Het vermakelyk bagyn-hof
(1739)–Anoniem Vermakelyk bagyn-hof, Het– AuteursrechtvrijStem: Als 't begint.
OP de Nieuwenbrug,
Vond ik 'er een Plug:
Staan praten by een Hoer,
En zy maakten daar!
Haar
| |
[pagina 21]
| |
slag klaar,
't Was op zoo 'n dronken Boer:
En de poen heeft zy verzopen,
En de Boer is weg gegaan;
En de Plug die is gaan loopen,
En de Boer is blyven staan.
Op de Geldersche Kaay,
Daar zag ik zeer fraay:
Een Man die sloeg zyn Wyf:
En hy hadze de heelen nagt gezogt,
Met de beezem-stok op haar lyf,
En hy zey jou Hoer jou verken,
Waar heb je zoo lang geweest,
En ik heb myn reis laten zoenen,
Jou verbruiden hooren beest.
Op de Nieuwe Markt,
Vond ik 'er een paar,
Van twee dronken Oost Indies vaars:
In een stoepje lag 'er een Meisje en sliep;
Met haar armjes van malkaar,
En daar quam een Plug aan lopen,
En die vatten haar by de mou:
En 't Meisje begon te roepen,
En za Hoer en hier heb ik jou.
In het Ioode quartier,
Daar vond ik een gezwier,
En van alderhande gespuis,
Daar vogtender twee
al om een Hoer;
Het was een groot gedruis,
Het was al[s] Pietje en Rachel,
Abramste staat my by,
En om dat ik de Hoer
niet betalen en wil,
Daarom betaalt zy my.
Op de Keyzers-Gragt,
En al op een nagt:
En daar vond ik een Iuffrouw;
En een Heer die quam daar aangegaan,
En zy vatten hem by zyn mou:
Wel mijn Heer hoe staat jou leven?
Wel al wel, myn Juffrouw fyn,
Je moet myn verexcuseren,
Iey moet myn gevangen zyn.
Wel mijn Heer
hoe kan dat wezen,
Ik ben een Iuffrouw hoog van staat:
Als gy zien kunt aan myn wezen,
Ik kom wandelen langs de straat:
En ik wil jou wel gelooven,
En ik sieder jou wel voor aan,
Daarom zal jy te nagt logeren,
In 't Stadhuis al op den Dam.
|
|