Verzameling van gezelschaps-liederen(1839)–Anoniem Verzameling van gezelschaps-liederen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 63] [p. 63] No. 67. De Echo. Karel minde Roza teêr, Met al 't vuur den jong'ling eigen; Roza minde Karel weêr, Maar zijn pligt gebood hem 't zwijgen, Beider stand was ongelijk, Karel arm en Roza rijk; Slechts in 't veld kon Karel klagen, En aan d' echo Roza vragen; Maar dan riep ons d' echo na.... Roza.... Roza!! Bleek, en soms in 't oog een traan, Zag men d' arme Karel werken, En als d' arbeid was gedaan, Dwaalde hij door laan en perken, Tot hij 't liev'lingsplekje vond, Waar zoo vaak zijn Roza stond. Dan, dan knielde Karel neder, ‘Dierbre Roza!’ riep hij weder, En dan baauwde d' echo na.... Roza.... Roza!! Menig bange zucht in 't land, Had de nachtwind reeds gedragen, Karel steeds gewoon aan schand, Karel steeds gewoon aan 't klagen, ‘Roza! Roza!’ snikt hij luid, ‘Roza zijt ge een anders bruid; Hebt go een minnaar? min hem hartlijk, Min hem Roza,’ riep hij smartlijk; Ook nu riep hem d' echo na.... Roza.... Roza!! Maar op eens voelt hij zijn hart Met een' nieuwen gloed verwarmen, Zie daar 't eind van 's jonglings smart, Roza klemt hem in haar armen, ‘Karel,’ zegt zij, ‘gij zijt mijn! Eeuwig zal ik d' uwe zijn!’ Wie kon Karels vreugd nu melden? Roza's naam klinkt langs de velden. Nu ook riep hem d' echo na.... Roza.... Roza!! Vorige Volgende