Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1954
(1954)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 279]
| |||||||||||||||||||
Vergadering van 16 Juni 1954.Waren aanwezig: de heren M. Gilliams, Bestuurder, en G. Schmook, Onderbestuurder, de heren Leden: Fr. Lateur, Dr. H. Teirlinck, Prof. Dr. J. Muls, Prof. Dr. A. Carnoy, Prof. Dr. J. van de Wijer, L. Baekelmans, Prof. Dr. L. Grootaers, Dr. E. Claes, Prof. Dr. E. Blancquaert, Prof. Dr. Fr. Baur, Dr. W. van Eeghem, Dr. J. Lindemans, Prof. Dr. Fr. de Backer, G. Walschap, J. Kuypers, Dr. C. de Baere, adjunct-secretaris, Prof. Dr. E. Rombauts, Prof. Dr. A. van Loey, Prof. Dr. R. Foncke en Prof. Dr. J.F. Vanderheyden. Hadden zich laten verontschuldigen: de heren Dr. L. Goemans, Bestendige Secretaris, Prof. Dr. L. van Puyvelde en Prof. Dr. J. van Mierlo.
Rouw. - Overlijden van E.P. Dr. Fr. J. Kruitwagen. - Op 11 Mei l.l. overleed te Venray de E.P. Dr. J. Kruitwagen, O.F.M., buitenlands erelid der Academie. Bij de aanvang der zitting neemt de Bestuurder het woord en spreekt vóór de rechtstaande vergadering de volgende rouwhulde uit:
Pater Bonaventura Kruitwagen werd op 17 Juni 1936 door onze Academie tot buitenlands erelid verkozen in vervanging van Prof. Dr. Prinsen, toen eveneens Prof. Dr. Johan Huizinga en Prof. Albert Verwey met Dirk Coster in de Academie werden opgenomen. Pas twee jaar vroeger was Pater Kruitwagen tot doctor honoris causa gepromoveerd door de Gemeentelijke Universiteit van Amsterdam die de leraar in de Kerkgeschiedenis haar waardering wenste te bewijzen voor zijn bijdrage tot de Nederlandse paleografie, de maedianistiek, de incunabelstudie en de cultuurgeschiedenis. Het is ook in de voornoemde vakken, dat Pater Kruitwagen op de erkentelijkheid van de Vlaamse wetenschap mocht rekenen; hij had immers zijn beste opstellen aan de Antwerpse drukker Geeraard Leeu gewijd. De bespreking van Polain's ‘Catalogue des livres imprimés...’ groeide uit tot een werkprogramma, dat niet is uitgeput. Wij zullen de gevreesde en zeer persoonlijk | |||||||||||||||||||
[pagina 280]
| |||||||||||||||||||
ingestelde polemist in het bijzonder dankbaar blijven, omdat hij in de Universiteit (die de cultus van het boek door de promoties en het instellen van leerstoelen in ere houdt) o.a. onze Pater Nieuwenhuyzen en wijlen ons medelid Prof. Willem de Vreese als zijn leermeesters erkende. Tevens is het ons niet ontgaan dat Pater Kruitwagen in 1913 een eerbiedig gestelde en lovende afscheidsgroet heeft gebracht bij het verscheiden van Pater van den Gheyn, de auteur van de vele volumes omvattende handschriftencatalogus van onze Koninklijke Bibliotheek. De magere Pater Elephas, zoals hij in de wandeling heette, was een curieus man, die in menig deftig gezelschap opzien baarde wanneer hij voor de studie van het geliefd verleden een beroep deed op moderne outillages. Hij koesterde de hoogste aspiraties van de ziel, maar zijn temperament dreef hem er toe om heftig te getuigen. De vraag is gewettigd, in welke strijdende gedaanten de Minderbroeder-van-nu in de late Middeleeuwen en de vroeg-Renaissance zou rondgezworven hebben, hij die even zo goed een knap, modern ingenieur had kunnen worden. Hij was een man die alles aan kon en die, met zijn hang naar het spectaculaire, stof kon doen opwaaien waar hij zich ook vertoonde. Doch bij alle innerlijke bewogenheid en dapper doorslaande heftigheid bleef het zoeken naar de feitelijkheid der dingen, het zoeken naar het feit en het feitje-an-sich, zijn opperste richtsnoer. Uit een vergeten boekband kon hij de geheimenis van een heel Getijdenboek als het ware lospeuteren en verklaren. Deze speurtochten waren zijn weelde, waarbij hij rust en voldoening vond. Geen wonder, dat het Typerrepertorium van Haebler in hem een eerste bewonderaar vond, en dat de fijnzinnige redactie van een eenvoudig alfabetisch register op vreemd of eigen werk hem een waardevolle taak en een geestelijk genot toescheen waar een mens zijn tijd aan mag wijden. Niets scheen hem te groot of te gering, noch de ideologische strijd, noch een vinnige stellingname voor Gutenberg tégen de Costerianen. Steeds boeiend en pittig, maar agressief in zijn betoog en origineel in zijn gedachtengang; devoot in zijn verering voor Sint-Franciscus, maar meteen onverschrokken in zijn gedragingen tegenover zijn confraters, wist hij een benijdenswaardige autoriteit te veroveren, tot in Rome toe, al verliet hij Nederland haast nooit. Het is echter maar goed, dat Pater Kruitwagen, - buiten de 300 her en der verspreide artikelen en de honderden keurige | |||||||||||||||||||
[pagina 281]
| |||||||||||||||||||
brieven, - ook een standaardwerk op zijn naam bracht: een synthese van zijn vele weten, nl. zijn ‘Laat-Middeleeuwse paleografica’, waarmede hij op slag het niveau bereikte van een Goldschmidt en een Lehman. Van 1874 tot 1954, van Rotterdam waar hij geboren werd tot Venray in Limburg waar hij ontsliep, ligt een wroetersleven, vaak gehinderd door een niet al te bloeiende gezondheid. In zijn klooster vond hij rust; het venster van zijn monnikcel stond open om zijn longen het ademen te vergemakkelijken. In Mei 1940, bij de ramp van Rotterdam, ging in enkele minuten verloren al het door hem analytisch bewerkte materiaal en dat hij op steekkaarten verzameld had. Pater Kruitwagen, ofschoon sedert 1930 lijdend, achtte zich bij het verlies van zijn werk niet verslagen. Hij was een moedig geleerde. De essentie van zijn bestaan kunnen wij dankbaar als een les aanvaarden.
Prof. Dr. E. Blancquaert zestig jaar. - Ter gelegenheid van zijn 60e verjaardag werd Prof. Dr. E. Blancquaert door de Bestuurder als volgt gefeliciteerd:
Van onze collega Blancquaert weten we met zekerheid, dat hij niets dan vrienden telt in de Academie. Zijn wetenschappelijk gezag, zijn bezadigd en onbevooroordeeld optreden zijn steeds een waarborg voor de goede gang van zaken wanneer er een beroep op zijn advies wordt gedaan. Een harde werker, een vorser, een ernstig zoeker en onderzoeker, een vinder, heeft hij een schaar van jonge geleerden gevormd waarvan het land het beste verwacht. Ik weet bij ondervinding met welke eerbied zijn naam in het buitenland wordt uitgesproken. Prof. Blancquaert behoort tot onze beste wetenschappelijke ambassadeurs. Zijn modern gerichte geest, d.w.z. zijn op het levende en levendige in de gesproken en geschreven taal gerichte aandacht en de altijd geestelijke actieve vaardigheid om uit het schijnbaar bijkomstige een taalkundige kostbaarheid te puren, zullen spreekwoordelijk worden. Hij bezit het zeldzame, het geoefende oor voor de klank der taal. Hij behoort tot het speciale soort van geleerden die in de wetenschap een middel vinden om de eigenaardigheden en de creatieve eigenschappen van de mens te ontdekken en te huldigen. Hij is een geleerde met distinctie. | |||||||||||||||||||
[pagina 282]
| |||||||||||||||||||
Wij wensen hem geluk met zijn prestaties, die ons verrijken en verblijden. Wij wensen hem een onuitputtelijke werkkracht, een goede gezondheid en een lang leven.
De heer Blancquaert dankte de Bestuurder en de leden voor hun blijken van genegenheid.
* * *
Notulen. - De notulen van de vergadering van 28 April te Gent en van 16 Mei te Brugge werden goedgekeurd. | |||||||||||||||||||
Mededelingen van de Bestendige Secretaris.1. Overlijden van Prof. Dr. Paul Menzerath. - Aan de Academie werd door de Universiteit te Bonn kennis gegeven van het overlijden (8 April 1954) van Prof. Dr. Phil. Paul Menzerath, Directeur van het Instituut voor Phonetiek aan de Universiteit. Een brief van rouwbeklag werd namens de Academie aan de Rector en de Senaat van de Philologische Faculteit gezonden.
2. Onderscheiding. - Prof. Dr. H.J. van de Wijer, lid der Academie, werd door Z.H. de Paus benoemd tot Commandeur in de Orde van St. Sylvester. Namens de Academie werd hem een telegram van gelukwensen gestuurd.
3. Hulde aan Herman Teirlinck. - Op Zaterdag 15 Mei werd de heer H. Teirlinck, lid der Academie, naar aanleiding van zijn 75ste verjaring door de Vereniging van Vlaamse Letterkundigen in het Paleis voor Schone Kunsten te Brussel gehuldigd. Talrijke leden der Academie woonden de plechtigheid bij. De heer J. Kuypers voerde er namens onze Instelling het woordGa naar voetnoot(1). | |||||||||||||||||||
[pagina 283]
| |||||||||||||||||||
4. Maeterlinck-tentoonstelling te Gent. - De heer G. Schmook, Onderbestuurder der Academie, vertegenwoordigde onze Instelling bij de opening van de Maeterlinck-tentoonstelling te Gent.
5. H.M. Koningin Elisabeth erelid van de Koninklijke Academie voor Geneeskunde van België. - De 22ste Mei werd H.M. Koningin Elisabeth plechtig ontvangen als erelid van de Koninklijke Academie voor Geneeskunde van België. De Academie was hierbij vertegenwoordigd door de heer M. Gilliams, Bestuurder.
6. Busbeck-herdenking. - Te Boesbeke a. Leie (Bousbecque) werd op 27 Mei l.l. een gedenkteken onthuld ter ere van Ogier-Ghiselin Busbeck (1522-1592). Te dezer gelegenheid werd o.m. een tentoonstelling gehouden van boeken en bescheiden betreffende de gehuldigde. Onze Academie was op de plechtigheden vertegenwoordigd door de heren Blancquaert en Foncke.
7. Hulde aan Em. Verhaeren. - Bij schrijven van 11 Mei werd de Academie door de ‘Académie Royale de Langue et de Littérature françaises’ uitgenodigd haar medewerking te verlenen aan de plechtigheden, die in 1955 op touw worden gezet ter gelegenheid van het eeuwfeest van de geboorte van Em. Verhaeren. Zij verzocht de Academie twee van haar leden te willen delegeren om deel uit te maken van het Comité dat het programma van de herdenking zal opmaken. Zij noteerde daarbij dat het in de eerste plaats om een werkcomité gaat. Naderhand zal een Beschermcomité opgericht worden. Aangewezen worden de heren De Backer en Muls.
8. Vlaams-Nederlandse Academiedagen van 14 tot 16 October 1954. - Het voorlopig programma werd in gezamenlijk overleg opgemaakt door Prof. Dr. Woerdeman, Algemeen Secretaris van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, Prof. Dr. J. Haesaert, Vaste Secretaris van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België, en Dr. C. de Baere, Adjunct-Secretaris van | |||||||||||||||||||
[pagina 284]
| |||||||||||||||||||
de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde. Het werd aan de leden der Academie als bijlage bij de beschrijvingsbrief medegedeeld. De Bestuurder herinnert er aan, dat de Koninklijke Nederlandse Akademie, bij schrijven van 19 December 1953, de drie Koninklijke Vlaamse Academiën uitgenodigd heeft een delegatie af te vaardigen om aan de werkzaamheden van de Vlaams-Nederlandse Academiedagen deel te nemen. De delegatie zou uit dertig leden, naar rata van tien per Academie, bestaan. Het programma der Academiedagen (zie bijlage) draagt de goedkeuring der leden weg. Overeengekomen wordt voorts, dat de delegatie o.m. zal bestaan uit de leden van het Bestuur, de leden der Academie, die tevens buitenlandse leden zijn van de Koninklijke Nederlandse Akademie, te weten de heren Blancquaert, Baur en Grootaers, en de heer J. Kuypers. De drie overige gedelegeerden zullen later aangewezen worden.
9. Vergadering van de Bestuurscommissie. Publicaties der Academie. - 1) In haar vergadering van 9 Juni ll. nam de Bestuurscommissie kennis van de prijsaanbiedingen die ter secretarie ingekomen zijn ingevolge de beperkte aanbesteding van het drukken van het werk Leuvensch Taaleigen, II deel, door Dr. Leo Goemans, Bestendige Secretaris der Academie. Zeven firma's werden aangeschreven; slechts twee: Erasmus (Ledeberg-Gent), en George Michiels (Tongeren), deden een offerte. Na onderzoek ervan en onderlinge vergelijking van de ingezonden proefblaadjes, besloot de Bestuurscommissie aan de Academie voor te stellen, het drukken van het werk aan de firma G. Michiels toe te wijzen. De Academie gaat met dit voorstel accoord. Aan de Heer Minister van Openbaar Onderwijs zal worden gevraagd deze beslissing te willen goedkeuren. 2) In dezelfde vergadering heeft de Bestuurscommissie er kennis van genomen, dat de door de Academie in 1952 bekroonde verhandeling, De Kroniek van P.L. Tak, door Walther Thys, vermoedelijk door een bekende Nederlandse uitgeversfirma zal gepubliceerd worden. De Commissie is van oordeel, dat metde firma, die in België veel connecties heeft, zou dienen onderhandeld te worden over de mogelijkheid om tegen bepaal- | |||||||||||||||||||
[pagina 285]
| |||||||||||||||||||
de voorwaarden een aantal exemplaren van het werk af te nemen. Indien de Academie hiermede instemt, zal het Bestuur over deze aangelegenheid met de betrokken firma en het Beheer van Schone Kunsten overleg plegen. De Academie verklaart zich met deze oplossing accoord. 3) Ten slotte wordt een nieuwe regeling in het vooruitzicht gesteld betreffende het toekennen van de jaarlijkse kredieten, die op de begroting der Academie voor haar publicaties en haar jaarlijkse prijzen ingeschreven zijn. Deze regeling is in alle opzichten gunstig te noemen. Nadere bijzonderheden kunnen echter thans nog niet publiek gemaakt worden. De Academie verklaart er zich principieel mede accoord.
10. Gemengde Commissie voor de Nederlandse Technische Taal. - Ingevolge de beslissing die in de vergadering van 28 April l.l. getroffen werd, hadden de heer Haesaert, Vaste Secretaris van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België, en de Adjunct-Secretaris van onze Academie op 21 Mei l.l. een onderhoud met de heer J. Kuypers, kabinetschef van de heer Minister van Openbaar Onderwijs, in verband met de werkzaamheden van de Gemengde Commissie voor de Nederlandse Technische Taal, en met de financiële middelen, waarover deze diende te beschikken om doelmatig werk te kunnen verrichten. Ingaande op het verzoek van de heer kabinetschef hebben de beide secretarissen in gezamenlijk overleg een ontwerp van begroting opgemaakt, dat voor advies overgemaakt werd aan Prof. Dr. A.J.J. Van de Velde, Voorzitter der Commissie.
11. Eretekenen der Nationale Orden. - Uit de antwoorden op het schrijven dat tot de leden der Academie werd gericht met betrekking tot het toekennen van de eretekenen in de Nationale Orden, is gebleken dat aan vijf onder hen het ereteken niet werd verleend, waarop zij, als Academieleden, menen recht te hebben. Het Bestuur heeft er, bij brieve van 9 Juni, bij de Minister van Openbaar Onderwijs op aangedrongen, dat ook voor de vijf betrokken leden met de gedane voorstellen rekening zou gehouden worden.
12. Jaarlijkse Openbare Vergadering. - Het Bestuur overweegt de mogelijkheid om Prof. Dr. Tagliavini, erelid der Aca- | |||||||||||||||||||
[pagina 286]
| |||||||||||||||||||
demie, in onze jaarlijkse openbare vergadering als spreker te laten optreden.
13. Vergadering op Beauvoorde. - De buitengewone vergadering op het kasteel Beauvoorde is voorzien voor Woensdag 14 Juli as. Het Bestuur verlangt vooraf de Academie te raadplegen over de wenselijkheid om ook dit jaar op het kasteel bijeen te komen. Beslist wordt deze vergadering te houden op Donderdag 22 Juli.
14. Commissie der Publicaties. - Bij 't overdrukken van het verslag van Prof. Dr. A. van Loey over de zitting der Commissie op 3 Maart l.l. (Verslagen en Mededelingen, blz. 184) werd in de opgave van de namen der aanwezigen die van Prof. Dr. E. Rombauts vergeten. | |||||||||||||||||||
Mededelingen namens de Vaste Commissies.I. - Vaste Commissie voor Cultuurgeschiedenis.De heer J.F. Vanderheyden, wd. secretaris, legt verslag ter tafel over de zitting der CommissieGa naar voetnoot(1).
Waren aanwezig: de heren Lateur, Baekelmans, Claes, De Backer (Ondervoorzitter), Walschap (Voorzitter), Gilliams en Vanderheyden. Hospiterende leden: de heren Muls, Grootaers, Blancquaert, Van Eeghem, Kuypers, Schmook, Van Loey.
Op de agenda komt een lezing voor door Prof. Dr. Fr. de Backer, lid der Academie, over Continentaal Engels.
Spreker geeft enkele bevindingen ten beste betreffende merkwaardige verschillen tussen het Engels, gesproken en geschreven in de Britse Eilanden, en 't Engels, in woord en schrift op het Europees Vasteland. De behandelde afwijkingen worden systematisch gegroepeerd volgens de oorzaken of aanleidingen tot differentiëring. Zijn daar eerst de verschillen voortvloeiend uit de eigenaardigheden van de uitspraak van het Engels zelf, uitspraak die nu nog in volle evolutie verkeert, (klinkers, stemhebbende eindconsonanten, | |||||||||||||||||||
[pagina 287]
| |||||||||||||||||||
klemtoon, rythme). Bijzonder hachelijk is de invloed van een weinig verzorgde uitspraak van eigen taal. De verouderde spelling van het Engels zelf is eveneens een bron van moeilijkheden en van fouten in geschrift en uitspraak. Het groot aantal homoniemen, de vaak verbijsterende graphie en uitspraak van de eigennamen, de wassende vloed van de afkortingen, de schijnbare, maar misleidende woordovereenkomsten, de zogenaamde ‘faux amis’, de vermeende synoniemen, de eigen orde der woorden in bepaalde staande uitdrukkingen, 't gebruik der tijden, en dan de voorzetsels zijn zoveel andere categorieën van gevallen waarin het Engels zijn eigen weg ging en gaat, en waar het de argeloze vreemdeling strikken spant. Talrijke rake voorbeelden illustreren deze uiteenzetting. Aan de korte bespreking die volgt nemen deel: de heren Blancquaert en Grootaers. De lezing zal in de Verslagen en Mededelingen opgenomen worden. | |||||||||||||||||||
II. - Vaste Commissie voor Onderwijs en Nederlandse Lexicographie.De heer Van Loey, lid-secretaris, legt verslag ter tafel over de zitting der CommissieGa naar voetnoot(1).
Waren aanwezig: de heren Muls, Carnoy, Grootaers, Blancquaert, Baur, Van Eeghem (Voorzitter), Lindemans, Kuypers (Ondervoorzitter), De Baere, Van Loey (secretaris), Foncke. Hospiterende leden: de heren Lateur, Van de Wijer, Walschap, Rombauts, Vanderheyden en Van de Velde, binnenlands erelid. Op de agenda komt een lezing voor door Dr. J. Lindemans, lid der Academie: De diminutiefvormen van Onl. magid, voornamelijk in de Zuidbrabantse dialecten. In de Zuidbrabantse dialecten, aldus Spreker, komen van onl. magid allerlei diminutiefvormen voor, die hij zowel formeel als semantisch ontleedt. De vermenigvuldiging van die vormen | |||||||||||||||||||
[pagina 288]
| |||||||||||||||||||
is veroorzaakt door velerlei nuances, van neutraal tot liefkozend en depreciërend, van de betekenis van het woord voor meisje. Ook de werkzaamheden, de sociale en burgerlijke stand vinden hierin uitdrukking. De veelheid der vormen biedt allerlei moeilijkheden bij de verklaring er van: opstapeling van suffixen (bijv. so + ijn in meidsen: meisen, meidskijn: meiske, de umlaut (meeghden), de syncope van d en g (medeken), de dialectische evolutie (maasen, moke uit maagdeke, mereke uit medeke). Sommige dialectvormen blijken een grote expansiekracht te hebben (maske). Spreker heeft dit onderwerp slechts aangesneden: het biedt stof voor een ruim opgevatte studie.
Na het dankwoord van de Voorzitter wordt besloten de lezing in de Verslagen en Mededelingen op te nemen. Aan de gedachtenwisseling namen deel: de heren Blancquaert, Van Loey, Grootaers, Kuypers, Rombauts, Foncke. | |||||||||||||||||||
III. - Commissie voor Moderne Letteren.De heer G. Schmook, lid-secretaris, legt verslag ter tafel over de zitting der Commissie.
Waren aanwezig: de heren Lateur, Muls, Baekelmans, Claes, De Backer (Voorzitter), Walschap (Ondervoorzitter), Kuypers, Schmook (Secretaris), Gilliams, Vanderheyden. Hospiterende leden: de heren. Carnoy, Blancquaert, Baur, Van Eeghem, Lindemans, De Baere, Van loey, Foncke en Van de Velde, binnenlands erelid. Op de agenda komt een lezing voor door Prof. Dr. E. Rombauts, lid der Academie: Traditie en Vernieuwing in de Zuidnederlandse Letterkunde van de 17e eeuw (tweede deel). In deze tweede lezing wil Spreker aantonen hoe de vernieuwende geestelijke stromingen van de 16e eeuw zich in zekere mate ook in het Zuiden in de 17e eeuw hebben doorgezet. In de eerste plaats geldt dit voor de Renaissance: de amoureuze lyriek van Justus de Harduyn, de luimige en geestige karakterschets van Richard Verstegen en het classieke drama in Senecaanse geest, door Willem van Nieuwelandt te Antwerpen ingevoerd, openbaren er belangrijke aspecten van. De Hervorming moet evenwel | |||||||||||||||||||
[pagina 289]
| |||||||||||||||||||
wijken voor de Contra-Reformatie, in welke beweging zich de godsdienstige vernieuwing in het andermaal katholiek geworden Zuiden zeer krachtig laat gelden. Van haar ontvangen àlle kunsten, ook de letterkunde, een sterke toevoer van religieuze inspiratorische krachten. Het overwegend geestelijk uitzicht leidt ongetwijfeld tot een zekere eenvormigheid; deze sluit nochtans geen nuancering noch verscheidenheid uit, daar de nieuwe of de hervormde kloosterorden, die ijverig aan het litteraire leven deelnemen, alle hun eigen geest en spiritualiteit in hun geschriften tot uiting laten komen. Bovendien hebben zij er in belangrijke mate toe bijgedragen om hier bekendheid te geven aan de werken der Spaanse mystici. Het geestelijk toneel levert ten slotte het beste bewijs voor de stelling dat zich in een traditioneel genre - zo traditioneel dat het ten onrechte als typisch middeleeuws doorging - zowel in godsdienstig als in artistiek opzicht en vernieuwing kon doorzetten, eigen aan de geestesgesteldheid en de kunstvormen van de eigen tijd. Zo biedt het litteraire leven van de zuidelijke Nederlanden - en het geestesleven in het algemeen - een beeld, dat in menig opzicht afwijkt van dit der noordelijke gewesten. Hoewel het, krachtens zijn sterk traditioneel karakter, in sterkere mate dan zulks voor het Noorden het geval is, aansluit bij het middeleeuwse verleden, differenciëert het zich hiervan toch duidelijk, en schakelt het zich daarentegen in het culturele leven der zuid-europese landen in. Aan de bespreking nemen deel de heren Muls, Foncke en Schmook. De Voorzitter wijst op de grondige kennis, waarvan deze lezing getuigenis aflegt; hij wenst er Spreker geluk mede. De tekst zal in de Verslagen en Mededelingen opgenomen worden. | |||||||||||||||||||
IV. - Vaste Commissie voor Middelnederlandse Taal- en Letterkunde.Prof. Dr. E. Rombauts, lid-secretaris, legt verslag ter tafel over de zitting der Commissie. Waren aanwezig: de heren Carnoy, Van de Wijer, Grootaers, Blancquaert, Baur, Van Eeghem (Voorzitter), Lindemans, De Baere (Ondervoorzitter), Rombauts (Secretaris), Van Loey, Foncke. | |||||||||||||||||||
[pagina 290]
| |||||||||||||||||||
Hospiterende leden: de heren Baekelmans, Claes, Lateur, Muls, Teirlinck, Schmook, Vanderheyden en Walschap.
Agenda: 1) Al lezend in de ‘Middelnederlandse Gedichten, Liederen, Rijmspreuken en Exempelen, uitgegeven door Dr. Luc Indestege. Korte mededeling door Prof. Dr. R. Foncke, lid der Academie. Spreker stipt aan dat hij van het 6e gedicht, opgenomen in de keurige uitgave van de ‘Middelnederlandse Gedichten, Liederen, Rijmspreuken en Exempelen’, door ons medelid Dr. Luc Indestege uitgegeven naar een voor korte tijd ontdekt handschrift uit het klooster ‘Ter Noot Gods’ te Tongeren, de beginstroof terugvond op een verzoekschrift van het jaar 1567, uit de pen van Floris Weerts, onderwijzer te Mechelen. Verder komt in de 26ste stroof van hetzelfde gedicht de benaming ‘bonifant’ voor, die men niet hoeft te verstaan als ‘koorknaap’ of ‘vondeling’ wel als: arme scholier, student van onbemiddelde ouders. Enkele inlichtingen worden dan verstrekt over de gestichten van bonefanten in onze gewesten, vooral over dat te Mechelen en te Leuven. 2) Nieuws over Jan van Stijevoort. Korte mededeling door Dr. C. de Baere, lid der Academie. Op de lijst van de ‘groote Schole’ te Hasselt, aldus Spreker, komt in 1533-1534 zekere Mr. Jan van Stijevoort voor. Uit het feit dat Jan van Stijevoort, de samensteller van de bekende Refereinenbundel, in 1533 zijn vicarie te Utrecht tegen een prebende verruilde, misschien omdat hij de stad verliet, en die ruil in December 1934 ongedaan maakte, meent spreker te mogen afleiden dat het hier een en dezelfde persoon zou kunnen gelden. Aanvaardt men die stelling, dan is meteen de vraag opgelost van waar Jan van Stijevoort, priester uit het bisdom Luik, afkomstig was. In het contract dat de rector Jan Steyvort met de Hasseltse magistraat sloot, noemt hij zich inderdaad M. Jan Steyvort van Zuylder, d.i. de Limburgse gemeente Zolder.
3) Lexicologische Sprokkelingen, door Dr. W. van Eeghem, lid der Academie. Spreker behandelt achtereenvolgens de woorden ewat, twintach, sevéne, largent, medecoepers. Omstandig toont hij aan, dat deze woorden ofwel nieuwe bewijsplaatsen uitmaken (ewat, sevéne, | |||||||||||||||||||
[pagina 291]
| |||||||||||||||||||
largent), ofwel de woordenschat komen verrijken (twintach, medecoepers), ofwel een paar cruces uit de wereld helpen (medecoepers). In een geval besluit hij met een hypothese (ewat). Wegens het gevorderde uur stemt de spreker er in toe het tweede gedeelte van zijn lezing in de Octobervergadering van de Commissie te houden. Hij zal dan meer in het bijzonder handelen over de nog overblijvende woorden banckenteren en sterre. | |||||||||||||||||||
Mededelingen namens de Commissie van Advies bij het N.F.L.De voorstellen van de Commissie van Advies werden bij de beschrijvingsbrief gevoegd. Ze hebben betrekking op het verlenen van subsidiën aan de schrijvers van ingezonden werken, alsmede op het uitbetalen van het vastgestelde bedrag voor de publicatie van het 6de deel: Rauschendes Ried, keuze uit de gedichten van Guido Gezelle, in de Duitse reeks der ‘Bibliotheca Flandrica’, en van het leesgeld aan de leden van de bevoegde leescomité's. Deze voorstellen worden eenparig aangenomen. | |||||||||||||||||||
Dagorde.1. Nederlandse-Literatuurgeschiedenis. - De heer J. Kuypers bracht verslag uit over de gedachtenwisseling die hij, als gedelegeerde van de Academie, met de voorzitter en de secretaris van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden heeft gehad met het oog op het schrijven van een Geschiedenis der Nederlandse literatuur, hoofdzakelijk voor de 19de eeuw, waarin de literatuur van Noord- en Zuid-Nederland als een geheel zou behandeld worden. Redactie en uitgave zouden bezorgd worden, in gemeen overleg, door de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde en de Koninklijke Vlaamse Academie. Spreker geeft kennis van de voorlopige besluiten die, na grondig onderzoek, getroffen werden. Feitelijk bestaan er twee plannen voor zulke uitgave. Enerzijds het plan van de Nederlands-Belgische Commissie, die aanstuurt op de publicatie van een enigszins propagandistisch bedoelde | |||||||||||||||||||
[pagina 292]
| |||||||||||||||||||
brochure, met vrij veel illustraties versierd en bestemd om in verschillende talen overgezet en met een bloemlezing aangevuld te worden. Dit eerste plan gaat dus de Academie niet rechtstreeks aan. Anderzijds zouden de Koninklijke Vlaamse Academie en de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde een wetenschappelijk gedegen werk tot stand brengen, uitsluitend voor het Hollands-Vlaams publiek bestemd, en dat eveneens de 19de en de 20ste eeuw zou bestrijken. Van vertaling zou daarbij geen sprake zijn: het geldt nl. uitsluitend een Nederlands-Belgische publicatie voor intern gebruik. Deze aangelegenheid, aldus besluit de heer Kuypers, zou door het Bestuur van beide organismen nader dienen onderzocht te worden.
De Bestuurder dankt de heer Kuypers voor zijn belangrijke mededeling. Voorgesteld wordt deze zaak toe te vertrouwen aan een beperkte Commissie, die zou bestaan uit het Bestuur en twee leden, door de Academie aan te duiden. De heren Baur en Kuypers aanvaarden deze opdracht.
2. Formule betreffende de onderscheidingen in de Nationale Orden. - De nieuwe tekst van de formule die bij de beschrijvingsbrief gevoegd was, wijkt vrij aanzienlijk af van die welke enige tijd geleden naar de bijzondere Commissie verzonden werd. De nieuwe formule wordt aangenomen met een lichte wijziging die er, op voorstel van de heer Baur, aan toegebracht werd. Zij zal aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken overgemaakt worden.
3. Wedstrijd in Nederlands Opstel. Keurraad. - Werden als leden van de keurraad, op voorstel van het Bestuur, aangewezen: de heren Foncke en Van Eeghem voor het Officieel Onderwijs, E. Pr. Van Mierlo en de heer De Baere voor het Vrij Onderwijs.
4. Aangeboden Boek. - Door de heer Grootaers wordt aan de Academie aangeboden het werk van zijn zoon, Dr. Jan Grootaers, Maskerade der Muze, dat handelt over vervalsing, namaak en letterdiefstal in eigen en vreemde letterkunde. | |||||||||||||||||||
[pagina 293]
| |||||||||||||||||||
De Bestuurder dankt Prof. Grootaers en de schrijver voor deze vriendelijke attentie ten opzichte der Academie. | |||||||||||||||||||
Geheime Zitting.1. Lidmaatschap. Verkiezing. - Er wordt overgegaan tot de benoeming van een nieuw lid ter vervanging van wijlen Prof. Dr. P. Sobry. Vooraf werden de heren Vanderheyden en Van Loey als stemopnemers aangeduid. Verkozen wordt Prof. Dr. J.L. Pauwels, Leuven. Deze benoeming zal onverwijld aan de Minister van Openbaar Onderwijs medegedeeld worden met verzoek ze aan Z.M. de Koning ter goedkeuring te willen voorleggen.
2. Prijsvragen voor het jaar 1956. - De prijsvragencommissie vergaderde op 9 Juni. Zij nam kennis van de elf door leden van de Academie ingezonden onderwerpen: vijf letterkundige, vijf taalkundige en één folkloristisch. Besloten werd ook ditmaal vijf vragen ter beantwoording op te geven, bij de keuze waarvan met de wensen van de stellers rekening gehouden werd. Met de volledige vragenlijst werden tegelijk de voorstellen van de Commissie bij de beschrijvingsbrief gevoegd. Deze werden door de vergadering aangenomen. Het bedrag van elke prijsvraag werd op 10.000 Fr. vastgesteld. | |||||||||||||||||||
Prijsvragen voor 1956Gevraagd worden:
| |||||||||||||||||||
[pagina 294]
| |||||||||||||||||||
De antwoorden dienen uiterlijk op 10 December 1955 aangetekend ter secretarie ingezonden te worden.
3. Verslagen van de Keurraden.Ga naar voetnoot(1)
A. Jaarlijkse Academische prijzen.
1. De dichter Guilliam van Niewelandt en de Senecaans-classieke Tragedie in de Zuidelijke Nederlanden, ingezonden onder kenspreuk ‘Edel Brabant were di!’ De Keurraad, samengesteld uit de heren Rombauts, Van Eeghem en Van Mierlo, is, na lezing van de verslagen in de daaromtrent gevoerde bespreking, eenparig van oordeel, dat het voorgelegde prijsantwoord voor bekroning en uitgave in aanmerking komt. Het spreekt echter vanzelf dat, in dit laatste geval, de schrijver ernstig rekening zal dienen te houden met de in voornoemde verslagen gemaakte op- en aanmerkingen. Aldus de heer Van Eeghem. Deze conclusies worden door de Academie aangenomen. De schrijver van het werk is de heer Dr. A.A. Keersmaekers, Huize Groenendaal, Beerse.
2. Bijdrage tot de kennis van het gebruik en de flexie van het werkwoord zullen in de 16e eeuw. De heer Van Loey deelt mede dat de drie leden van de Keurraad, t.w. de heren Van Loey, Blancquaert en Carnoy, het er over eens zijn dat het antwoord, ondanks zekere onmiskenbare verdiensten en hoedanigheden, niet voor onmiddellijke bekroning in aanmerking kan komen. Derhalve stellen zij voor de vraag één jaar aan te houden. De aanwezigen stemmen met dit voorstel in. De verslagen zullen echter niet gepubliceerd noch aan de schrijver ter inzage medegedeeld worden. Naar aanleiding van dit verslag uit de heer Van Loey de wens, dat aan elk der drie leden van de keurraden voldoende tijd zou gegund worden voor de lectuur van de ingezonden verhandelingen. | |||||||||||||||||||
[pagina 295]
| |||||||||||||||||||
Dit is te bereiken door de tijd, die verloopt tussen de datum waarop ze aan de eerste commissaris ter hand gesteld worden, en die waarop de verslagen ingediend worden, onder de drie commissarissen gelijkmatig te verdelen. De Academie verklaart zich hiermede accoord.
3. De Taalschat van het laat-middelnederlandse ‘Kuerbouc van Werveke’ ingezonden door ‘steter Tropfen hölt den Stein’. Leden van de Keurraad waren: de heren Blancquaert, Grootaers en Van de Wijer. Zij besluiten, aldus de heer Blancquaert, tot bekroning van het antwoord. Wordt het echter gepubliceerd, dan dient de schrijver bij het persklaar maken van zijn ms. rekening te houden met de aan- en opmerkingen van de beoordelaars. De Academie sluit zich bij deze conclusies van de keurraad aan. De schrijver van het werk is de heer Alfred Vermeersch, Tenbrielenlaan 132, Wervik.
4. Op de vraag over de Folklore van het Joeltijdperk werden twee antwoorden ingezonden:
Namens de Keurraad, samengesteld uit de heren Foncke, De Baere en Claes, gaf de heer De Baere lezing van het volgende door de heer Foncke geredigeerd samenvattend verslag. Het eerste antwoord, onder kenspreuk ‘Sol novus oritur’, slechts 64 blz. groot, beperkte het onderzoek eigenmachtig tot een studie van de kerstboom in Vlaanderen, in hoofdzaak aan de hand van de uitkomsten van een persoonlijk ingesteld enkwest over opkomst en verspreiding van het bedoelde gebruik hier te lande. Wel mag de dissertatie op zekere goede eigenschappen bogen; er zijn echter nog meer bezwaren er tegen, zowel wat taal en stijl en zelfs bepaalde beweringen van de Schrijver aangaat. Het grote bezwaar tegen deze verhandeling is echter, dat zij, zoals trouwens uit de titel voldoende blijkt, slechts een klein gedeelte van het opgegeven onderwerp behandelt. De drie Commissarissen zijn het er dan ook over eens, dat zij voor de bekroning niet in aanmerking kan komen. | |||||||||||||||||||
[pagina 296]
| |||||||||||||||||||
Veel, veel meer verzorgd, innerlijk en uiterlijk vooral, komt het tweede omvangrijke antwoord door ‘Slaet d'oghe op Christi cribbe’, voor, verlucht met foto-afdrukken en tekeningen, dadelijk aan te voelen als werk van iemand, die op het gebied van folkloristische uiteenzettingen geen beginneling is; het is wetenschappelijk geordend, uitgediept volgens de aan de volkskunde noodwendig ten grondslag liggende opvatting dat ze tegelijk overleveringsgeschiedenis en kennis van het heden is; verrijkt met goed in 't oog te houden bijlagen en reeds voorzien van nuttige indexen. Deze schrijver heeft echter beslist eer te veel dan te weinig aan de hand gedaan! Zijn onderscheiden hoofdstukken liggen op menige blz. overwoekerd met overtollige mededelingen van bibliografische of literairhistorische of kunsthistorische aard. Hij maakt zich nog te veel schuldig aan tekortkomingen en zelfs vergissingen in het hanteren van zijn wetenschappelijk apparaat. Desniettemin hebben wij respekt voor het vele nieuwe en belangrijke, dat hij bezorgt. Om de reeds veelal doorslaande hoedanigheden van dit werk is de steller van de vraag de mening toegedaan dat het antwoord zeker nog niet in zijn huidige vorm drukwaardig heten mag, doch alleszins verdient bekroond te worden met de uitgeloofde prijs. De beide andere commissarissen sluiten zich bij dit voorstel aan. Het kan, menen wij, het wetenschappelijk gezag van de Academie niet in de geringste mate in het gedrang brengen, vermits zij haar uiteindelijk ‘imprimatur’ onthoudt aan dit geleerd werk, met de uitkomsten van veel kennis en ingespannen arbeid, in zijn huidige gedaante. De Academie beaamt de conclusie van de verslaggevers. De schrijver van het werk is de heer Herve Stalpaert, Huize Biekorf, Bossuytlaan, 9, Assebroek (Brugge).
B. - Fondsprijzen.
1. August Beernaertprijs (1952-1953). - De meerderheid van de Keurraad, samengesteld uit de heren Baur, Gilliams, Walschap, De Baere en Vanderheyden, stelt voor de prijs toe te kennen aan Dr. R.F. Lissens voor zijn werk De Vlaamse Literatuur van 1780 tot heden. | |||||||||||||||||||
[pagina 297]
| |||||||||||||||||||
2. Karel Bouryprijs (1950-1953). - De Keurraad, bestaande uit de heren Fl. Alpaerts, lid van de Koninklijke Belgische Academie, Schmook en Van Eeghem, stelt voor de verzameling van 9 liederen te bekronen, ingezonden door de heer Ivo Ceulemans.
3. Nestor de Tièreprijs (1952-1953). - De Keurraad was samengesteld uit de heren Teirlinck, Monteyne en De Baere. Eenparig wordt voorgesteld de prijs toe te wijzen aan de heer Marcel Coole voor zijn toneelspel Dat moeilijk leven, en tevens met ere te vermelden Sauternes 1921 door J. van Hoeck.
4. Joris Eeckhoutprijs (1952-1953). - De Keurraad, samengesteld uit de heren Kuypers, Gilliams en De Backer, stelt voor het enige ingezonden werk, De psychologische Figuur van Karel van de Woestijne, door Albert Westerlinck, te bekronen. De Academie keurt de voorstellen van de Keurraden met betrekking tot de toekenning van de vier voormelde prijzen goed. - De samenvattende verslagen zijn in dit nummer van de Verslagen en Mededelingen opgenomen. | |||||||||||||||||||
Bijlage
|
Donderdag, 14 October 1954. | |
Vooravond, (ongeveer 7 uur): | Aankomst en ontvangst van de gasten in het Trippenhuis. |
Na-avond: | Receptie van het Gemeentebestuur in het Stedelijk Museum. |
Vrijdag, 15 October 1954. | |
9,30 uur: | Opening door de voorzitter in het Instituut voor de Tropen.
Openingsvoordracht door J.Th. Thijsse. |
Lezingen, Let.: | Stutterheim (Ned.) Wet.: P. Putzeys (Belg) E.W. Hofstee (Ned.) L. Massart (Belg) Lunch. |
Ongeveer 5 uur: | Eventueel: ontvangst van de gasten, bestuur en commissie door H.M. de Koningin der Nederlanden. |
Ongeveer 7 uur: | Galamaaltijd aangeboden door de Regering in het Muiderslot. |
Zaterdag, 16 October 1954. | |
10 uur: | Trippenhuis - Werkvergadering.
Uitgebreide lunch in het Instituut voor de Tropen. Algemene voordracht door Prof. Dr. E. Blancquaert. Slotrede (Belg). Sluiting. |
Er worden tien leden per Academie uitgenodigd.
- voetnoot(1)
- Als sprekers traden nog op: de heren L. Baekelmans, Maurice Roelants en Johan de Meester. Bij deze gelegenheid werd de film Herman Teirlinck vertoond, die in opdracht van het Ministerie van Openbaar Onderwijs vervaardigd werd door H. Storck.
- voetnoot(1)
- Te Brugge, 16 Mei.
- voetnoot(1)
- Te Brugge, 16 Mei.
- voetnoot(1)
- Zie blz. 345