Aardig Lied. Gelyk men ziet.
Op de Wyze: Lanteremagie.
Die alles doet vertoonen,
Waar door dat veel Perzoonen
Bekyken het geen geschied,
Hier voor zo gaat ons Lied.
Vrinden het is Kermis avond.
Tot vermaak van alle lien,
Ik nooy alle de dochters t'avond,
Want by dagen is 't niet te sien,
Al die geeren wat nieuws bywoonen,
Kaatjen, Anneken, Léén of Mie,
| |
Ik zal 't u voor het glas vertoonen,
Pees curieus Lanteremagie. bis.
Lestmaal was 'er een aardig meisje,
Als den avond donker was,
Die curieuselyk had een reisje,
Eens gaan kyken den Lieremans kas,
Zy betaalde hem op zyn vraagen,
Pront en treffelyk en jolie,
Naar den Liereman zyn behaagen,
Pees curieus Lanteremagie. bis.
Meisje ik zal u nog verwagten,
Zy bedankten hem voor zyn gonst,
Maar zy kon by dagen of nachten,
Niet vergeeten den Lieremans konst,
Want zy zaame zo lank verkeerde,
En nog kykte na keer twee drie,
Tot dat zy alle zyn konste leerden,
pees curieus Lanteremagie. bis.
Naar het verloop van wynig dagen,
Als de Maan was in het begin,
Ging zy zelfs den Liereman vraagen.
Om te trouwen die malle Zottin,
In het beste van haar jonk leven,
Moest zy klaagen haar mankolie,
Moeder ik heb myn trouwtje gegeven,
Aan la pees Lanteremagie. bis.
Kind wat is het dan voor een kerel,
Uit Savoyen of is het een Waal,
Hy kan spelen al op zyn kwerel,
Alle toonen in 't musicaal,
Tot vermaak van alle famme,
s'Avonds roept hy alle de lien,
Bon plaisier monsieuren de damme,
pees curieus Lanteremagie. bis.
Dogter het zal u zeker rouwen,
Alle de Lien die spotten daar meê,
Dat gy zo een vent wil trouwen,
En gaan trekken naar vreemde steê,
| |
Daar hy elders een Vrouw heeft woone,
Met somwylen een Kind twee drie,
Daar mee ook nog onder toonen,
Van la pees Lanteremagie. bis.
Moeder en wilt daar niet van praten,
'k Ben hem als uwe bekent,
Noyt en zal ik hem verlaaten,
Want hy is een drolligen Vent,
Daar voor heb ik hem alles gegeeven,
Dat hy vraagde ik liet geschien,
Hy vertoonde my naar het leeven,
pees curieus Lanteremagie. bis.
|
|