Het vermakelyk bagyn-hof
(1739)–Anoniem Vermakelyk bagyn-hof, Het– Auteursrechtvrij
[pagina 78]
| |
Vois: Van de Vlaamse meisjes.
HOort hier een vreemde zaak,
een Iuffrouw had een Hondje,
Alleen tot haar vermaak,
't Was een zeer klein en aerdig dier,
Dat haar kost karresseren,
Na de nieuwe zwier.
Zy zetten 't op haar schoot,
Het likten aan haar mondje,
En deed haar vrindschap groot,
't was een Iuffrouw zy had geen Man,
Zy kost haar wel vermaken,
Met dat Hondje dan.
Waar dat zy gaat of staat,
't Hondje moest by haar wezen,
In huis of op de straat,
Dat beesje deed haar veel vreugde an,
dat zy door al 't vermaak,
Niet eens dagt op een Man.
Waar zy was in 't Salet,
't Hondje haar karresseerden,
't Sliep by haar op het bed,
En het deed haar veel vriendschap groot,
het likten aan haar Borsjes,
en kroop in haar schoot.
Maar ach in dezen noot,
't hondje is ziek geworden:
Iuffrouw maakte droefheit groot:
Om dat 't Hondje geen eeten meer en proeft:
Wat zy 't gaven, 't wou niet eeten,
Iuffrouw was bedroeft.
Sa Meid maakt een Kandeel:
Myn Hondje moet wat eeten:
wat lekkers maar niet veel:
Als 't niet helpt gaat by den Doctoor syn,
dat het beesje mag verkrygen;
Hulp voor zyn pyn.
Wat zy deden 't hulp niet,
Het Hondje dat moest sterven:
Iuffrouw maakt groot verdriet:
Of zy haal-
| |
[pagina 79]
| |
den Purgatie klein of groot:
Het kost 't Hondje niet helpen:
't einde was de dood.
Iuffrouw die had verquist,
wat min als hondert Ducaten:
Maar het was al gemist
De onkosten waren al veel te groot:
Het hondje dat moest sterven:
't Einde was de dood.
Hoord hoe deze Iuffrouw:
Een zwart kleed heeft laten maken:
De Meid moest dragen rouw:
En ook de Iuffrouw in dees nood:
Sag men veel droefheid maken:
Over 't Hondjes dood.
Iuffrouw heeft op dat pas:
Een Kisjen laten maken:
So groot als 't Hondje was;
Men zag de Meid en de Iuffrouw:
en al die het Lyk volgen:
deftig in den Rouw.
Begraaft het in de Kerk:
en wilt een Veersje schryven:
Regt boven op zyn Zerk;
Begraaft het onder 't gelommert in 't groen:
dat men 't graf-schrift kan lezen:
Gy zult myn vriendschap doen.
Of iemand verwondert scheen:
Wat Hondje dat 't mogt wezen:
't was een Hondje met twee been:
daar om maakt Iuffrouw droefheid ach!
dat Hondje kost haar dienen:
By nagt en by dag.
|
|