Het vermakelyke vrouwen-tuyntje(1786)–Anoniem Vermakelyke vrouwen-tuyntje, Het– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 26] [p. 26] Een Nieuw Lied van de Zeeman. WAt leyd een Zeeman al verdriet, Als hy vaard naar vreemde Lande; Maar op zyn reis en agt hy niet, Als hy maar komt te Lande, Dan is zyn reise met 'er spoed, By myn alderliefste zoet, Hy bragt haar mede veel geld en goed. Ik had een Meisje teer bemind, Zeer figelant van leden, Met twee B[r]uin Oogjes als een git; Haar leden, ziet wel beneden, Niet te kort of niet te lang, Figelant is zy van gang; Daar is geen schoonder in heel het Land. Maar toen nam ik myn afscheid Van haar dien zoeten Engel, Ik heb haar adieu gezeid Met traanen vol van mengel, Wat gaf zy my toen te pand, Het was op trouw haar rechterhand. Ik gaf haar een zoentje ik trok van kant. Als ik myn Reis nu had volbragt Op de Zee met duizend stroomen Van haar gedroomt zoo menigen nagt: Ik ben weer t'huis gekomen Van myn reis met 'er spoet Al naar myn Alderliefste zoet, 'k bragt haar mede veel Zits en Goed. Ik daar toen hoorde als dat myn bruit Een ander had uitverkooren, [pagina 27] [p. 27] Myn hert dat berst ik roep overluit Ach was ik nooit geboren: Ik zey wel myn lieve Saar Gaat gy by een ander zwaar Verlaat gy zoo trouw Minnaar. Wel Lief was uw getrouwigheid Dan my zoo gouw vergeeten, Doen ik uw aannam voor meid, Met bidden en met smeeken, Lief wie heeft uw zoo verdooft Dat gy klapperny gelooft; Uw Maagdebloeme die is gerooft. Ach Lief gy Slachter de Moriaan, Gy draait met alle winden, Veel van beloven weinig van doen, Gelyk ik ondervinden Liefste beklaagt uw eigen schand, Blust nu vry uw minnebrand, Want uw Fortuin is nu van kant. Nu wil ik dan voor myn afscheid Myn jonk hert gaan vertroosten Al met een frisschen Roemer Wyn, Vaaren dan weer naar het Oosten, Daar leef ik buiten zorg of pyn, Adieu gescheiden Lief van myn, Ik hoop God zal uw Leidsman zyn. Vorige Volgende