Het vermakelyk bagyn-hof
(1739)–Anoniem Vermakelyk bagyn-hof, Het– AuteursrechtvrijStem: Roemwaarde herderin.
SAl dan myn Minnares,
Myn nimmer uytkomst geven:
Zoo valt my dit leven,
Seker al wat zuur?
Helaas! dit Minnen staat my veel te duur;
Zal dan nog myn standvastig hert,
Dat zoo vaak aan haar opgeoffert werd,
Van haar verdrukt zyn,
En heel verrukt zyn,
Door de droeve smert.
Helaas! hoe kan myn ziel,
Dees dulde looze plagen,
Og! zoo lang verdragen:
Ha! groote Goon,
Krygt dan een trouwe Minnaar zulk een loon
Zyn dit de vrugten van de Min,
En heeft Minnen dan nog zoet'heyd in,
Zoo moet ik zot zyn,
Of al te bot zyn,
Dat is het begin.
Maar laas! al wat ik doe,
Nogtans kan ik het Minnen
Nimmer verwinnen,
Al wat dat ik tragt,
Haar schoonheid heeft op my te groote magt:
Schoon dat zy haar afkeerig toont,
En dat de strafheid haare ziel bewoont,
| |
[pagina 39]
| |
Zoo is 't myn goetheid,
Maar geen verwoetheid,
Die haar steeds verschoont.
't Zyn haare bevalligheen,
En lonken van haar oogen:
Die zoo vermogen;
Kregen op myn ziel,
Dat ik voor haar volmaaktheid neder viel,
Ik Min haar schoon dat zy myn haat:
Ik volg haar na,
Schoon dat zy myn verlaat,
Ik hoop haar zinnen,
Hier voor te verwinnen,
En haar stuurs gelaat.
Ik agt myn leven niet,
Zoo ik haar gunst moet derven:
Liever wil ik sterven;
Als dat ik zou,
Myn tyd verslyten in zoo grooten rouw,
Helaas! 't is een ellendig hert,
Dat met geen wedermin begunstigt wert,
Want trouw te Minnen,
En niet te winnen,
Is een groote smert.
|
|