Het vermakelyk bagyn-hof
(1739)–Anoniem Vermakelyk bagyn-hof, Het– AuteursrechtvrijVois: Van de Quezel.
Edelman.
O Schoon Godinne,
Beheerder van myn ziel;
Gy doet myn minne,
Ik voor u neder kniel,
Ik wensch uyt herten gront;
Want gy hebt myn doorwont,
Door u lieftaalig spreken,
Myn lief de schoone Maagt,
Is lang gebleken.
Bagyn. Myn Heer geprezen,
Hoe komt gy nu by myn:
| |
[pagina 40]
| |
Want ik moet wezen,
Voor altyd een Bagyn:
Gy komt daarom verkeert,
Myn Clooster was onteert,
Zoo ik van haar ging scheyen;
Daarom van hier vertrekt,
Al met verblyen.
Edel. Ionkvrouw verheven,
Schoon Edel creatuur,
Sou 'k u begeven;
Myn hert brand in het vuur,
Ag! overschoone Maagt,
Gy bent die myn behaagt,
Daarom zoo zal ik heden;
Niet scheiden van u af,
Verhoort myn reden
Bagyn. Myn Heer met smerte,
Hoe zyt gy zoo verblind,
Dat g' in u herte:
Eenen Bagyn bemind,
Gy weet dat ik niet moet,
Verteeren 't geen God behoed;
Het zou myn altoos rouwe,
Dat ik vertrad myn ampt,
En zyn u Vrouwe.
Edel. Wilt niet weerstreven,
Het geen dat ik begeer:
Gy zult beleven,
Veel troost van uwen Heer;
Verlaat u Pater dan,
Ik zal dan zyn u Man:
Met liefde u beschermen,
En op het Swanen-dons,
U gaan omermen.
Bagyn. Ik zou myn wetten,
Wel breken gaan althans:
En gaan verpletten,
O! puik van alle Mans;
Gy zyt myn lief en waard,
Als eenig mensch op aard,
'k Kies u voor myn beminde;
Hoe kom ik hier van daan,
Wilt middel vinden.
Edel. 'k Sal u vervoeren,
Gaan zetten op myn paart,
Schroomt geen rumoere:
en weest ook niet vervaart,
Gy zyt myn engel schoon,
Ontfangt van my tot loon:
Dees diamant vol waarde,
Myn overschoon Godin,
O! pronk der aarde.
Bagyn. Adieu Pater waardig,
'k Schey van u Clooster af,
Weest niet quaataardig:
U wet is al te straf,
'k Schey van u Clooster nu,
en van u Wyquast schu;
Ik zal myn Ionker eeren,
Ootmoedig met playzier,
Na zyn begeeren.
Edelmans besluit. O Maagden schoone,
Pronk perels van het land,
Die Venus throone,
Bemind zeer
| |
[pagina 41]
| |
abondant,
'k Kies voor de Liefste myn,
Althans nu een Bagyn,
Wie kan myn wette stellen,
Al die weer streeft de Min,
Dat baard veel quellen.
|
|