In het afgelopen jaar werd te Brugge een openbare vergadering van ons Instituut aan de gedachtenis en het oeuvre van wijlen ons lid Dr. Karel de Flou gewijd. Het was een daad van piëteit tegenover een grote voorganger. Te dezer gelegenheid mochten wij ons in een brede internationale belangstelling verheugen voor de figuur en de wetenschappelijke arbeid van de Vlaamse toponymist; die belangstelling kwam tot uiting in de brieven van Duitse, Scandinaafse, Engelse, Italiaanse, Spaanse, Poolse en Amerikaanse taalgeleerden. Voor de Academie in het bijzonder betekende dit resultaat een royale beloning voor het door haar genomen initiatief; voor de Vlaamse taalgemeenschap in het algemeen was het een verrassing en tevens een versteviging van haar intellectueel bewustzijn.
Pas veertien dagen geleden hield de Academie haar jaarlijkse openbare vergadering voor de eerste maal buiten haar eigen tehuis; de vergadering vond plaats in de aula der Rijksuniversiteit te Gent. En weder lag het in de bedoeling der Academie om op bescheiden, waardige wijze van haar aanwezigheid blijk te geven en er mede te herinneren aan het historisch moment van de vervlaamsing van ons hoger onderwijs. Hiermede werd aan het verbindingsteken tussen het strijdende en geleerde Vlaanderen een doel en een zin geschonken.
Thans bevinden wij ons weder buiten de ommuring van ons eigen Gentse tehuis om in de hoofdstad van het Rijk op ingetogen plechtige wijze, naar aanleiding van de installatie van een nieuw Academie-lid, voor onze aanwezigheid in het land te getuigen.
Het weze niet overbodig er te dezer gelegenheid aan te herinneren: de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde is een studie- en werkgemeenschap. Er deel van uitmaken is de hoogste burgerlijke eretitel waarmede een taalgeleerde of een literator in ons land beloond kan worden voor zijn wetenschappelijke of litteraire verdienste. Doch de eer van het lidmaatschap der Academie wordt door onze leden opgevat als een soort van ereplicht om onverpoosd hun krachten te besteden aan de eindeloze taak der taal- of letterkunde.
Tot de uitverkorenen van de hier nauwelijks omschreven taak behoort ons nieuwe Academie-lid Professor Dr. J.-L. Pauwels. Het weze mij veroorloofd lezing te geven van het Koninklijk Besluit waarbij zijn verkiezing tot lid van ons Instituut bekrachtigd wordt.