Polemiek
A. Het lijkt erop dat je zo stelling en bewijs naar believen van plaats zou kunnen laten verwisselen.
B Inderdaad, neem nu ‘Astrologie en wetenschap’. De slotsom van die studie is dat voor veel gevallen overeenkomsten tussen karakter en horoscoop aantoonbaar zijn, voor veel gevallen ook weer niet. Slotsom en grondidee: het kan vriezen of het kan dooien.
Nu lees ik ‘De leeuw en zijn huid’ en vind, geholpen door ‘Astrologie en wetenschap’ dat de samenhang tussen sterfgevallen en het bezit van de leeuwenhuid soms wel, soms niet bestaat. Ik rond dus mijn onderzoek weer af met de slotsom: het kan vriezen en het kan dooien.
A. Je maakt er een geintje van.
B. Waarom ook niet! Hoe vager je grondidee, op des te meer schrijvers is hij toepasbaar en des te minder heb je eraan. En voor schrijvers die geen wetenschappelijke studies hebben geschreven, en niet over theologie maar over b.v. geofysica, milieuproblemen of historische onderwerpen, zoals Hermans, Hillenius en Ter Braak, gaan zulke onderzoekingen niet zo best meer.
Eigenlijk impliceert zo'n aanpak dat je met het literaire werk niet goed uit de voeten kunt.
A. Maar in dit geval beschikken we toch over zulke studies van de schrijver.
B. Maar dan verdoezel je het onderscheid tussen niet-fictionele en fictionele teksten.
A. Aha, de officiële neerlandistiek, ik hoor het al.
B. Desnoods, maar laat ik mij duidelijk maken. In filosof ische geschriften kan iemand zijn levenshouding openbaren; nu meen ik dat filosofische geschriften niet daaraan hun betekenis ontlenen, maar vooruit, als iemand in zo'n studie schrijft: zo en zo denk ik over het leven, dan wil ik hem wel op zijn woord geloven. Maar zegt nu een romanfiguur: zo en zo denk ik over het leven, dan ligt de zaak een stuk ingewikkelder. In een ouderwetse roman kan nu de schrijver wel eens tussenbeide komen met een opmerking als: ‘Zo gaat het vaker met mensen van onevenwichtig karakter’ of ‘Dan had dit meisje maar beter moeten oppassen’, maar doet hij dat niet, dan is het moeilijker te weten waar de auteur staat in zijn opvatting. Het is ook de vraag of dat zo belangrijk is, want we vertoeven in een heel aparte wereld, een wereld in woorden, zoals het cliché luidt, waarin een gedachte bestaat in de vorm waarin zij genoteerd is. Wie het werk van J.C. Bloem kent, zal weten dat een aantal simpele, sombere grondgedachten in deze gedichten worden uitgesproken. Wie het om de grondidee gaat, moet wel haast zeggen: Waarom hebt u het niet bij één gedicht gelaten?
A. Maar we hadden het over Vestdijk.
B. Goed, waarom, als alles zo duidelijk in ‘De toekomst’ en ‘Het wezen’ gezegd is, waarom dan nog moeilijk interpreteerbare romans, novellen, gedichten en essays geschreven?
Zo menig schrijver krijgt de vraag toegeworpen waarom alles niet eenvoudiger gezegd kon worden. Zijn antwoord moet dan ook steeds luiden: omdat de waarheid die ik hier presenteer, alleen in deze vorm geldig is.
A. Dus net zoiets als wanneer een mop door mij verteld flauw, maar door Max Tailleur verteld leuk is.
B. Helaas wel.
A. Zijn de ideeën van de auteur dan niet belangrijk?
B. Natuurlijk wel, Maatje zal dat ook wel niet ontkennen, maar ze zijn op een andere manier belangrijk.
A. Hoe dan? Dit wordt ingewikkeld.
B. Dat valt mee. Ze spelen een rol bij de totstandkoming van het literaire produkt, al dan niet bewust. Maar die ideeën hoeven niet per se tot literatuur te leiden, dat is de moeilijkheid.
Dezelfde ideeën kunnen ook bij een schilder, een componist, een schaker en een voetballer leven. Toch uiten deze zich op totaal verschillende wijzen. Of zulke ideeën bestaan bij mensen die zich niet uiten. Het zijn de uitingen die hen tot schrijver of voetballer of wat dan ook maken. niet de ideeën. Bovendien missen we controle. Marcellus Emants vond zich een opgeruimd mens, zijn boeken worden somber genoemd. wie heeft er nu gelijk?
A. Allebei dus, als ik je goed begrepen heb.
B. Inderdaad. Het gaat dus niet om de grondidee, maar om de ideeën in hun vorm. En die vorm maak ik zichtbaar, als cineast door camerainstelling, overgangen, rangschikking enz.
Zoals je Yvonne Keuls hebt zien demonstreren. Zij was zich bewust van het point of view van waaruit zij de roman De Koperen Tuin wil herscheppen.
A. Maar zij werd toch bestreden met de opmerking dat de verteller in de roman veel ouder is dan de student in haar film-script?
B. Dat doet er nu niets toe. Dat bewijst alleen maar hoe belangrijk het is hoe je met dat point of view en het tijdsverloop omspringt. Haar beweegredenen om dat leeftijdsverschil uit te vlakken deel ik volkomen, omdat het om een T.V. -adaptatie gaat. Zij is trouwens zelf de eerste om te erkennen dat zij het boek niet slaafs volgt.
A. Maar we dwalen af. Abell wil eerst die grondidee vinden en dat verwerp jij? Wat stel jij er tegenover?
B. Een onderzoek naar dat literaire werk. Ik wil weten hoe het werkt zoals het werkt. Ik onderga iets en ik wil weten hoe dat komt. Wat bepaalt mij als lezer dat ik iets onderga, terwijl een andere lezer misschien niets ondergaat?
Zo'n Vestdijkkring is daarom zo aardig, omdat je er mensen ontmoet die allemaal verschillende dingen ondergaan door toedoen van dezelfde teksten.
A. Maar het zijn er zoveel?
B. Bedoel je de leden of de teksten?
A. Voorlopig nog de laatste.
B. Dat verklaart dan ook de spraakverwarring in werkgroepen. Ik beweer dan ook dat veel leden zich in Vestdijk's werk thuis voelen, dank zij hun slordig lezen.
A. Je gaat te ver. Maar waar zou je het onderzoek dan mee willen beginnen?
B. Neem de relatie arts-patiënt.
Patiënt komt binnen. Zegt - ik voel me beroerd. Wat zal de dokter doen?
A. Weet ik veel, ik ben geen arts. De patiënt aankijken, pols voelen, temperatuur opnemen, bloeddruk meten, vragen stellen, hartslag......
B. Precies. En wat Abell wil is beginnen met de diagnose. Het is jammer voor de ongeduldigen, maar eerst komt het onderzoek en dan de grote levensvragen, als die al moeten komen.
Maar zowel in de echte Bijbel als in die van Maatje: de eerste vragen van Abell zullen de laatste zijn.
jan '73.