Het vermakelyk bagyn-hof
(1739)–Anoniem Vermakelyk bagyn-hof, Het– Auteursrechtvrij
[pagina 22]
| |
Stem: Door het baaren van de vrugt.
SPoeyt u op Nepthunis ras,
Op het velt daar pekel plas:
Met zoo meenigen vroomen Ziel;
Op een Vaderlandze Kiel,
Van Kapitein en Zoldaatjes goet!
En Matroosjes kloek van moet,
Die het Vaderland beminnen:
Om den vyand t'overwinnen,
Tot den laatsten droppel bloed.
Het Schip Rozendaal valjant,
Kapitein Breel ook wel bemand:
Sal ons met een goede moet,
Voeren op Sint Ubes vloed;
Door de brakke baren heen,
Liefste Lief maakt geen geween,
Als wy t huys zullen komen:
Sullen wy zonder schromen,
Van ons twee haast maken een.
Siet ons Lootsman is aan boort,
Alles is 'er nu zoo 't behoort;
Met een geluk en behouwe reis,
En vyf schooten na den eys;
Siet ons Ankers voor de Bazaan,
Siet de ronde Zeiltjes staan;
Siet ons Roertje is aan 't drayen,
Laat de blaauwe vlag eens wayen:
Om zoo Zeewaard in te gaan.
Na Lissabon is ons begeer,
Door den grooten God en Heer,
Die ons Opper Stuurman is;
En van alles is hy gewis,
Ik hoop hy ons bewaren zal:
Het zy voor storm of lager wal,
Voor zanden en voor stranden
Voor 't gewelt van de vyanden,
Door zyn groote goetheyd al.
Myn dunkt het Sint Ubes zout,
Dat blinkt ons toe als gout:
Door de stralen al van de Zon;
Op het velt
| |
[pagina 23]
| |
der Pekel-bron,
En dan gaan wy Straatwaart in:
Zoo Portugaals Bogaart in,
Vol van Appelen certynen,
Vol van Olye, Vygen Wynen,
Zoo na ons begeer en zin.
En dan gaane wy hand aan hand,
En spanceren al door het Land:
Door de Wyngaards en de Druif,
Met een Iuffrouw hoog van Kuif,
Of een Portugaalze Maagt,
Die myn hert en ziel behaagt:
Wie zou 'thuis dan willen blyven,
Alyd hooren knorren kyven,
Van zyn Vrouwtje onverzaagt.
|
|