Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1954
(1954)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 47]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vergadering van 17 Februari 1954.Aanwezig: de heren M. Gilliams, Bestuurder, en Ger Schmook, Onderbestuurder; de heren leden: Fr. Lateur, Prof. Dr. L. van Puyvelde, Prof. Dr. H. Teirlinck, Prof. Dr. J. Muls, Prof. Dr. A. Carnoy, Prof. Dr. J. van Mierlo, Prof. Dr. J. van de Wijer, L. Baekelmans, Dr. E. Claes, Prof. Dr. E. Blancquaert, Prof. Dr. Fr. Baur, Dr. W. van Eeghem, Dr. J. Lindemans, Prof. Dr. Fr. de Backer, G. Walschap, Dr. C. de Baere, Prof. Dr. E. Rombauts, Prof. Dr. A. van Loey, Prof. Dr. R. Foncke, Prof. Dr. J.F. Vanderheyden, en Dr. H.J.E. Endepols, buitenlands erelid.
Verontschuldigd: de heren Dr. L. Goemans, Bestendige Secretaris, Prof. Dr. L. Grootaers en J. Kuypers.
* * *
Herdenking van het overlijden van Z.M. Koning Albert. - Bij de opening van de vergadering wordt, op verzoek van de Voorzitter, een minuut ingetogen stilte gewijd aan de nagedachtenis van Z.M. Koning Albert, naar aanleiding van de 20ste verjaring van zijn overlijden.
* * *
De notulen van de vergadering van 20 Januari worden goedgekeurd.
* * *
Rouwhulde aan wijlen Prof. Dr. P. Sobry. - Voor de rechtstaande vergadering brengt de heer M. Gilliams, Bestuurder, een piëteitvolle hulde aan de nagedachtenis van wijlen onze betreurde collega, Prof. Dr. P. Sobry, de 25ste Januari overleden. De tekst van zijn rede is in dit nummer van de Verslagen en Mededelingen opgenomen.
* * * | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 48]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Drie Academieleden jarig. - Na de hulde aan een dierbare dode, een hulde aan de levenden: drie leden van de Academie nl. worden door de Bestuurder ter gelegenheid van hun verjaring in de bloemen gezet: de heren Dr. L. Goemans, Bestendige Secretaris, L. Baekelmans en H. Teirlinck.
De heer Goemans was, spijtig genoeg, wegens gezondheidsredenen verhinderd de vergadering bij te wonen. ‘Hij zou door mij,’ aldus de Bestuurder, ‘in de volgende bewoordingen gefeliciteerd geworden zijn’:
Waarde Collega Goemans,
De taak, U geluk te mogen wensen ter gelegenheid van Uw 85ste verjaardag, is zeer vererend. In ons hart zijt ge, voor ieder van ons, een voorwerp van bewondering. Gij leeft in onze gedachten als ‘Mijnheer de Bestendige Secretaris’; onze eerbied voor U is met gemoedelijkheid gemengd, wat slechts onder vrienden het geval mag zijn. Het wordt bijna een gemeenplaats, U een man van traditie te noemen. En toch, waarom er ook vandaag niet aan herinneren, dat ge op traditie gesteld zijt en ze ons voorhoudt als een Academische deugd waar jong en oud altijd wel bij vaart. Want zij is een eigenschap van den bloede; op alle andere bedenkingen of onverwachte wendingen van het dagelijks bestaan moeten wij haar voorrang helpen handhaven. Uw voorbeeld leert het ons; wij volgen uw voorbeeld. Uw liefste bekommernis ging naar de philologie. Aan ieder werk van betekenis is wijsheid verbonden. Ieder werk van betekenis is de uiting van een soort levenskunst. En voor U is de philologie geen dode wetenschap van lees- en zwijgtekens, van spreek- en schrijfvormen. Ze is de uiting, in rijke en geschakeerde verscheidenheid, van een humane, historische realiteit. Aldus gezien, is de philologie een soort van privilege, enkel aan de van nature aandachtigen verleend die haar kunnen opvoeren tot een bezit, dat boven de ambities reikt. De Academie is U dankbaar voor alles wat gij in de loop der jaren tot haar bloei hebt bijgedragen. Wij wensen U, Waarde Collega, uit het hart proficiat met Uw verjaardag. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 49]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hierna richt de Bestuurder het woord tot collega Baekelmans:
Waarde Collega Baekelmans,
Wat ik u vandaag, ter gelegenheid van uw 75ste verjaardag, nog te zeggen heb, is maar een vage weerklank van de woorden die ik ter ere van uw persoon en uw werk, te Antwerpen, mocht uitspreken. Men heeft u dezer dagen veel en op vele plaatsen gevierd. Ge zijt vermoeid door de stroom van sympathie die u bereikte. Er scheen houden noch binden aan de geestdrift waarmede men om strijd uw verdiensten en uw karakter prijzen wou. Een grote gouden zon van vriendschap verlicht en verwarmt de herfst van uw leven in zulke ruime mate als het maar weinigen vergund wordt te genieten. Ik meen, dat ge tevreden zijt. Niemand in onze letterkundige geschiedenis ontving een blijk van waardering, een erkenning van zijn prestige, zoals u er een ontving: - ik denk aan de luxueuse wederopbouw van het Museum voor het Vlaamse Cultuurleven en de Letterkunde, te Antwerpen, dat, symbolisch gesproken, het geschenk op uw verjaardag is geweest. Om er geen andere woorden voor te zoeken: het is een prinselijk geschenk. Onze Academie vergeet niet licht uw bezadigd en voorzienig optreden; ge hebt in ons genootschap harde tijden mede gemaakt. Ik meen, in ons aller naam, te mogen constateren, dat uw optreden niet in het nadeel van onze eer en reputatie is uitgevallen. Wij feliciteren u met uw 75ste verjaardag en danken u voor uwe aanwezigheid en uw werk.
Ten slotte wendt hij zich tot de heer H. Teirlinck:
Waarde Collega Teirlinck,
Ik moet er u niet aan herinneren, ter gelegenheid van uw 75ste verjaardag, dat ge een verbazingwekkende verschijning zijt in onze letteren. Ge weet het immers, beter dan iemand het zeggen of bewijzen kan. En toch stel ik het op prijs, deze woorden in uw aanwezigheid uit te spreken opdat ge weten zoudt: dat we uw boeken altijd met een tikje ongerustheid lezen en onze ongerustheid van lieverlede als een speciaal soort van genot ervaren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 50]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Uw geestelijke formatie is overwegend Latijns; van de Latijnen hebt ge de mordante expressie geleerd en het lenige vermogen om over de goede en kwalijke dingen des levens op behoorlijke, welgemanierde wijze uw mening te schrijven. Quasi nonchalant, in een altijd verzorgde artistieke vorm, hebt ge uw geraffineerde opvattingen over deugd en ondeugd medegedeeld, op gevaar af - want ze zijn bedenkelijk om er het oor aan te verlenen - dat ze uw lezer bekoren. Die schijnbaar speelse maar in de grond vernuftige gravure van uw pen hebt ge met uw grote vriend wijlen Karel van de Woestijne gemeen; ook hij schreef sierlijk en pijnlijk treffend over de goede en kwalijke dingen, over deugd en ondeugd op zulke wijze, dat de biechtvaders er zouden van huiveren indien ze de diepe zin van zijn proza snapten. Maar als ik aan uw boeken denk, aan de bittere psychische constitutie van uw personages en de vlijmende geestelijke suppliciën waaraan ze worden blootgesteld: dan komt het me voor, dat Van de Woestijne, in weerwil van zijn intuïtieve bekendheid met wereld en mens, achteraf op naïeve wijze schrikte en beefde voor de decadente ontrafeling van zijn litteraire helden en onderwerpen. In een prozabundel als ‘Janus met het dubbele voorhoofd’ waren de paarsverziekte verhalen ‘Blauw-baard of het zuivere Inzicht’ en ‘De Zwijnen van Kirkè’ opgenomen; in dezelfde prozabundel lezen we ‘Christophorus’ en de ‘Drie gevoelerige Parabelen’ als zorgvuldig voorbereide repentirs. Van de Woestijne kende altijd de helende remedie voor zijn dwalingen en afwijkingen. Zijn zelf-vermaledijding, zijn walg waren het natuurlijk gevolg van zijn Christen-zijn. Hij wist zeer goed, dat het aan Christenen verboden is om de eigen of andermans troebele zwakheden te verheerlijken al was het maar door er spitsvondige analyses aan te wijden; hij mocht, als Christen, de zonde niet voorstellen als de gepaste of noodzakelijke aanleiding van een louteringsproces. Gij, Herman Teirlinck, zijt een heiden (zover het uit uw boeken blijkt). De scrupules van uw vriend zijn de uwe niet. Zoals alle heidenen van waarde zoekt ge uw geestelijk evenwicht te handhaven door middel van de objectieve waarneming, en waar het zijn moet, van de objectieve bejegening of bestraffing van goed en kwaad. Uw analyse is uiteraard verstandelijk toegespitst, voorbereid en uitgevoerd. Uw lezer heeft het raden naar de persoonlijke drijfveer die Herman Teirlinck tot schrijven | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 51]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
noopt over datgene wat hij schrijft. Want alle zelfbeheersing of vermomming ten spijt, blijft ge, zoals alle waarachtige kunstenaars, een individualist, d.i. een persoonlijkheid. Uw objectieve waarneming is niet de waarneming van uw buurman, maar de uwe. Laat het me nog eens anders uitdrukken: uw objectiviteit is misschien een super vorm, een cristallisatie van subjectieve ontdekkingen. Uit uw boeken valt niet uit te maken of ge de passie hebt gekend als persoonlijke belevenis. Doch het komt me al te gemakkelijk voor om u zonder meer als een aestheet te doodverven. Als geen ander auteur in Vlaanderen hebt ge het menselijk schouwtoneel van passies doen daveren en kraken. Gij hebt de wijsvinger uitgestoken in de richting waar het lelijke èn het schone, het verdorvene èn het levenskrachtige in een worsteling op leven en dood gewikkeld was. Het rottende èn het ontluikende in leven en werken wist ge te begrijpen, van u af te stoten of naar u toe te halen. En als uw lezer in het onzekere verkeert om dingen waar hij geen affaires mee heeft, dan ontwaakt er een ironische flits in uw blik. Door het gapende gemeen laat ge u met pleizier voor een (litteraire of verliteratuurde) wreedaard uitschelden. Karel van de Woestijne heeft zich, in proza en poëzie, als een martelaar van het zelfmisprijzen voorgesteld. Gij, Herman Teirlinck, kent enkel de spijt, het leedwezen om de kleinheid en berooidheid van de arme ziel die al eens, menselijkerwijze, onder de temptatie van Satan bezwijkt. En meermaals is het voorgekomen dat ge de kleinheid en de berooidheid caricaturaal hebt voorgesteld. Het was uit afkeer voor het ongure en minderwaardige. Slapheid of versuftheid hebt ge ongenadig aan de kaak gesteld. De crapuleuse tribulaties van uiterlijk nette burgers en zedepredikers hebt ge op hoon onthaald. Ter verontschuldiging van het misgroeide wilde Herman Teirlinck van geen sentimentele motieven horen; hij geeselde zijn slachtoffers en liet ze edik drinken. Doch, - is dit de houding van een harteloze? Uw hartelijkheid is voorwaardelijk, ze berust op een keuze. Ze is selectief, zoals ze bij uiteenlopende figuren als Voltaire en Goethe selectief moet zijn geweest. Daarom waart ge nooit door hartelijkheid verblind om oppervlakkige vriendschappen te sluiten. Ge zijt een intellectueel, in merg en been. Gij koestert eerlijke, gave, mannelijke vriendschap al komt men ze van u niet makkelijk te weten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 52]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Maar bij dit alles zijt ge een ‘gevaarlijk’ schrijver, ik hoef het u niet in het lang en in het breed te vertellen. Gevaarlijk, omdat ge zo gereserveerd, zo beheerst, zo bekwaam en begaafd zijt. Moest ge ons te lijf gaan met dolle overmoed; moest ge ons pramen met een z.g. littérature engagée die op een handjevol anecdotes berust; moest ge ons willen sarren met hatelijkheden omdat we naar uw zin een verkeerde philosophie belijden: we zouden u niet vrezen. Gij zijt een honnête homme, de beschaafdheid in persoon; een heer, verdwaald onder de hoveniers der letteren. Doch in een maatschappij van Atheners zoudt ge voor uw rechters gedaagd worden, omdat ge, zoals Socrates, gevaar voor de jonkheid oplevert. Neen, maak het ons niet wijs: uw eerbiedwaardige voorganger was géén revolutionnair en gij zijt er géén. Revolutionnairs worden aldra door de maatschappij tot haar beste kinderen geconsacreerd om der wille van de verjongingsdaden die ze, in het belang van de maatschappij, verricht hebben. Evenals Socrates zoudt ge uw rechters toeroepen: dat ge gelooft, méér en vaster dan zij; dat ge de wetten kent, beter en begrijpender dan zij. Dit ware genoeg om u bóven de maatschappij te verheffen; men zou het u niet vergeven. Gij hebt ons het levenselixir uit uw toverfilter geschonken, waar onze ogen van schitteren. Wij doorpeilen de duisternis waarin het arme, zotte mensdom danst en hymnen zingt. Vóór de Atheense vierschaar gedaagd, weet en kent ge dieper het onderscheid tussen betamelijkheid en onbetamelijkheid, tussen redelijkheid en gewone wettelijkheid. Doch men zal uw vrije geest zijn koele hoogmoed betaald zetten en u voor de literatuur-historie brandmerken met het vonnis: dat uw kunst ‘een product van glascultuur’ is. Jeroen Bosch beeldde zich af, turend in een glazen koker waarin een doodsbenauwde rat zit opgesloten. De spanning staat op zijn gelaat te lezen terwijl het mensdom, rond hem heen, alle mogelijke dwaasheden bedrijft. Moet men Bosch voor een maatschappelijk onbruikbare piekeraar verslijten omdat hij zijn philosophie op een gewone rat concentreert om de cavalkade van zinnelijk uitgemergelden en eunukken, van idealisten en piskijkers te vergeten die, op wrakke dravers de wereld op- en afrijdt. Niemand en niets is bij machte om de eenzaamheid van Jeroen Bosch te verstoren. Wat ge morgen schrijven zult, Herman Teirlinck, weet niemand. Onlangs zijt ge het Zoniënwoud ingewandeld en hebt | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 53]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
er het gevecht met de Engel bijgewoond. Straks, misschien, zullen al de personages uit al uw boeken in een machtige stoet voor uw geest verschijnen: malle verliefden, kankeraars over ontucht en zedigheid, superstitieuse en verwijfde bangeriken, kwakzalvers en giftmengers, onnozelaars en doortrapte valsmunters, kale idealisten en vetgemeste varkens-van-capitalisten. Doch boven allen uit zal ‘de’ mens verschijnen, uitgerokken, met armen en benen aan de hemelse harp geklonken, - waar Jeroen Bosch, eeuwen geleden, het slotakkoord van parabelen en fabelen hoorde op klinken. Om uw geschreven en nog niet geschreven werk, Herman Teirlinck, sta me toe u te bewonderen.
Het sympathiek applaus waarop de driedelige toespraak van de heer Gilliams onthaald werd, bewees dat hij de gevoelens van de leden tegenover hun gevierde collega's op welsprekende wijze vertolkt had. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mededelingen van de Bestendige Secretaris.1. Overlijden van de Zeereerw. Heer Prof. Dr. P. Sobry, lid en oud-bestuurder der Academie. - Op 25 Januari 1954 overleed onverwachts te Heverlee onze diepbetreurde collega en oud-bestuurder, de Z.E.H. Prof. Dr. P. Sobry. Zijn stoffelijk overschot werd op 28 Januari ter aarde besteld. Het was een roerende plechtigheid. Ondanks het barre winterweer woonden verschillende leden der Academie de lijkdienst bij in de St. Lambertuskerk te Heverlee, en deden hun overleden collega uitgeleide tot zijn laatste rustplaats. Het waren: de heren M. Gilliams, Bestuurder, Prof. Dr. A. Carnoy, Prof. Dr. J. van de Wijer, Prof. Dr. L. Grootaers, Prof. Dr. Fr. Baur, Dr. J. Lindemans, J. Kuypers, Dr. C. de Baere, Prof. Dr. E. Rombauts, Prof. Dr. R. Foncke en Prof. Dr. J.F. Vanderheyden. De heren G. Schmook, Onderbestuurder, Dr. L. Goemans, Bestendige Secretaris, Prof. Dr. J. Muls, Prof. Dr. L. van Puyvelde en Dr. E. Claes hadden zich laten verontschuldigen. Namens de Academie werden bloemen in het sterfhuis neergelegd en een brief van rouwbeklag aan de familie gezonden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 54]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De heer M. Gilliams, Bestuurder, sprak het laatste vaarwel der Academie uit. De familie Sobry betuigde onze Instelling haar dank voor deze blijken van deelneming.
2. De heer L. Baekelmans gehuldigd. - Op Zondag 31 Januari werd collega L. Baekelmans ter gelegenheid van zijn 75ste verjaardag te Antwerpen gehuldigd door de Vereniging van Vlaamse Letterkundigen, waarvan hij Voorzitter is. Nadat hij om 10 uur de eerste steen gelegd had van het Archief en Museum van het Vlaamse Cultuurleven, werd de heer Baekelmans door de Magistraat der stad ontvangen. Om 11 uur werd, onder voorzitterschap van de heer H. Teirlinck, een Academische zitting gehouden. De heer M. Gilliams, Bestuurder, bracht de hulde en de groet van onze InstellingGa naar voetnoot(1). Talrijke leden van de Academie hadden er prijs op gesteld aan deze huldiging deel te nemen: de heren Prof. Dr. L. van Puyvelde, Prof. Dr. H. Teirlinck, Prof. Dr. J. van Mierlo, Dr. E. Claes, Prof. Dr. Fr. de Backer, G. Walschap, J. Kuypers, G. Schmook, onderbestuurder, M. Gilliams, bestuurder, Dr. C. de Baere, adjunct-secretaris, Prof. Dr. E. Rombauts, R. Herreman, Prof. Dr. A. van Loey, Prof. Dr. R. Foncke, Prof. Dr. J.F. Vanderheyden, alsmede Dr. Fr. van Cauwelaert, binnenlands erelid. De heren Dr. L. Goemans, Bestendige Secretaris, Prof. Dr. J. Muls en Prof. Dr. E. Blancquaert hadden zich laten verontschuldigen.
3. De heer Dr. L. Goemans, Bestendige Secretaris, 85 jaar. - Op 5 Februari bereikte de heer Dr. L. Goemans de ouderdom van 85 jaar. Namens de Academie werd hem een telegram van gelukwensen gestuurd. De heer Goemans dankte de leden hartelijk en ontroerd voor dit blijk van sympathie.
4. Onderscheiding. - Prof. Dr. E. Blancquaert werd benoemd tot lid van de Fryske Akademy. Hij werd ook gemachtigd | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 55]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
om de eretitel te dragen van Rector en Beheerder-Inspecteur van de Rijksuniversiteit te Gent.
5. Benoemingen. - Bij Ministerieel Besluit van 5 Februari (Staatsblad van 7 Februari) werden de heren Prof. Dr. L. Grootaers, Prof. Dr. Blancquaert, Prof. Dr. A. van Loey en Dr. C. de Baere benoemd tot leden van de Centrale Commissie voor de Nederlandse Rechtstaal en Bestuurstaal in België.
6. Nationale Commissie ter bevordering van de Algemeen Beschaafde Omgangstaal. - Bij schrijven van 14 Februari 1953 brengt de heer Minister van Openbaar Onderwijs ter kennis van de Academie dat hij, met goedkeuring van de Ministerraad, twee Nationale Commissies opgericht heeft, een voor elke taalrol, met het oog op een degelijke coördinatie van de actie ter bevordering van de algemeen beschaafde omgangstaal. Het voorzitterschap van de Nederlandstalige Commissie werd opgedragen aan Prof. Dr. E. Blancquaert. De heer Minister verzoekt de Academie een afgevaardigde te willen aanduiden, die haar in de schoot van de Commissie zal vertegenwoordigen.
Aangeduid wordt Prof. Dr. L. Grootaers.
7. Bestuurscommissie. - De samenstelling van de Bestuurscommissie der Academie voor het jaar 1954 is verschenen in het Belgisch Staatsblad van 13 Februari l.l.
8. Joris Eeckhoutprijs. - De termijn voor de inzending der werken is op 15 Februari verstreken. Een enkel werk werd ingezonden: Karel van de Woestijne als Dichter, door Albert Westerlinck.
9. Publicaties der Academie. - Voor het jaar 1954 beschikt de Academie over een krediet van 280.000 fr., verdeeld als volgt: 150.000 fr. voor de Verslagen en Mededelingen en het Jaarboek, 40.000 fr. voor het Gents Woordenboek, 90.000 fr. voor de uitgave van de bekroonde verhandelingen. Door de Bestuurscommissie werd in haar vergadering van 10 Februari het drukken van de verhandeling van Dr. A. Billiet: Toponymie van Herne, toegewezen aan de drukkerij Erasmus. De onkosten van deze uitgave zullen, overeenkomstig een door de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 56]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bestuurscommissie getroffen en door de Academie goedgekeurd besluit (16 September 1953), gedragen worden door de opbrengst van de verkoop der publicaties, het Van de Ven-Heremansfonds en het Salsmansfonds. Een lijst werd opgemaakt van de bekroonde verhandelingen, die thans voor publicatie in aanmerking kunnen komen. De schrijvers ervan werden verzocht, te willen mededelen, of zij ev. de uitgave van hun werk zouden wensen. Op 3 Maart as. zal de Commissie voor de Publicaties samengeroepen worden om een keuze te doen. Hierbij zal natuurlijk rekening moeten gehouden worden met de beperkte kredieten, waarover de Academie thans beschikt.
10. Vergadering te Brugge. - In zijn vergadering van 10 Februari heeft het Bestuur, onder voorbehoud van goedkeuring door de Academie, besloten de vergadering te Brugge te houden op Zondag 16 of 23 Mei: de Commissievergaderingen om 11 uur, de plenaire vergadering om 15 uur. Prof. Van de Wijer zou er hulde brengen aan wijlen ons medelid Dr. Karel de Flou, ter herdenking van het eeuwfeest van zijn geboorte, en Stijn Streuvels uit eigen werk voorlezen. De Academie verklaart zich met deze voorlopige regeling accoord.
11. De Nederlandse tekst van 's lands leus. - De wens door de Academie in haar vergadering van 20 Januari l.l. geuit met betrekking tot de Nederlandse tekst van 's lands leus werd aan de Voorzitters van de Wetgevende Kamers overgemaakt. De Academie ontving van de Voorzitter van de Senaat een schrijven, d.d. 10 Februari, waarbij medegedeeld wordt, dat ‘alle artikelen van de Grondwet zullen herzien worden met het oog op de verbetering van de Nederlandse tekst, zodat de Kamers, na de verkiezingen, de gelegenheid zullen hebben om het voorstel der Academie in overweging te nemen.’
12. Erepenning der Academie. - Het ontwerp van erepenning der Academie werd door de bevoegde Commissie bij Schone Kunsten goedgekeurd en is in de voorzaal van het Paleis der Academiën tentoongesteld. Prof. Muls wenst voorbehoud te maken: het is geen penning, maar sculptuur. De heer H. Teirlinck laat opmerken, dat het hier | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 57]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
slechts een voorontwerp geldt. Op de uitvoering komt het aan; hierop zal dan ook streng gewaakt worden.
13. Eerste-steenlegging van de Albertina-bibliotheek. - De Bestuurder en de Adjunct-Secretaris vertegenwoordigden onze Instelling bij de eerste-steenlegging van de Albertinabibliotheek door Z.M. Koning Boudewijn. De Academie ontving een gedenkpenning als herinnering aan deze plechtigheid.
14. Verslag over de Boekerij: aanwinsten in 1953. - De aanwinsten werden regelmatig in de Verslagen en Mededelingen opgenomen. Voor het jaar 1953 bedroegen zij: 347 boeken en brochures en 88 tijdschriften.
A. Aan de Academie geschonken:
16. Rekeningen over het jaar 1953. - In haar zitting van 10 Februari l.l. heeft de Bestuurscommissie de rekeningen van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 58]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de volgende fondsen en prijzen, alsmede van het eigen vermogen der Academie over het jaar 1953 goedgekeurd: Dr. Karel Barbierfonds, August Beernaertfonds, K. Bouryfonds, Dr. J. Salsmansfonds, Van de Ven-Heremansfonds, L. Baekelmansprijs, Nestor de Tièreprijs, Arthur Cornetteprijs, Eigen Vermogen (Spaar- en Lijfrentekas en Nationale Bank), schenking der Provincieraden, Merghelyncklegaat, Pro Academia en Academische publicaties. Deze rekeningen liggen ter inzage op de bestuurstafel. Zij worden zonder opmerking goedgekeurdGa naar voetnoot(1). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mededelingen namens de Vaste Commissies.I. - Vaste Commissie voor Moderne Letteren.De heer G. Schmook, lid-secretaris, legt verslag ter tafel over de zitting der Commissie.
Waren aanwezig: de heren leden Lateur, Teirlinck, Muls, Baekelmans, Claes, De Backer (voorzitter), Walschap (ondervoorzitter), Schmook (secretaris), Gilliams en Vanderheyden. Hospiterende leden: de heren Baur, Blancquaert, Carnoy, De Baere, Van Eeghem, Foncke, Gilliams, Herreman, Lindemans, Van Loey, Van Mierlo, Van Puyvelde, Rombauts, en Dr. Endepols, buitenlands erelid.
Verontschuldigd: de heer J. Kuypers.
Op de agenda komt het tweede deel voor van de lezing van Prof. Dr. J.F. Vanderheyden, lid der Academie: Een paar bronnen van Michiel de Swaen's Nederduitsche Digtkonde of Rymkonst. Aan de bespreking nemen de heren Rombauts en Van Mierlo deel. De Voorzitter dankt en feliciteert de Spreker. Hij vraagt zich af, waarom Spreker niet zelf de taak zou opnemen, waarvan hij de opgave omschreef, ten einde aldus te komen tot een comparatistisch onderzoek van de theorieën over poëzie en drama, ook vóór De Swaen, in verband met Aristoteles. Hij stelt voor de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lezing van de heer Vanderheyden in de Verslagen en Mededelingen op te nemen. Zij verschijnt in dit nummer. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
II. - Vaste Commissie voor Middelnederlandse Taal- en Letterkunde.De heer Rombauts, lid-secretaris, legt verslag ter tafel over de zitting van de Commissie.
Waren aanwezig: de heren leden Van Puyvelde, Carnoy, Van Mierlo, Van de Wijer, Blancquaert, Baur, Van Eeghem (voorzitter), Lindemans, De Baere (Ondervoorzitter), Rombauts (secretaris), Van Loey en Foncke.
Hospiterende leden: de heren Baekelmans, Claes, De Backer, Gilliams, Herreman, Lateur, Muls, Schmook, Vanderheyden, Walschap, en Dr. H.J.E. Endepols, buitenlands erelid.
Verontschuldigd: de heer Grootaers.
De Voorzitter, Dr. W. van Eeghem, brengt hulde aan zijn voorganger Prof. Dr. E. Blancquaert die, in weerwil van zijn zeer drukke bezigheden, twee jaar lang de vergaderingen van de Commissie trouw heeft geleid. Daarna verwelkomt hij Dr. H.J. Endepols, de tweede Nederlander die als buitenlands erelid in onze Commissievergadering als spreker optreedt. Hij wijst op diens uitgebreide wetenschappelijke werkzaamheid op het gebied van de litteraire geschiedenis en de lexicographie, en herinnert daarbij terloops aan zijn samenwerking met ons betreurd medelid Prof. Dr. R. Verdeyen.
Dr. Endepols komt dan aan het woord voor zijn lezing over: Een Woordenboek van het Mestreechs en deszelfs perikelen. Zijn woordenboek schreef Spreker met een dubbele bedoeling: hij trachtte een populair-wetenschappelijk boek samen te stellen ten dienste van de ontwikkelde leek, maar tevens de geleerden voldoening te schenken door waardevol dialectisch materiaal bij elkaar te brengen, dat zowel voor nadere studie van het Maastrichts als voor een breder opgezette studie van het Limburgs dienst kan bewijzen. Hij handelt dan verder inzonderheid over zijn werkwijze en over de moeilijkheden die deze meebracht. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hij rechtvaardigt de keuze van het materiaal, de trefwoorden, de woordvoorraad en de zegswijzen.
Het materiaal is van drievoudige aard. Het bestaat uit:
Wat de trefwoorden aangaat nam hij als grondslag het algemeen Nederlandse woord en daarnaast de alfabetisch gerangschikte dialectwoorden. Bij de keuze van de woordvoorraad ging hij uit van de opvatting dat het Maastrichts als een cultuurdialect te beschouwen is met de allure van een taal. Die woordvoorraad heeft over 't algemeen een Zuidnederlands karakter, maar vertoont heel wat sporen van invloed van Noord-Nederlands, daarnaast ook ontleningen aan het Waals-Frans en het Rijnlands. Zegswijzen en spreekwoorden nam hij alleen op, wanneer ze een specifiek Maastrichts karakter vertonen, of wanneer varianten van de algemeen Nederlandse in het Maastrichts bestaan.
De Voorzitter wenst Spreker geluk met zijn boeiende en degelijke lezing. Daarop volgt een bespreking, waaraan de heren Blancquaert, Claes, Van Loey en Walschap deelnemen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mededelingen namens de Commissie van Advies bij het N.F.L.Worden zonder bespreking goedgekeurd de voorstellen der Commissie betreffende:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Agenda.1. De administratieve formule betreffende de onderscheidingen in de Nationale Orden. - Ter vervanging van de tekst, die door de Academie in haar vergadering van 20 Januari opgemaakt werd, wordt een nieuwe redactie voorgesteld. Prof. Baur is de mening toegedaan, dat een grondige modernisering van de formule zich in de huidige tijdsomstandigheden opdringt, waarbij evenwel met het plechtige karakter ervan rekening wordt gehouden. Hij geeft lezing van een nieuw ontwerp van formule en stelt voor de definitieve redactie in beraad te houden voor nader onderzoek en onderlinge vergelijking van verschillende teksten.
De aanwezigen gaan met dit voorstel accoord.
2. Samenstelling van de Keurraden voor de antwoorden op de Academische prijsvragen. - De keurraden worden samengesteld als volgt:
De Bestuurder dringt er bij de leden van de keurraden op aan, dat zij hun verslagen in de mate van het mogelijke vóór 1 Mei zouden inzenden.
2. Aangeboden werk. - Prof. Dr. Van de Wijer biedt aan de Academie het derde deel aan van het ts. ONOMA (1952). Hij beklemtoont de betekenis ervan in de volgende bewoordingen. ‘Ik moge hierbij aan de Akademie een exemplaar aanbieden van het IIIe nummer van Onoma (1952), dat, ten gevolge van een samenloop van omstandigheden, heel wat later is verschenen dan ik had verhoopt en ook heel wat lijviger is uitgevallen dan zijn beide voorgangers (276 blz. kleine en compresse druk), zodat | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ik mijn hart vasthoud als ik denk aan de rekening van mijn drukker die wel niet lang zal uitblijven. In de lijn van de vorige jaargangen brengt dit nummer twee zeer belangrijke bibliografische bijdragen (nl. de uitvoerige retrospectieve bibliografieën van Zwitserland en Noorwegen), zodat in zeer afzienbare tijd een ontzettende leemte zal aangevuld zijn in onze internationale bibliografische voorlichting, zo onmisbaar in een uiteraard comparatistische wetenschap als de Onomastiek. Mede, dank zij de uitstekende geest van internationale samenwerking in de schoot van I.C.O.S., zijn wij er, wat de verdere informatie betreft, reeds in zeer ruime mate in geslaagd een vrij volledig beeld op te hangen van de onomastische bedrijvigheid in de bij het Internationaal Comité aangesloten landen. Vroeger dan wij vermoedden, is het ons tevens dit jaar gelukt voor 26 dezer landen een uitvoerige bibliografie te publiceren van het onomastisch werk in het verlopen jaar. Als inzet, moest het werk voorlopig nog zorgvuldig in het Centrum te Leuven worden voorbereid: toch werd voor niet minder dan 20 landen reeds de geleerde gevonden die in de toekomst voor deze bibliografische taak zal instaan. Dat de toestand in dit opzicht in de volgende jaren nog aanzienlijk gunstiger zal worden, moge blijken uit het feit dat, dank zij nieuwe contacten die op het IVe Internationaal Congres voor Onomastische Wetenschappen te Uppsala (1952) konden gelegd worden, het aantal der aanvankelijk aangesloten landen van 26 op 33 kon gebracht worden, nl. door de toetreding tot I.C.O.S. van Albanië, Brazilië, Canada, de Faroër, Mexico en Ukraïne - zodat wij thans ook vaste voet hebben gekregen in Centraal en Zuid-Amerika. Een zeer treurige noot in dit nummer is de uitvoerigheid van onze In Memoriam-rubriek: niet minder dan 12 vooraanstaande geleerden die zich op het gebied der naamkunde hebben verdienstelijk gemaakt (resp. uit Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Italië, Zweden en Zwitserland) hebben, in de loop van het jaar 1952, het tijdelijke met het eeuwige verwisseld. Aan hun nagedachtenis werd in Onoma een piëteitsvolle hulde gebracht. Ook bij het aanbieden van dit nummer van Onoma, wens ik nogmaals mijn hartelijke dank uit te spreken aan al diegenen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 63]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
die met raad en daad onze internationale taak hebben gelieven te bevorderen.’
3. Lezing door de heer G. Walschap, lid der Academie: Ketterijen. De Bestuurder feliciteert Spreker met deze boeiende lezing en looft hem voor zijn verknochtheid aan zijn kunst.
4. Rondvraag. - Ten einde de belangstellende leden de gelegenheid te geven aan het Filologencongres te Nijmegen deel te nemen, wordt besloten de vergadering van April op 28ste dier maand te houden. |
|