Het vermakelyk bagyn-hof
(1739)–Anoniem Vermakelyk bagyn-hof, Het– AuteursrechtvrijVois: Ach Isabel hoop van myn leven.
Tyter.
ACh Lauwera myn uitverkoren,
Myn schoon Diaan,
Ik hoop den tijd die zal nog zyn geboren,
Om u te ontfaan,
Maar laas de vrees doet myn gedagten,
Dat u Ouders niet,
En willen het geschiet,
Maar wilt haar hert verzagten,
En myn bystand bied.
Laura Wat hoor ik voor een stem daar spreken?
In duisternis,
O Hemel mogt de Son nu eens doorbreken,
Dat ik zag wie 't is
Myn hert ontroert myn leden beven,
Sou hier Tyters klagt
Nog komen in de nagt,
Hy is immers om 't leven,
En na myn niet tragt.
Tyter. Lauwera myn Lief myn uitverkooren,
kent gy myn niet?
'k Ben Tyter die u heeft zyn trouw geswooren,
Maar och laci! ziet,
Om dat gy waar te jong van jaren,
En u Ouders daar,
So hart ook
| |
[pagina 68]
| |
tegen waar,
Het geen myn deede vaaren,
Maar met groot bezwaar.
Laura. O ja hy is het wel ter degen,
O Hemel groot,
Bent gy het Tyter?
Bent gy nog in 't leven,
Men zey gy waar dood,
Door Ouders wil ben ik verbonden,
Aan een Herders kind,
Die myn lang heeft bemind,
Maar geen Tyter ik vonde,
Die ik had gezind
Tyter. Wel hebt gy dan een aar verkoren,
Myn trouw verband,
zo moet ik voortaan eeuwig gaan verlooren,
doet gy geen afstand,
Ik heb u liefde eerst verkregen,
En gy zyt ook myn,
Ten kan niet zyn,
Of ik sterf langs de wegen,
En smelt door de pyn.
Laura. Ach! Tyter ach! wat zal ik zeggen?
Ik ben belaan,
Ik vrees dat myn dat werk nog zal leggen,
in het graf te gaan:
Want myne liefd' is als voor dezen,
en ten mag niet zyn,
Wat is dit my een pijn,
och Tyter! 't staat te vreezen,
Ik haast dood zal zyn.
Tyter. Och Engel wilt u dog bedaren,
ontstelt zo niet,
Laat ik u Vader en Moeder verklaren,
Gaan ons groot verdriet,
en hoe dat ik om uwentwegen,
hebb' geleden zwaar,
En dat wy met malkaar,
Sullen sterven of leven,
Alwaar t met gevaar.
Laura. Myn lieve Tyter gaat zo heenen,
Met dit bescheid,
Segt vry dat ik u Min en anders gene,
Tot de dood ons scheid:
en zo ik u niet kan bekomen,
Tot myn waarde Man,
So zal ik doolen dan,
dit heb ik voorgenomen,
Myn eer hangt 'er an.
Tyter komt by Vader en Moeder.
Ik wensch u Vader en Moeder,
Den zegen groot,
Ik hoop dat gy nu eens zult zyn de hoeder,
Voor myn tweede dood:
Want gy zyt dat ik was om 't leven,
Nu ziet gy myn klaar:
maar laas ik hoor voorwaar,
Dat gy u kind wilt geven,
Aan een aar Minnaar.
| |
[pagina 69]
| |
Vader en Tyter.
Ia Tyter het is ons behagen,
Zy trouwen zal,
Wel Vader ziet dat gy 't dan niet beklagen,
Want ik weet voor al,
Dat zy liever de dood zou kiezen,
Als myn af te staan,
En 't myn hangt 'er ook aan,
Gy zult ons bey verliesen,
Wilt gy 't tegenstaan.
Vader Wel Dogter vind ik u hier leggen,
So vol getraan?
Tyter die komt myn deze tyding zeggen,
Hem niet af te staan:
Gy weet dat gy nu bent verbonden,
En ook trouwen moet,
Lysander is zo goet,
Als men in 't Land een vonden,
Siet wat dat gy doet.
Dogter. Ach Vader life 't is al verlooren,
Wat dat gy segt,
't Is Tyter die ik eerst heb uitverkoren:
En dan deze knegt,
en weet ik ook geen quaat by dezen,
Maar dit is 'er van,
Dat ik nooit trouwen kan,
of Tyter moest het wezen,
Dat is myn lieve Man.
Vader en Dogter.
Wel Laura wat moet ik hooren?
Ik ben ontsteld:
Ia Vader gy kost het komen te vooren,
Gy woud met geweld,
Dat ik Lysander zoude trouwen,
Tyter die was straf,
gedaalt al in het graf,
Dit ging gy my voor houwen,
Eer ik 't jawoord gaf.
Vade[r]. Is 'er dan nu gants geen versetten;
Van uwe min,
So trouwt met Tyter,
'k Sal 't u niet beletten,
Doet dan na u zin;
'k Weet ook een middel om Lysander,
Van u of te raan,
hy moet u wel ontslaan:
En trouwt dan met malkander:
in des Heeren naam.
Dogter. Ik dank u Vader hoog gepresen,
Nu uit myn hert:
Wy zullen eeuwig daar voor dankbaar wezen,
Dat gy onse smert,
Ia lyf en leven hebt behouwen,
Van ons bey te gaar,
Soo ziet men dat voorwaar,
De eerste Liefde bouwen,
Al waar 't doods gevaar
|
|