motieven en symbolen die zijn werk rijk is, mijn gedachten de vrije loop te laten. Ik zal dat - gelukkig voor U - niet doen. Ten eerste omdat ik geremd word door een diep besef van mijn onkundigheid op dit terrein, zeker nu door mevrouw Haasse zo met kennis van zaken op dit boek is ingegaan, en dan nog temidden van zo veel andere kenners als ik hier vanmiddag om mij heen mag vermoeden. Maar ook ben ik terughoudend omdat ik daarmee te kort zou doen aan het wonderbaarlijke dat ondanks die verscholen rijkdom aan motieven en symbolen dit boek zo'n levensecht direct aansprekend en herkenbaar verhaal vormt. Toch maak ik van Uw uitnodiging om iets bij gelegenheid van de opening van deze expositie te zeggen, misbruik door even stil te staan bij twee gezichtspunten die mij als lezer in dit verband erg boeien. Dit direct en eenvoudig via de titel van Uw tentoonstelling. Natuurlijk is daar al meteen dat intrigerende koper in al de vitale en emotionele betekenissen die het in de tuin krijgt: van de blazers, de muziek, de liefde en van de warmbloedigheid van de dirigent.
Maar het is voor mij vooral de Tuin, een in deze roman ongekend tot leven gekomen begrip, waardoor oude noties van lusthof, paradijs en tuin weer gaan leven. Ik geloof dat juist in deze tijd de begripswaarde, de herontdekking van de tuin in ruime zin, van veel betekenis is; ik doel hier op de essentiële waarde van de tuin als afgebakende, afgeschermde plek van onaangetastheid middenin de maatschappelijke werkelijkheid, dikwijls ook middenin de stad of verstedelijking. Het goed kijken - hoe vreemd dit misschien lijkt - ook naar volkstuinen, zelfs of juist in volkstuincomplexen, versterkt deze betekenis voor mij alleen maar. Voor heel velen is de tuin op zijn minst de plaats waar men tot zichzelf komt, maar dikwijls ook, al of niet bewust de verwerkelijking van de verbeelding in het dagelijks leven, soms een soort reincultuur van het eigenlijke leven. In deze meer toegespitste zin is er bij Vestdijk - en via zijn herkenbaarheid voor heel velen - ook in ons innerlijk leven sprake van een tuin, een onmisbaar verbeeldingscentrum; zo U wilt een paradijs. Net als bij de hoofdpersoon in het boek heeft dat paradijs misschien maar een kort, maar volstrekt bestaan. Het wordt, ook bij Vestdijk, een verloren paradijs, maar het is niet meer af te nemen, het boek is er het onsterfelijk bewijs van. Nauw hiermee verwant is het begrippenpaar beeld en verbeelding, een wezenstrek van veel in de kunst, maar bepaald in de literatuur. De schrijver schept zich autonoom een aanvullende of getransformeerde leefbaarheid naast, of in plaats van, ons dagelijks leven. De manier waarop Vestdijk zijn eerste en latere ervaringen in deze Prinsentuin omschrijft als het spanningsveld tussen zijn innerlijke wereld en de wereld om hem heen, waar hij en zijn naasten-van-ziel tegen moeten vechten in soms letterlijke zin, is natuurlijk heel knap. Maar zijn grootheid zit hem dacht ik - en daarom kan ik er hier als niet-deskundige over praten - in het vermogen om dit ons, lezers, te laten ondergaan
als ons eigen authentieke jeugddrama, veelal de basis van ons verdere leven.
Godfried Bomans heeft eens in zijn bekende schertsende wijsheid gezegd: ‘Bijna iedereen heeft merkwaardige gedachten. De postbode die U een boek bezorgt, heeft soms veel boeiender gedachten dan de schrijver die hij aflevert. Bijna iedereen is kunstenaar, maar op zijn eentje; bijna niemand komt de laatste drempel over, dat is de vorm voor de andere, de herkenning.’ (Tot zover Bomans). In de Koperen Tuin is dat een bevrijdende ervaring. Vestdijk overbrugt schijnbaar moeiteloos de tijdskloof van tientallen jaren tussen het gevestigd be-