Verzameling van gezelschaps-liederen(1839)–Anoniem Verzameling van gezelschaps-liederen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende No. 105. Adèle. ‘De stengel op zijn bloemen trotsch, Knakt morgen als het riet.’ Zoo sprak Adèle, aan deugden rijk, In schoonheid aan de roos gelijk; Maar dat haar woord een godspraak was, Dat wist Adèle niet. Haar oog had nog geen traan van smart, Maar wel van vreugd geschreid; Deze aard scheen haar geen tranendal, Gods liefde zag ze er overal Dat levensvreugd vergankelijk is, }bis. Had niemand haar gezeid. }bis. [pagina 96] [p. 96] Zij minde met beproefde trouw Den edelen Ferdinand. Adèle was zijn levenslust, En, van het zaligst lot bewust, Toog hij, met moed, het strijdperk in, Voor haar en 't vaderland. Daar klinkt de schelle krijgsklaroen, De bange strijd vangt aan; En eer de zon het westen kleurt, Heeft monig Ferdinand betreurd, Die in den glorievollen strijd, }bis. De rust was ingedaan. }bis. En wie er keer! met dank tot God, Adèle deelt dien niet. Zij, eens aan hoop en vreugd zoo rijk Is aan den stengel nu relijk, Die heden trotsch is op zijn bloem; Maar morgen knakt als riet. Vorige Volgende