Over het lidmaatschap van de Academie. een onhoudbare verhouding
Mededeling door J. Kuypers
Lid der Academie.
Het ligt niet in mijn bedoeling vandaag een debat, laat staan een vinnig debat uit te lokken. Ik wens eenvoudig het probleem te stellen, in het belang zelf, het hoger belang van de Academie. Laten wij dus niet met overhaasting te werk gaan. Ik wens veeleer een rustige gedachtenwisseling, hier en buiten onze vergaderzaal.
Ongeschreven wetten zijn waarschijnlijk de taaiste. Zo wil de traditie in onze Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde dat er bij het coöpteren van nieuwe leden een bepaalde verhouding bestaat, tussen wat in de omgang rechts en links heet, of humanistisch-vrijzinnig, gelovig rooms-katholiek.
Ik ben zo vrij geweest in Maart 1.1., in een vergadering van de Commissie van voordracht, die belast was met het onderzoek van de ingediende candidaturen, verzet aan te tekenen tegen het ‘clicheren’ van een dergelijke verhouding. In het algemeen, en opzettelijk niet naar aanleiding van een bepaald geval, om een serene behandeling van het probleem te bevorderen.
Spreekt het niet vanzelf, dat uitsluitend de wetenschappelijke of artistieke prestaties, de algemene culturele persoonlijkheid van de candidaten tegenover elkaar dienen afgewogen te worden? Beschouwingen van wijsgerige of godsdienstige, in de practijk vaak politiekerige aard, komen inderdaad niet in aanmerking op academisch niveau.
Ten overvloede wordt hierbij aangestipt, dat bedoelde verhouding niet eens, of niet meer aan de werkelijke toestand in de Vlaamse literatuur beantwoordt.
Zodat ik durf hopen, dat ons genootschap bij de eerste gelegenheid aan dit residu uit zijn tijd-van-ontstaan een einde zal gelieven te maken: geheel in de geest van verdraagzaamheid en onderlinge waardering, die onze huidige werkzaamheden zo gelukkig ken-