Verzameling van oude en nieuwe gezangen voor alle hoogtyden des jaars

[p. 24]

XII.

Vrolyk.

ô Welk een schittring, welk geflonker,
Ontwaar 'k in 't donker! -
Des Heilands komst wordt hier ge- meld.
Het heir van God, den Hartontvonker,
Met een he- mel- licht ver- zeld,
Brengt dees ty- ding Brengt dees ty- ding
Aan de her- ders op het veld.
Aan de

[p. 25]

her- - - - - ders op het veld.

2.

Gods Afgezant zegt: wilt niet vreezen,
Maar vrolyk weezen;

Mvn boodschap geeft u stof tot vreugd:

De Zaligmaaker nooit volpreezen,

De oorsprong van uw zielgeneugt',

Is gebooren,

Is gebooren,

Gaat, begroet hem, weest verheugd. bis.

3

Men hoort terstond de Hemellingen
Verruklyk zingen

Een bly gezang tot Godes eer:

De herders, die dees maare ontvingen,

Gaan ten stalle in, knielen neêr;

Zy aanbidden

Zy aanbidden

Jesus, hunnen Opperheer. bis.

4.

Mvn ziel! kom in deez' stal vernagten,
Wil daar betragton

Gods liefde tot den sterveling,

En loof hem uit alle uwe kragten;

Hy zoekt uwe zaliging;

Ja hy leidt u

Ja hy leidt u

In der uitverkoornen kring. bis.