De vermakelyke rarekiekkas-kyker
(ca. 1820)–Anoniem Vermakelyke rarekiekkas-kyker, De– AuteursrechtvrijOp een Aangenaame Wys.
DE VROUW.
Kom Meisjes die na ’t huwlyk tragten,
Leert eerst van my hoe dat het gaat,
| |
[pagina 63]
| |
De Man die uw eertyds bemind,
Laat u alleenig met uw kind,
Hy scheld, hy vloekt, ja durft u slaan,
En ‘t geld dat hy per week noch wind,
Word by den kaars in drank verslind.
DE MAN.
Ach Meisjes looft myn vrouw toch niet;
Want zy spreekt niet dan logentaal,
Doet anders niet den gantsche dag,
Als by haar buuren gaan,
Daar zy de koffykan of vles,
Vind op de tafel staan,
Geen eeten klaar, geen bed gemaakt,
Het huis noch niet geveegd,
Niet anders heeft zy de gantsche dag,
Als maar de vles geleegd.
DE VROUW.
Hoor die dronkaard daar eens raasen,
Daar heb ik immers nooit aan gedagt,
’t Komt niet als door zyn slegt bestaan,
Nacht en dag by de hoeren gaan,
En nu zal ik noch de oorzaak wezen:
Maar zo is al ’t mannen bestaan,
Als ’t op is dan heeft ’t de vrouw gedaan.
DE MAN.
‘t Is waar myn wyfje, zwyg maar stil,
Laat ons maar wel te vreden zyn,
Wy hebben allebei toch schuld:
Kom aan, schep goeden moed,
’t Zal voortaan oppassen zyn,
Als gy myn zin maar doet,
Laat by de buuren ’t praaten staan,
‘k Ga nooit weer aan de zwier;
Maar laat ons zaam te kermis gaan,
En drinken een kroes bier.
|
|