Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1954
(1954)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 345]
| |
Verslagen van de keurradenI. - Fondsprijzen1. August Beernaertprijs.Aan de keurraad, bestaande uit Prof. Dr. Fr. Baur, benoemd door de Regering, en de HH. Gilliams, De Baere, Vanderheyden en Walschap, benoemd door de Kon. Vla. Academie voor Taal- en Letterkunde, werden niet minder dan vijftien publicaties ter beoordeling overgemaakt, die dan nog tot de meest uiteenlopende genres behoren: één toneelstuk, vijf verhalende werken, drie uitgaven die zich als essays aanmeldden, al kan niet één voor zuiver essayistisch doorgaan, en zes bundels of plaketten poëzie. De titels van deze werken zijn vermeld op blz. 16 van de Verslagen en Mededelingen van dit jaarGa naar voetnoot(1). Na kennis genomen te hebben van de verslagen van de verschillende leden van de keurraad, is de Jury het eens om het persoonlijke en het bekoorlijke van de beheerste, gave stijl van het ingezonden werk van dhr. Brulez te erkennen en te huldigen; de meerderheid spreekt echter haar voorkeur uit voor de studie van Dr. R.F. Lissens: De Vlaamse Letterkunde van 1780 tot heden. Dit werk is oorspronkelijk in zijn algemeen opzet, goed gecomponeerd, smaakvol en met liefde geschreven en solied gedocumenteerd. De Jury stelt dienvolgens voor de August Beernaertprijs aan Dr. R.F. Lissens te verlenen. J. Fr. Vanderheijden | |
2. Nestor de Tièreprijs.Zestien spelen werden aan de Keurraad ter beoordeling overgemaaktGa naar voetnoot(2). De leden zijn het er over eens, dat ze voor het merendeel als onvoldoende moeten ter zij gelegd worden. Alle mogelijke gebre- | |
[pagina 346]
| |
ken vindt men er in terug: oppervlakkigheid, gebrekkige compositie, banaal of onwaarschijnlijk gegeven, onmogelijke situaties, houterige taal, zinloos gepraat, rhetoriek. Kortom men vraagt zich af, hoe de meeste schrijvers het aandurfden hun werk voor een Academische prijs in te zenden. Slechts twee spelen werden door de keurraad weerhouden: 1. Sauternes 1921 door J. van Hoeck, 2. Dat moeilijk Leven door Marcel Coole. De grootste verdienste van Sauternes 1921 is de vlotte dialoog. De grondidee die er in verwerkt is, is evenwel vrij vormloos gebleven en het gehele spel werd op artificiële wijze in elkaar gezet. Dat moeilijk Leven behandelt een van de naoorlogse jeugdproblemen. Het gegeven is actueel. Er zijn dramatische momenten. Wel is het stuk niet altijd van zekere langdradigheid vrij te pleiten, en de toneeltaal doet al eens houterig aan. Niettemin is de keurraad eenparig van oordeel dat het stuk, om wille van zijn actualiteit, en als een ernstige poging om een toneelmatig gegeven op een hoger plan te brengen, voor de prijs verdient in aanmerking te komen. De keurraad stelt voor, de schrijver ervan met de Nestor de Tièreprijs te bekronen, en daarnaast ook het toneelspel van J. van Hoeck met ere te vermelden. H. Teirlinck, Lode Monteyne, Cyr. de Baere. | |
3. Joris Eeckhoutprijs.De studie betreffende ‘De psychologische figuur van Karel van de Woestijne’, door de Eerw. Heer José Aerts (Albert Westerlinck) ingezonden om mede te dingen naar de Joris Eeckhoutprijs, geeft blijk van een in onze literatuur zelden beoefende werkmethode. De schrijver betrekt in zijn litterair onderzoek een soort van gematigde, psycho-analytische beschouwingen, die tot vele boeiende veronderstellingen kunnen voeren. Zolang deze werkmethode niet tot al te eenzijdige interpretaties aanleiding geeft, valt zij te prijzen om de verrassende elementen die zij a.h.w. uit de achtergrond van het behandelde litteraire object te voorschijn haalt. Op bewijsvoering is deze werkmethode niet ingesteld, wel op betoog. Waar dit betoog aan de verleiding van een bij voorbaat enge codex-verklaring of aan een neiging tot virtuositeit ontsnapt, | |
[pagina 347]
| |
biedt zij gelegenheid om een dichter en zijn gedicht in het brandpunt der belangstelling te zetten. Het werk van E.H. José Aerts verdient met de Joris Eeckhoutprijs te worden bekroond. M. Gilliams, J. Kuypers, Fr. de Backer. | |
4. Karel Boury-prijs.Naar het oordeel van de Keurraad bewijst het aantal ingezonden werken (nl. 102 liederen), dat zowel het oude als het nieuwe kinderlied de gunst geniet van de inzenders, maar dat het ‘volkslied’ hierbij ten achteren blijft. Al te veel mededingers verliezen nochtans uit het oog, dat de begeleiding van kinderliederen grotendeels als hulp en versiering van de zang moet dienen. Anderen kozen voor hun compositie nu eens weinig aantrekkelijke, dan weer moeilijke, d.w.z. weinig zetbare teksten uit. Degelijk werk leverden ongetwijfeld de heren Hugo Michielsens, Peter Aerts, Ivo Ceulemans, Arthur Meulemans en Ev. Van Roy. De Keurraad is van oordeel, dat de liederen van de heer Ivo Ceulemans voor de prijs verdienen in aanmerking te komen. Fl. Alpaerts, Ger. Schmook, W. van Eeghem. |
|