| |
Een Nieuw Lied.
Op een Lugtige Wys.
DOchterkens in het ronden,
Uit wiens struyk gevonden,
Neemt van dees vreugt een schroom
Hoort hoe ik ben gevaren,
'k was zonder man bevrugt,
Dat baart myn zugt op zugt.
Als hy myn kwam aanspreeken,
Met listen en loose streken,
| |
| |
Myn Bruid, myn Uitverkoren,
De kragt heeft my begeven,
Toen heeft hy my geschreven,
Een letter met zyn bloed,
Toen vielen wy in zonden,
Al voor een kort plaisier.
Liefste wie zou het prysen
Dat voor den eersten keer,
Neemt hier een les in eer
Door krikken ende bloeyen,
En door den kwaaden list,
Begon does vrugt te groeijen,
Ik moet met tranende oogen
Hoe kan het God gedoogen,
Hebt gy my niet geschreven,
Troost u myn zoetste liefje,
Ik bid u neemt dat briefje
Ontsteekt daar mee u vier,
En agt dat voor geen schanden,
| |
| |
Ik trek naar vreemde landen,
Adieu schoon lief van my.
Het klappen der gebeuren,
Die hunne klippen reuren,
Het kan hun ook gebeuren,
myn Ouders en myn vrienden,
Sluyten voor myn de deur,
Nergens geen troost te vinden,
dat my de dood verslinden,
Naar 't baaren van myn vrugt:
Goon zal u valsheid vinden,
den klap en snap der straaten,
Zoo hoog als leeg van staaten
Neemt hier een les voor prys.
Want zelfs op schooh lusthoven,
Word de gordyn geschoven,
Voor het zoete minne-spel.
Ouders met dogters teeren,
'k Bid u beklapt my niet,
Wilt gy wys zyn en leeren,
Want door de loose netten,
En door het zoet gefluit,
Kan men een vink verpletten,
dat haar vreugden zyn uyt.
| |
| |
Oorlof dan voor het leste,
Ik raad u voor het beste,
Siet toe wat dat gy doed,
En schouwt de Venus plaagen,
|
|