Het vermakelyk bagyn-hof
(1739)–Anoniem Vermakelyk bagyn-hof, Het– AuteursrechtvrijOp een aangename vois.
Krelis.
EY staat wat goelyk Meisje,
Wel waarom loopje weg:
ey luistert dog een reisje,
Na 't geen dat ik u zeg!
Zoo schond de schaap zyn tanden,
De wolven in 't gemeen,
Ik zoek door Minnebanden,
Van ons twee te maken een.
Wel waar tog wilt gy loopen,
Seg zeylsteen van de Min:
Daar nu de Fransche stroopen,
Met een overgeven zin,
Daar die verwoede Draken:
Gy houd dog
| |
[pagina 34]
| |
niet van 't bier,
De dood en donder braken,
en blyft tog veel liever hier.
Neeltje.
Wel Foppe gy verstaat het,
Ik hoor wel aan u koud,
Maar zeg myn eens hoe gaat het:
Wanneer men is getrouwt,
Men krygt het huys vol Kinderen,
Is 't niet een groote last!
Die het goedje haast verminderen,
Dat is aan 't trouwen vast.
Het bloed verkoud in d'aren,
en smart maakt Monsters van:
daar 't eerstpas engels waren!
Sulken zoet komt van de Man,
Waar van een Maagt al vry is?
dunkt u niet beste maat,
dat dan een Vryster bly is,
Met haar Maagdelyke staat.
Ook ruikt een yder roosje,
Zoo lang het jeugdig staat:
en smorgens met een bloosje,
op het geurigste open gaat:
door zyn gereuk en bladen!
Zoo lang het is niet gemeen,
Kan het yder oog verzaden,
Met al zyn bekoorlykheen.
Maar als het eens gelukte,
dat ik u vermeete hand:
Myn bloejend roosje plukte,
dat nu staag in vreugde brand:
Zoo sturf het op zyn bladen,
dan walgt het yder een:
dus vind ik niet geraden,
dat het nog wort afgesneen
Krelis.
Wat voordeel heeft een Roosje,
Als het niet en word geplukt:
Het mist terstont zyn bloosje!
of het onweer hem verdrukt:
Maar als het eens geplukt word,
Krygt men alle zoetigheid,
dat anders weggerukt word,
dat aan 't lieve Roosje leid.
Het Roosje vol bekoren,
Is niet voor het oog alleen:
Maar voor het gebruik geboren?
Het heeft ook zyn lieffelykheen:
een roosje zonder steeltje,
Is weinig van waardy:
een strykstok zonder veeltje,
Maakt een slegte melody.
Natuur en schiep geen Vrouwen,
ey houd my dat te goe:
om haar Man te aanschouwen,
Maar daar hoort
| |
[pagina 35]
| |
wat anders toe:
Wie wil de liefde ontvlugten,
dat vreugt geeft en gewin:
Wat is bloeyzel zonder vrugten,
Wat is leven zonder min.
Terwyl myn Ionge Iaren,
Nu verslyten vrugteloos:
Ik wil veel liever paren,
Maar ik zieje krygt een bloos;
Ey Soetertje laat u leeren!
Maar leeren door de min,
Die vliegt op zwaane veeren,
Met vermaak ten Hemel in.
Ons Meisje krygt een bloosje,
Om deze zyn zoete reen:
Wel Fopje je kund hooren,
Sprak zy zoetelyk daar heen,
Zoo zou een graage knopen;
Fop leeg by haar in 't gras,
En zag na al zyn loopen,
Hoe hy eyndelyk meester was.
|
|