Verzameling van gezelschaps-liederen(1839)–Anoniem Verzameling van gezelschaps-liederen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende No. 23. Aan de Maan. Schoone Maan, zeg, ziet gij heden, Daar gij 't halve rond bespiedt; Schoone Maan, zeg, ziet gij heden, Mijn geliefde Fillis niet? Ja gij ziet haar, want geen wolkje Dekt uw helderblinkend oog; Gij kunt onverhinderd tuuren Van den hoogen starrenboog. Onverhinderd! ach! wat zeg ik? Dak of vengster zal misschien U, ò Nachtvorstin, beletten, Om mijn' levenslust te zien Nijdig dak, afgunstig vengster, Laat het oog der zuivre Maan, Door uw digt gevoegde reeten, Bij mijn lieve Fillis gaan! [pagina 24] [p. 24] Maar zoo gij, ô lust des Hemels, Mijn bevallig meisje ziet, Zeg dan dat heur trouwe minnaar Haar zijn ted're groete biedt. Zeg, met een verhelderd blikje, Door een' schitterender gloed: Schoone Fillis 't is uw minnaar, Die u door mijn straalen groet. Nachtverlichtster, stiltekweekster, Ziet gij mijne Fillis nu? Mooglijk ziet zij, tederdenkend Aan heur' minnaar, thans op u! Mooglijk denkt zij, opwaards ziende, Daar gij 't halve rond bespiedt, Schoone Maan, zeg, ziet gij heden Mijn' geliefde Damon niet? Mooglijk zendt zij ook een zugtje Van verlangen naar mij heen; Vang dit zugtje, schiet het weder, Met uw straalen mij beneên! Hemeldogter, wellustwekster, Blijf ons beider oogenlijn, En laat uw vergulde straalen Immer onze boden zijn, Bellamy. Vorige Volgende