van zo'n ‘rottige Corvage-streek’ van hem. Hij gaat de straat op en komt bij Lida terecht. Zijn schuldgevoelens over het gebeurde zijn zo groot, dat hij tegen haar zegt: ‘'k Heb 'm vermoord (...)”’ (p.174). Want een typiese Corvagestreek met de tandarts is de aanleiding geweest voor de beroerte van zijn oom. Philips innerlijke tegenstelling tussen het doen wat van je verwacht wordt en het vormen van een eigen identiteit is, ten koste van zijn oom, opgelost in het voordeel van het laatste. Maar dat is een schijnbaar voordeel, want de dood van zijn oom laat hem totaal eenzaam achter. Dit alles is zo beangstigend voor hem, dat hij zegt: ‘'k Heb 'm vermoord (...) en min of meer op jouw advies'’. Lida had hem immers gezegd, dat hij zich niet door zijn oom had moeten laten ringeloren, maar dat hij eigen rechten had. Wanneer hij Lida dáárom deze woorden toevoegt, raakt ze verontwaardigd. Ze denkt dat hij toneel speelt om bij haar medelijden op te wekken en ze weet uit te vissen, dat de moord waar hij het over heeft een beroerte is. Dan wijst ze hem de deur. Pas als Philip de deur al uit is, beseft ze: ‘Die mond is géén komedie (...)’ (p.180), maar dan is hij al op weg naar Nel. Nu Lida hem niet heeft weten op te vangen, zijn de negatieve gevoelens in hem nog veel sterker geworden. Het gevolg daarvan is, dat hij er, tegen de tijd dat hij bij Nel aankomt, van overtuigd is, dat hij een moordenaar is. En dit is wel een heel groot verschil met de Philip van vóór de beroerte van zijn oom. De zelfspot is zoek; hij gelóóft in de rol (van moordenaar), die hij zich aan meet. Tot aan dit moment heeft hij altijd sterk zijn overdrevendoenerij | |
[pagina 23]
| |
gerelativeerd: dat was een geintje om de rektor na te doen, dat was een beetje indruk maken, dat was om zich af te zetten tegen zijn oom. Maar nu relativeert hij niet meer; hij speelt met volle overtuiging. | |
12.En dit had voor mij het einde van de roman mogen zijn. De gewrongen haat-liefde verhouding tussen voogd-opvoeder en pupil-adolescent, die geëindigd is in de dood van de eerste en een geestelijke schok voor de laatste. Maar Vestdijk heeft anders gewild.
De Erinyen maken zich in de vorm van een jaloerse taxichauffeur ook van Philips leven meester. De genade die Orestes beschoren was, is deze moderne Orestes niet gegund. Maar Orestes vocht dan ook met realiteiten buiten zichzelf, terwijl Philip allereerst een gevecht met zichzelf leverde. En dat gevecht verlies je altijd, schijnt Vestdijk ons met Philips dood te willen zeggen. Al is het dan in dit geval met behulp van een taxi-chauffeur. Tenslotte komt nog de ontluistering van Schotel de Bie ter sprake en de spekulaties van Fernaud over Philips' zelfmoord. Maar het is duidelijk dat ‘Ivoren Wachters’ zonder Philip zichzelf niet meer is; de roman gaat als een nachtkaars uit. | |
13.Waar ik tot slot nogmaals alle nadruk op wil leggen, is, dat Vestdijk in deze roman groot inzicht heeft getoond in de onderliggende motiveringen van menselijk gedrag en handelen. Hij is daarbij vakman genoeg om Philips identiteitsver-warring zodanig uit te werken, dat de gevolgen ervan allen treft, waarmee de jongen te maken heeft: Selhorst, Lida, Schotel. Dit bereikt hij door alle handelingen met elkaar te verbinden via de motor van het verhaal: de ivoren wachters. Zij scheppen de uiteindelijke problemen tussen Philip en zijn oom, tussen Philip en Schotel, tussen Schotel en Lida en als afgeleide daarvan brengen ze de ontmoeting tussen Philip en Lida tot stand. Heel knap zijn ook de eerste twee hoofdstukken opgezet, waarin de lezer alle informatie over Corvage krijgt, die essentieel is voor de rest van het verhaal; zelfs een voorspelling omtrent de slechte afloop ontbreekt niet. Bijzonder sterk is ook, dat zowel Philip als Schotel - die de hoofdfiguur is van een tweede, zich gelijktijdig afspelende gebeurtenis in de roman - ieder door één zin te gronde gaan. In één karakteristieke zin wordt beider falen om de juiste rol te vinden aan het licht gebracht. Schotel wordt niet de ideale leraar, die hij met de nodige arrogantie van zichzelf gedacht had; Corvage lukt het niet zichzelf te worden. Schotel ‘valt’ als hij Philip toevoegt: ‘“Zeg, hé, hou je afgebrande kerkhof een beetje voor je zeg!”’ (p.68), en Philip gaat dezelfde weg, als hij tegenover Lida in een cliché vervalt: ‘'t Noodlot heeft ons... eh samengesmeed.”’ (p.178) Trouwens, ook bij Selhorst manifesteert de aftakeling zich het duidelijkst, als zijn tong dubbelklapt en hij niet meer uit zijn woorden kan komen... Op deze manier is ‘Ivoren Wachters’ ook een roman over de macht van de taal. | |
[pagina 24]
| |
Alles bij elkaar moet ons eindoordeel over ‘Ivoren Wachters’ luiden: een overtuigende en boeiende psychologiese roman van Vestdijk, waarbij de schrijver zich helaas in het slot heeft verslikt. |
|