immers het werk van de Academie, dat tot dan toe meestal in de beslotenheid van de eigen vergaderzalen was tot stand gekomen, ook naar buiten bekend te maken en verder contact op te nemen met de leden van de onderscheiden gewestelijke genootschappen van geleerden en schrijvers, om dezen, in belangrijker mate dan vroeger het geval was, aan de werkzaamheid van de Academie te interesseren. De eerste twee academiedagen, te Brugge en te Hasselt gehouden, waren in alle opzichten een succes. Hiermede was de doelmatigheid en de vruchtbaarheid van dit initiatief bewezen. Het is onze wens dat Antwerpen tevens sluitstuk en bekroning moge worden van deze trits.
Zulk een vooraanstaande plaats komt inderdaad aan de Scheldestad toe. In de reeks der provinciehoofdsteden vervult zij immers een uitzonderlijke rol: tevens hart en geest te zijn van het Vlaamse land en daarbij nog open venster op de wereld. Het drievoudig symbool, waarover ik daareven sprak, vertegenwoordigt het beste van wat er in ons volk leeft aan geestelijke en maatschappelijke strevingen. Zijn toren: de drang naar het eeuwige, de godsdienstige en geestelijke krachten die vorm kregen in de onvergelijkelijk mooie droom van harde steen. Zijn stroom: de roep naar de verte en de wijde wereld, die de van hier uitvarende grote transatlantiekers gaan verkennen. Zijn haven ten slotte: beeld van een rusteloze menselijke bedrijvigheid, die de betekenis en de vreugd van de arbeid naar waarde heeft leren schatten.
Overigens werden de naam van uw stad en die van onze academie reeds herhaaldelijk met elkaar verbonden. Geen plechtigheid van belang, geen kunstmanifestatie van enige omvang werden hier ingericht - en hoe talrijk zijn die niet! -, waarop onze instelling niet door een of meer van haar leden vertegenwoordigd was.
Aan de andere kant hebben de Antwerpenaars in het verleden, zowel als in het heden, steeds een belangrijk aandeel gehad aan de werkzaamheid van onze Academie. Wat het verleden betreft, moge ik volstaan met de namen te vermelden van de voornaamsten onder hen, die onze instelling luister hebben bijgezet: Jan De Laet, Edward Coremans, August Snieders, Victor de la Montagne, Maurits Sabbe, August Van Cauwelaert, Arthur Cornette, Emmanuel De Bom en anderen. De nog levenden, die thans deze taak vervullen, behoef ik wel niet te noemen: zij zijn U te goed bekend.
* * *