Verzameling van gezelschaps-liederen(1839)–Anoniem Verzameling van gezelschaps-liederen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 35] [p. 35] No. 34. Wiege-Zang. Sluimer zacht! aan 't teeder moederharte Voelt geen zuig'ling 't leed dat de ouder torscht, O uw droomen kennen geene smarte, En uw wereld is de moederborst. Ach! hoe zalig is de droom dier tijden, Waar men slechts van moederliefde leeft, Die, gelijk een polsslag ons ontglijden, En geen leven, hoe vol heils, hergeeft! Driemaal is 't den boozen mensch beschoren, Driemaal wordt hem 't zoetst geluk bereid, Dat hij, voor den Hemel eens geboren, Hier de liefde in de open armen glijdt! Liefde geeft hem d' allereerste zegen, En de zuig'ling bloeit, - nog vrij van smart, Alles lacht de heldre blikken tegen.... Liefde prangt hem aan het moederhart. En wanneer, bij 's levens middagglanzen, 's Jonglings vuur in edle drift ontgloeit, Dan, dan schijnt zijn zon aan heldre transen, En de roos der teêrste liefde bloeit. Ja, de liefde neemt ten tweeden male, Dan, als minnaar, hem in d' elpen arm, Dat haar straallicht nimmer voor hem dale, - Maar steeds lieflijk koestre en verwarm'! Doch de stormwind knakt den rozenstengel, 's Menschen hart wordt evenmin gespaard.... Daar verschijnt de liefde als vredesëngel, - En zij draagt hem juichend hemelwaart! Vorige Volgende