Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1953
(1953)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina t.o. 425]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fig. 1. - Jhr. Arthur Merghelynck, door Edmond van Hove. Hotel-Museum Merghelynck, Ieper. (Uitg. ‘Tablettes des Flandres.’)
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 425]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jhr. A. Merghelynck en het kasteel Beauvoorde te Wulveringem
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 426]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
cultuur-instellingen van België vergeten en de beide taalgebieden gelijkelijk bedeeld. Hij werd geboren te Ieperen, op 9 Maart 1853. Dit jaar werd dan, in zijn vaderstad, zijn eerste eeuwfeest gevierd. Het paste dat onze Academie hem ook herdacht en het kon nergens beter geschieden dan in het kasteel dat hij haar schonk.
‘Beauvoorde’ is gelegen vlak bij het zeer oud dorp, Wulveringem, in de Westhoek van Vlaanderen, niet ver van Veurne en van de zee. De parochiekerk vertoont nog resten van de oorspronkelijke laat-romaanse bouw: ronde bogen en pijlers die, aan de binnenzijde door zuiltjes geflankeerd zijn. Met haar gestuikte centrale toren en haar gedrongen beuken, rijst zij boven gesnoeide lindebomen uit. Die vormen een hoge haag, aan de vier kanten ener verhevenheid, wellicht gevormd door de opgehoogde aarde, die voortkwam van het delven der kasteelgrachten. Die verhevenheid vormt een soort vluchtheuvel, van belang in een landstreek als deze, die in oorlogstijd onder water kan worden gezet. Het kerkhof werd er aangelegd en Jhr. Merghelynck ligt er begraven. Een tijdje werd er ook het stoffelijk overschot van Emile Verhaeren aan de aarde toevertrouwd, vooraleer het in het monumentale graf op de oever der Schelde, bij St. Amands, kon worden bijgezet. De oudste geschiedenis van het slot kan worden afgelezen van de graf- en gedenkschriften der kerk, die de Heren van Wulveringem in herinnering houden. Kerk en leengoed zijn aldoor verbonden geweest en hebben gemeenschappelijke oorsprong. ‘Beauvoorde’ is eigenlijk een waterkasteel, van baksteen uit Veurne-Ambacht. Het is gelegen op een terp, van water omgeven, in een beboste tuin, die over heel zijn omtrek, nog eens door een vestinggracht wordt afgesloten. Het werd opgetrokken in de jaren 1591-1617, vermoedelijk naar de plannen van Sylvain Boullain, architect der Aartshertogen Albertus en Isabella. Het verving een vroeger slot, dat in 1584 door de geuzen in brand werd gestoken. De drie uitsprongen van zijn bouw flankeren een achtkantige centrale traptoren met korte spil (Fig. 2). Zij vertonen slanke trapgevels, van kruisvensters doorbroken. Door sterke steunberen gestut, verrijzen zij, aan een kant, uit het spiegelend water der slotgracht. In de dakverdieping komen zogenoemde tabernakel- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 427]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vensters voor. De raamopeningen zijn versierd door een rondbogig tympan met schelpen-vulling, en omlijst door ordenzuiltjes, met entablement en fronton. Aan deze ornamenten kan men zien hoe hier naar een compromis gezocht werd tussen vlaamse na-gothiek- en klassieke renaissancevormen. De stijl van ‘Beauvoorde’ is overigens verwant met die van andere gebouwen van ± 1600 te Veurne. Diksmuide, Nieuwpoort, Ieperen, Sint Winoksbergen en Kassel, het land der Kerels van Vlaanderen, van de Blauvoeten en de Isengrins. Zo werd ‘Beauvoorde’ een typisch, regionaal kasteel uit onze Westhoek. Wanneer wij door het ijzeren hekken, aan de dorpsstraat, de tuin binnentreden, over een gracht met kroos, dan komen wij, voorbij nederige bijgebouwen, waar de portier woont, en langsheen een rij van hoge verwaaiende lindebomen tot voor de stenen brug die, met haar borstweringen, toegang verleent, over de binnen-watergracht (Fig. 3 en 4). Wij betreden een klein voorhof, met keistenen gevloerd en door een laag muurtje, met kantelen en schietgaten, omsloten. Die neo-gothische uitwas is in tegenspraak met de sobere strengheid van de Renaissancetrapgevels en zou beter vervangen worden, door een lage rechtafgelijnde opstaande wand. ‘Beauvoorde’ is geen militaire bouw, waar kantelen en schietgaten bij te pas zouden komen. Wel werden er in 1848, bij het droogleggen der grachten voor herstel aan de buitenmuren, enkele kanonkogels gevonden die nu tentoongesteld liggen in het voorhof. Zij zijn wellicht afkomstig van de aanval der Hollanders in 1584. Er werd toen geen weerstand geboden. De bewoners van het kasteel hadden blijkbaar de wijk genomen, het werd geplunderd en ging in vlammen op. Wij staan nu voor de ingang. Het is een bescheiden houten deur. Er boven prijkt het wapen der Heren van Brijaerde of Bryarde, de dynastie die het langst op Beauvoorde verbleef en er een schitterende tijd heeft doorgemaakt. Hoger boven de deur werd een gedenksteen aangebracht die de restauratie van het kasteel in herinnering brengt, met het blazoen van de kasteelheer die zijn nieuw-verworven bezit, in gave toestand, en met een rijke boedel, aan de Vlaamse Academie zou legateren.
Jhr. Arthur Merghelynck was een landedelman. Hij dweepte met zijn stand, die voor hem nog steeds met een middeleeuwse aureool omgeven was. Hij behoorde tot het tijdvak van de roman- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 428]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tiek (Fig. 1). Hij was een liefhebber van antikwiteiten, een snuffelaar in archiefstukken. Zijn geboorte in een oude stad als Ieperen heeft ertoe bijgedragen om hem met zijn gedachten in voorbije tijden te doen vertoeven. Zijn liefhebberij was de genealogie. Hij kende de afstamming van heel de kleine adel van West-Vlaanderen. Met een benediktijner geduld heeft hij de geslachten uit oude akten opgediept en te boek gesteldGa naar voetnoot(1). Hij had de grafschriften van het West-Vlaams patriciaat in de kerken van Sint Andries, Sint Michiel, Oostkamp, Beernem en Sint Joris, rond Brugge, ter plaatse en uit handschriften opgetekendGa naar voetnoot(2). Zo waren ook alle oude herenhuizen uit Veurne en Ieperen, alle kastelen van Vlaanderen hem bekend, met de geslachten die er eens woonden. Hij schreef er studies over, hij wilde ze gerestaureerd zien, wanneer verval dreigde. Waar de openbare diensten in gebreke bleven, trad hij zelf op. Zo is hij er toe gekomen het prachtig achttiendeeuws Hotel, dat thans zijn naam draagt te Ieperen, aan te kopen en hij werd eigenaar van ‘Beauvoorde,’ dat een huurkazerne was geworden en stilaan verviel. Hij had nu heel wat werk voor de boeg. Hij begon met de restauratie van het kasteel dat, in Augustus 1902, bij Koninklijk besluit gerangschikt werd, onder de burgerlijke gebouwen welke verdienen bewaard te worden. Hij zou de geschiedenis schrijven van de twee historische monumenten, die thans zijn bezit waren. Hij zou ze ook stofferen met meubels en schilderijen van de tijd. Hij kon nu zijn verzamelaarswoede botvieren. Hij wijdde twee lijvige delen aan het leengoed ‘Beauvoorde’ te WulveringemGa naar voetnoot(3).
* * *
Het schijnt wel dat de eerste burcht en de aanpalende parochie een zelfde stichter hebben gehad en wel Ridder Wulfried of Wulferus, waarvan de dorpsnaam zou zijn afgeleid. Van de eerste Heren van Wulveringem is weinig of niets bekend, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 429]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
maar zij klimmen op tot in de XIIIe eeuw. Het zijn schepenen of magistraten uit het Land van Veurne. Zij worden vernoemd in oude akten van Karel de Goede, Diederik van den Elzas en de Gravin Mathilde.
De eerste met naam gekende bezitter van het kasteel-goed ‘Beauvoorde’ is Jan de Vaelwe of de Valuwe (1408). Hij verkreeg zijn leenheersrechten van Jan zonder Vrees, hertog van Burgondië en Graaf van Vlaanderen. Zijn blazoen was van goud met drie driehoeken van keel. Hij was gehuwd met Ydonia Bladelin, van een geslacht uit Brugge en Veurne afkomstig, dat ons vooral bekend is door Pieter Bladelin, heer van Middelburg-in-Vlaanderen en tresorier van Filips de Goede. Zijn huis bestaat nog te Brugge, in de Palingstraat, met het mooi tabernakel boven de poort. Het werd na hem bewoond door Thomas Portinari, die bij Memling de Passie van Turijn en de triptiek van het Laatste Oordeel, thans te Dantzig, liet maken. Pieter Bladelin bestelde bij Rogier vander Weyden de beroemde triptiek der Geboorte, thans in het Nationaal Museum te Berlijn. Deze kunsthistorische gegevens kunnen wellicht de cultuur-historische atmosfeer rond de toenmalige bewoners van ‘Beauvoorde’ even oproepen. De zoon en opvolger van Jan was Enguerrand de Valuwe. Hij stierf in een schermutseling, die de Slag van Azincourt voorafging. Zijn zuster Anastasia nam het leengoed over en huwde Michiel Crucemeet. Dezes zoon, Jan, verkocht Beauvoorde aan Johan de Crane. De spruiten van dit geslacht behielden het leengoed van 1465 tot 1531. Het werd verkocht in 1550 aan Pieter van den Bampoele, een edelman uit Veurne-Ambacht. Hij werd achtereenvolgens schepen, keurheer en ten slotte landhouder der stad en ‘casselrie’ van Veurne. Hij stierf in 1560 en werd in de kerk te Wulveringem begraven. Het is nu de eeuw van Filips de Schoone en Keizer Karel. Vlaanderen wordt van Frankrijk losgemaakt en komt aan de Spaanse Kroon. Het bewind over de Zuidelijke Nederlanden wordt voortaan overgelaten aan Margaretha van Oostenrijk en Margaretha van Parma, om ten slotte aan de Aartshertogen Albertus en Isabella te worden toevertrouwd. De Heren van ‘Beauvoorde’ staan van nu af in Spaanse dienst. Zij verdedigen de landgrens tegen Frankrijk, Engeland en de Republiek der | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 430]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Verenigde Provincies of bekleden bestuurlijke en rechterlijke ambten te Veurne. Een dochter van Pieter van den Bampoele, Eleonore, huwde met Jhr. Louis de Loueuse, die kinderloos stierf. Zij ging een tweede huwelijk aan met Jehan de Montmorency. Het eerste kind uit dit bed, Georges de Montmorency, werd in 1587 op ‘Beauvoorde’ geboren. Die Montmorency's, uit Frans-Vlaanderen, sproten uit een bastaardtak van het beroemd geslacht waaruit Anne de Montmorency geboren werd, die maarschalk en connétable was van Frankrijk in de oorlogen der 16e eeuw en het kasteel van Chantilly deed bouwen. Men weet ook dat de grote Condé, die de slag van Rocroi tegen Spanje won, een Charlotte de Montmorency voor moeder had en zo in het bezit kwam van Chantilly. Het werd door de laatste erfgenamen der Condé's, de hertog van Aumale, in 1816, aan het Institut de France geschonken met al de kunstschatten die er, de eeuwen door, verzameld werden. Het is wellicht de herinnering aan Georges de Montmorency, op ‘Beauvoorde’ geboren, die Jhr. Merghelynck er toe bracht zijn Hôtel te Ieperen met de rijke verzameling aan de ‘Académie Royale de Belgique’ en zijn kasteel ‘Beauvoorde,’ met de boedel die er aanwezig was, bij zijn dood, aan de Koninklijke Vlaamse Academie te schenken. Eleonora van den Bampoele moet een merkwaardige vrouw geweest zijn. Zij heeft een huiselijk gedenkboek nagelaten, waaruit wij heel wat vernemen over familie-aangelegenheden en gebeurtenissen van de tijd. Het is in het Nederlands opgesteld en een sprekend bewijs voor de volksverbondenheid van de vlaamse adel in die dagen. Het was niet Eleonora van den Bampoele, Vrouwe de Montmorency, die het landgoed ‘Beauvoorde’ kreeg, maar wel haar jongere zuster, Margaretha. Zij trad in het huwelijk met Jhr. Antoon de Bryarde of Brijaerde, die land- en wethouder was van de stad en ‘casselrie’ van Veurne. Het was onder zijn zoon Jakob de Bryarde, dat ‘Beauvoorde’ zijn tijd van hoogste luister kende. Sanderus was met hem bevriend en droeg hem, in zijn ‘Flandria Illustrata,’ het hoofdstuk op, dat aan Veurne-Ambacht is gewijd. Hij was toch de hoogwaardigheid der streek en de schrijver zal wel, meermaals, bij | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 431]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hem te gast geweest zijn, op het kasteel, waar hij de beste inlichtingen voor zijn boek kon verzamelen. Jakob de Bryarde was heer van nog meer andere leengoederen, maar verbleef bij voorkeur op ‘Beauvoorde,’ waar hij geboren was in 1578. Hij werd beurtelings Schepen, Keurheer, Burgemeester van de Stad en landhouder der casselrie van Veurne. Hij was een geleerd man, had in Spanje gereisd en liet een handschrift na over de genealogie van zijn geslacht. Hij trad in de echt met Alexandrina de Hertoghe, die in de sfeer der Aartshertogen thuis hoorde, want haar huwelijk werd in de hofkapel te Brussel, in 1611, voltrokken. Hunne tien kinderen kwamen alle op ‘Beauvoorde’ ter wereld en werden in de parochiekerk gedoopt. Jhr. Jakob de Bryarde en zijn vrouw hebben hunne graftombe in de kerk te Wulveringem. Hun oudste zoon, Karel de Bryarde, volgde zijn vader op als heer van ‘Beauvoorde.’ Hij was er geboren in 1614. Het is de tijd dat Rubens hofschilder is der Aartshertogen en hun ambassadeur te Madrid en te Londen. Het humanisme is aan de orde van de dag in de rijke families. Een andere zoon, Antoon, studeert te Leuven en wordt er ‘bachelier ès Lettres.’ Het was een dure jongen. Hij had zijn wijsgerige thesis op wit satijn laten drukken en aan zijn vader opgedragen. Hij ging zijn studies voortzetten aan de universiteit te Salamanca. Om carrière te maken was het goed een tijdje in Spanje te vertoeven. Hij stierf, jammer genoeg, te Madrid in 1641 en werd er in de kapel van het gasthuis der Vlamingen begravan. Jhr. Karel de Bryarde werd Hoog Baljuw ‘der stede en casselrie’ van Veurne. Valselijk beschuldigd, moest hij zijn ambt neerleggen, maar hij werd in eer hersteld en zijn aanklager, Jhr. Grimmynck, Heer van Craninghe, die zijn plaats had ingenomen, werd ontmaskerd en te Brussel opgehangen. Het zedelijk leed hem aangedaan bracht Karel de Bryarde tot een vroege dood in 1662. Hij werd in de parochiekerk van Wulveringem begraven. Hij had er een altaar in barokstijl, met torskolommen en festoenen, doen oprichten en liet er een schilderij opstellen met een Aanbidding der Herders, door Jan van Reyn, leerling van Van Dyck. Het is er nog. Het wapen der Bryarde's prijkt er boven tussen putti en overvloedshoornen (Fig. 5). Zijn begrafenis ging gepaard met uitzonderlijke plechtigheden. De grote zaal van het kasteel, waar de jaarlijkse vergadering der | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 432]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Academie doorgaat, was, voor de gelegenheid, heel met zwart doek behangen. Er werd een banket gehouden voor de familie en de waardigheidsbekleders der streek. Vier zilveren kandelaars met wassen kaarsen verlichtten het rouw-salet. Pieter de Bryarde, zijn vijfde zoon en achtste kind, volgde vader op, als Heer van ‘Beauvoorde,’ in 1662. Hij doorliep de carrière als schepen, keurheer, burgemeester te Veurne en landhouder van de ‘casselrie.’ Hij kreeg het bevel over de ‘Zeewacht,’ door het Hof te Brussel ingesteld, tegen een mogelijke landing van de Engelsen, tijdens de oorlog die Cromwell aan Spanje had verklaard. Hij is tweemaal gehuwd geweest, eens met Johanna Margaretha Canis, die stierf zonder hem een kind te hebben geschonken, eens met Françoise Germaine van der Zype, die hem twee zonen baarde, waarvan de oudste priester werd en pastoor van Sint Michiels te Gent en Filips, de jongste, het leengoed ‘Beauvoorde’ erfde. Zij overleefde haar man en trouwde opnieuw met François Donche de Beaulieu, president van het parlement te Doornik. Zo verscheen de Franse ‘noblesse de robe’ in het geslacht der Bryarde's. Zij bewoonden ‘Beauvoorde’ tijdens de minderjarigheid van Filips en ‘Beaulieu’ is wellicht de Franse vertaling van het oude leengoed te Wulveringem. De President stamde door zijn moeder uit het geslacht Piérins en het is langs de vrouwelijke tak dezer laatste familie dat Jhr. Arthur Merghelynck met de Bryarde's verwant is geraakt. Hij had dit zelf ontdekt door zijn genealogische opsporingen. Het zal hem wel zeer verheugd hebben nu de bezitter te zijn van het kasteel waar zo lang een ‘noblesse de robe’ uit zijn voorgeslacht had gewoond. De Heren van Beauvoorde verbleven voortaan te Gent. Filips de Bryarde was er geboren en werd er gedoopt, in Sint Michielskerk. Hij had voor peter Filips de Rubanpré, graaf van Vertaing en Vertigneul, commissaris van de Koning van Spanje, opperjachtmeester van Brabant en Ridder van het Gulden Vlies. De Bryarde's komen nu met de hoge adel in aanraking. Filips trouwt op 1 Juni 1675, in de Sint Baafskerk te Gent, met Marie Françoise le Vasseur de Guernonvalle. Haar vader was Heer van Zeebroeck, haar grootvader baron van Ekelsbeke, heer van Guernonval, groot-baljuw van Gent. Haar moeder was Marie Jacqueline Triest-Auweghem, waardoor verwantschap ontstond met de bekende bisschop van Gent, die aan Rubens opdrachten gaf. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 433]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Haar beide zonen Jakob-Frans en Albert-Xavier de Bryarde volgen elkaar op als Heren van Beauvoorde, maar wonen er niet meer. Zij stierven te Gent, de eerste in 1740, de tweede het jaar nadien. Zij waren de laatste van hun geslacht. Hun naaste erfgename was Marguerite-Ghislaine van de Torre, langs vrouwelijke zijde met de Bryarde's verwant. Hare erven waren Frans en Jan-Baptist van Tieghem. Zij namen bezit van Beauvoorde. Het waren nog magistraten te Veurne, zoals al de vroegere bewoners. Hunne nicht, Marie Thérèse Serlippens, vrouw van Felix de Deurwaarder, notaris te Gent, was de laatste erfelijke bezitster van het kasteelgoed. Het werd verkocht in 1838 aan een landbouwer, P.J. Caloone. Dezes weduwe blijft ervan in het bezit, en na haar dood wordt het verkocht aan K.L. Ceulenaere, brouwer en P.J. Moeneclaey, landbouwer. Het was het uiteindelijk verval van de oude adellijke heerlijkheid. Zij werd ten slotte verkocht, in 1875, aan Jhr. Arthur Merghelynck, die onmiddellijk met de restauratie begon. Want in de laatste jaren, onderverhuurd aan gezinnen van belastingontvangers van Veurne, was het kasteelgoed, zowel van buiten als van binnen zeer sterk gehavend geraakt.
* * *
Zo hebben wij thans de dynastieën der Heren van Beauvoorde overzien. De opvolging van de Valuwe's, de Crucemeet's, de Crane's, de van den Bampoele's, de Brijaerde's heeft zeker niet het belang van de opvolging der Valois, der Bourbons of der Habsburgers, maar zij ligt ons wellicht nader, omdat zij ons van de XVe tot de XVIIIe eeuw een reeks van Vlaamse landedellieden laat volgen, die magistraten te Veurne waren en hun huiselijk leven doorbrachten in een kasteel, dat gelukkig bewaard bleef in onze Westhoek. Onze kijk op het leven van de kleine adel in Vlaanderen wordt bijzonder verrijkt, wanneer wij inzage nemen van het Familiegedenkboek, opgesteld door de meest voorname vrouw die door Beauvoorde is gegaan. Eleonora van den Bampoele. Zij helpt ons om het leven van haar tijd en van haar stand voor onze verbeelding weer op te roepen. Al die Heren van ‘Beauvoorde,’ wij zagen het herhaaldelijk, waren ambtenaren te Veurne, schepenen, wet- of landhouders, baljuwen of burgemeesters. Hun leven speelde zich af tussen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 434]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het kasteel en de stad, die met haar Boetprocessie, zo'n sterk Spaans karakter, tot op onze dagen wist te behouden. Wanneer zij er heen reden, 's ochtends, over Bulscamp en Vinkem, dan zagen zij de verre torens boven het vlakke landschap uitrijzen: de gebalde vuist van Sint Niklaas, het sierlijk belfort van het Renaissance-Landhuis, het verbazend hoge koor van Sint Walburgis. Zij reden te paard, met de koets of de karoswagen. Men kon ook wel per boot van Wulveringem naar Veurne, langs de vaart van Berge naar Nieuwpoort. Zij gingen op bezoek bij de kasteelheren in de buurt, woonden bruiloften of begrafenissen bij. Er werd ‘alarm geklept,’ op de toren van ‘Beauvoorde,’ wanneer er in de dorpskerk een kind ten doop werd geheven. De meter, Eleonora van den Bampoele, - zij zegt het ons zelf in haar dagboek, - schonk een ‘silveren biercroes’ van vijf ponden groots. Er werd zoveel aan waskaarsen betaald bij de koster. Het kasteelgoed lag niet altijd zo rustig als nu, binnen zijn grachten vol kroos. De legers van Turenne trokken er voorbij, nadat zij Ieperen en Veurne hadden gebombardeerd en ingenomen. De grote Condé joeg er de landelijke bevolking op en Margaretha van den Bampoele moest opgeschrikte vluchtelingen, met hun have en goed, op ‘Beauvoorde’ asyl verlenen. Zij hadden tegen klinkend goud hun vrijgeleide van de Franse veldheer gekocht.
* * *
Wetenschappelijke arbeid en verzamelaarsmanie hebben Jhr. Merghelynck lang het jonggezellen-leven doen verkiezen. Hij trouwde pas in 1895, op 42-jarige leeftijd met een landelijk meisje uit Langemark, Juliana Flyps. Zij was 13 jaar jonger dan hij. Hij overleed in 1908, zijn vrouw pas in 1941, zodat zij 33 jaar lang, de Douairière van Beauvoorde is gebleven. De Koninklijke Vlaamse Academie bezat al die tijd slechts de naakte eigendom van het kasteel en zijn aanhorigheden. In 1926 werd dan, ten overstaan van Meester Aegidius Deeren, notaris te Nieuwpoort, overgegaan tot een boedelbeschrijving van al wat zich aan meubelen, ‘menagie-goederen’ en kunstvoorwerpen op ‘Beauvoorde’ bevond. De belgische Staat was hierbij vertegenwoordigd door Leon Delee, ambtenaar bij het bestuur van Schone Kunsten. Onze collega, wijlen Prof. Dr. Lodewijk Scharpé, van de Leuvense Universiteit, kwam op | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 435]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voor de Academie. Er werden ± 350 voorwerpen opgeschreven. Zij werden naar waarde geschat door de Heer Frans Claes, in leven conservator der Musea Steen en Vleeshuis, te Antwerpen. Hij kwam, voor de roerende goederen, tot een bedrag van frs. 251.196. In 1949, thans in opdracht van de Koninklijke Vlaamse Academie, werd van 16 tot 19 Augustus, een nieuwe inventaris opgemaakt, waarbij de Heer Lams, ontvanger der Registratie te Veurne en ik zelf aanwezig waren. De schatting werd deze keer, welwillend gedaan door de Heer Cornelis Bender, kunstschilder en restaurateur bij het Koninklijk Museum van Schone Kunsten te Antwerpen. Het getal voorwerpen bedroeg nu ± 315 stuks. Het verschil met de inventaris van 1926 kan worden verklaard door het feit dat de waardeloze dingen niet meer werden geteld en verwezen naar de zolders van het kasteel. Het is ook best mogelijk dat er tijdens de laatste bezetting van ons land een en ander was verdwenen. Wat er ook van zij, de boedel bleek toch nog, bij de jongste inventaris, een waarde te vertegenwoordigen van frs 3.120.585, wat eigenlijk ver beneden de vroegere schatting blijft, die in goudwaarde moet worden omgezet. Na de dood van de Douairière Merghelynck, werd haar neef, de Heer Flyps, als beheerder door de Academie aangesteld. Maar de Duitsers die intussen het kasteel in beslag hadden genomen, vonden zijn aanwezigheid hinderlijk en ongewenst. Hij werd uit zijn ambt ontzet en moest zelfs de streek verlaten. Hij stierf nog tijdens de oorlog te Brussel. Onze altijd waakzame Bestendige Secretaris, vond, in de Heer Lams, een waarnemend beheerder. Hij kwam het mij vertrouwelijk mededelen, op het Ministerie van Schone Kunsten, waar ik van af December 1940, de Heer Glesener als directeur-generaal had opgevolgd. Collega Goemans had een goede keuze gedaan. De Heer Lams was ter plaatse en wist zich uitstekend van zijn taak te kwijten. Hij was een liefhebber van antikwiteiten, die voor de boedel van Beauvoorde iets voelde. De kostbaarste dingen door de Duitsers op de straat gezet werden door zijn zorgen, in verschillende huizen te Wulveringem ondergebracht en bleven aldus gespaard. Alles kwam weer op zijn plaats, na de bevrijding. Dat weer opstellen van meubels en kunstschatten gebeurde echter door eenvoudige dorpsmensen, zonder oordeelkundige kennis of smaak. Onsamenhangende dingen, als een communie- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 436]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bank, een groot geschilderd rouwblazoen, troffen elkaar samen op slaapkamers, waar zij niet meer tot hun recht kwamen, of een mal figuur maakten. Waardevolle bolkasten, oude buffetten en rijk-versierde scribans stonden opgepropt naast koffers, stoelen en tafels, als in een meubelzaak of antiquariaat. Op twee slaapkamers van het kasteel bleven alleen ledige beddenbakken over, zonder enig beddengoed. Boven die onbruikbare ledikanten hingen verouderde troonhemels met halfvergane gordijnen van bezoedelde tulle. De ongunstige indruk die de boedel van Beauvoorde op de meeste academieleden maakte, toen zij, na de bevrijding er hunne eerste zomervergadering hielden, viel dan ook gemakkelijk te begrijpen. Het kasteel was in de laatste maanden een verlaten en schijnbaar onbewoonbaar huis geworden. Het had, tijdens de bezetting, de inkwartiering niet alleen van duitse officieren maar ook van engelse manschappen gekend. Militairen, van welke nationaliteit ook, zijn altijd slechte bewoners. Zij ontzien niets en richten alles naar eigen noodwendigheden in. Een donkere kamer voor photo-afdrukken werd beneden in de keuken aangebouwd. De muren der gewelfde kelders werden gedeeltelijk uitgebroken, om een motor te plaatsen voor het leveren van electriciteit. De draadleiding werd zorgeloos aangebracht. Wandpapier en schildering moesten het ontgelden. Het is nu alles anders geworden. De huidige ordening der zalen is het gevolg van het genomen besluit dat ‘Beauvoorde’ niet langer een woonhuis zou zijn, maar wel een particuliere verzameling, waar de waardevolste dingen zo goed mogelijk tot hun recht zouden komen en tevens gelegenheid zou blijven bestaan, voor de Vlaamse Academie, tot het houden van haar zomervergaderingen, haar feesten en recepties. Om dit doel te bereiken moest alles, zoveel mogelijk, ondergebracht worden in zijn natuurlijk milieu: dingen van religieuse aard in de slotkapel, eetgerei in de keuken en zo voort. Door het afschaffen van twee slaapkamers boven werd er ruimte geschapen voor het weidser uitstallen der monumentale bolkasten en scribans, het hangen van de vele portretten, het plaatsen van het porcelein, het koper- en aardewerk. Wij willen dan verder de verschillende interieurs, zoals zij thans zijn ingericht, in ogenschouw nemen. Vooraf dient echter gezegd dat er van de zeventiende-eeuwse stoffering van het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 437]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kasteel niets meer was overgebleven dan de muurvaste schoorstenen en het oude balkwerk. Al het andere, - meubels, schilderijen, huisraad, en kamerbeschotten, - werden door Jhr. Merghelinck, op zijn onverdroten speurtochten naar antikwiteiten, in West- en Frans-Vlaanderen, aangekocht. Hij was niet alleen genealogist, maar ook antiquair. Zijn hotel-museum te Ieperen kan er het bewijs van leveren. Hij volgde alle veilingen, snuffelde in oude gebouwen die gingen gesloopt worden en wist met kennis van zaken te kopen om ‘Beauvoorde’ tot een rijk-gestoffeerd adellijk landgoed te maken.
* * *
Bij het binnentreden in het kasteel ziet men een stenen trap met, in het midden, twee paarsgewijze geplaatste, slanke arduinen zuilen, die het trapgewelf schragen. Zij zijn in Renaissance-stijl van ± 1590 (Fig. 6). Men stijgt naar een gevloerde gang, waar een koperen kroonluchter is opgehangen en, links en rechts, deuren toegang verlenen tot de beneden-zalen. De wanden zijn er versierd met schilderijen. Aan het eind van de gang voert een houten wenteltrap naar de vertrekken op de verdieping. De grote zaal links beneden, waar thans de zomervergaderingen van de Academie worden gehouden, heette vroeger de ‘Ridderzaal,’ omdat er vijf harnassen waren opgesteld. Zij bleken echter, op een schildknaapharnas na, onecht te zijn. Zij vonden plaats beneden, met de erbij behorende schilden, partizanen en pieken, in een mooi gewelfde kelder, die nu een soort wapenzaaltje is geworden, naast de kelderkeuken. Wat er nog overblijft van de weelde der Bryarde's, in de grote zaal, zijn de zoldering en de monumentale schoorsteen van grijsblauw arduin, onder bakstenen verwelfsel (Fig. 7). Hij is het werk van de steenkapper Hiëronymus Stalpaert, die ook de schoorsteen in de wandelzaal van het Landhuis, het tegenwoordige Gerechtshof te Veurne, heeft gemaakt. Op de brede bovenplint tussen het jaartal 16-17, staat het wapen der Bryarde's gebeiteld. Het is van zilver met hoornen van sabel, de versierselen en mondstukken van keel, naar links gericht, twee boven een. Op de kroonlijst staan, links en rechts de gepolychromeerde beeldjes van de Madonna en Sint Niklaas, met er tussen zeldzame Delftse schotels en vazen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 438]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De houtbeschotten, langs de vier wanden (Fig. 8), komen uit de abdijkerk van Oudenburg. Weelderig versierd met vruchtguirlandes, grotesken, engelen- en caryatiden-kopjes, passen zij uitstekend bij de Renaissance-stijl van het kasteel. Bij de plaatsing werden er, aan de kroonlijst rechts, barokke ornamenten toegevoegd. Zij zijn thans verwijderd, evenals de medaillonportretten, boven de deuren, die hopeloze namaak waren. In de plaats ervan kwam een caravagist schilderij: Bacchus als gastheer met de wijnkruik in de hand (Fig. 9). Boven de kroonlijst der lambrizering staan antieke schotels en koperwerk. Het Mechels goudleder maakt de zaal verder tot een rijk interieur. Naast de schoorsteen ziet men een merkwaardig marmeren koelvat (Fig. 10), met koperen deksel, waarop het jaartal 1615. Het rust op leeuwenpoten en is versierd met doorringde leeuwenkoppen. Aan de voorzijde ziet men, in het marmer gegraveerd, het blazoen van de schildknaap, Jan Bulteel van Coxyde. Een zware kroonluchter hangt neer van de zoldering. Rond de boltafel, in het midden, staan lederen zetels, waarvan er een, op de rug, het wapen draagt van de broederschap der Boetelingen te Veurne (Fig. 11).
Van de Ridderzaal komt men rechtstreeks in de slotkapel. Men blikt, over een gebeeldhouwde communiebank, in een kleine absis. De wit-gepleisterde muren dragen een houten plafond. Van elders aangebrachte oude beschotten en bidbanken stofferen de wanden. Het geheel wordt beheerst door een mooi renaissancealtaar in eikenhout met vier toskaanse zuilen en een weelderige kroonlijst (Fig. 12). Het is versierd door een geschilderd paneel, het Mystiek Huwelijk der H. Catharina voorstellend en door een antependium in borduurwerk. Twee koperen kandelaars flankeren een geschelpt kruisbeeld, op voetstuk met koperen hoeken. Links en rechts van het altaar hangen triptieken. De ene is een epithaaf met, op de zijluiken, de portretten der afgestorvenen, onder de hoede hunner schutspatronen; de andere stelt Christus op de Olijfberg voor, tussen heiligen op de luiken. Op de kroonlijst der lambrizering werden gebeeldhouwde reliekhouders geplaatst. Vier grote koperen kandelaars staan aan de voet van het altaar. Links in de kapel, hoog tegen de witte muur, ziet men, op een sokkel, een eikenhouten beeld van Sint Christoffel (Fig. 13). Het is Antwerps snijwerk van de late XVe eeuw. Verder | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 439]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zijn er nog kleinere beeldjes en schilderijtjes aan de achterwand boven de lambrisering. Hier werd ook een zware gebeeldhouwde grafsteen tegen de muur opgesteld. Hij is afkomstig uit de kerk van Zandvoorde. In hunne staatsiekledij verschijnen de twee liggende figuren, het hoofd op een kussen, de voeten op een leeuw en een hond. Het zijn: Ridder P.D. Velare en zijn huisvrouw Florence de Witte, dochter van de erfelijke maarschalk van Vlaanderen. Deze grafsteen met de vele kwartieren, staat beschreven in ‘Flandria Illustrata’ van Sanderus. Jhr Merghelynck vond hem weggeworpen op het kerkhof en heeft hem voor zijn kasteel gered. Achteraan boven in de kapel is er een tribune met houten, gebeeldhouwde balustrade. Men bereikt ze langs een deur in de grote zaal op de verdieping. Een doorluchte houten deur met balusters geeft toegang tot de sakristie. Er boven werd een marmeren cartouche geplaatst, met het ‘Memento mori.’ Aan de wand rechts hangt een groot geschilderd rouwblazoen. Daartegenover, in een nis, werd een zeldzaam kapelletje, in gepolychromeerd aardewerk, met Mariabeeldje, geplaatst. Het is kinderlijk eenvoudig en toch groots. Er fonkelen starren aan het gewelf boven het hoofd der Koningin en terzijde bloeit een meiklokje op het wit glazuur (Fig. 14). Boven dit schattig ding hangt een relikwieschrijn. Een paramentenkast in gesneden eik volledigt de stoffering dezer ruimte. Naast de Ridderzaal, rechts, zijn twee kleinere vertrekken gelegen: de Rookkamer en het zogezegd Klein-Salon van de douairière Merghelynck. In de rookkamer staan twee oude bahutkasten, de ene met de legende van Neptunus en Amphitrite tussen halve torskolommen, de andere met festoenen van bloemen. Aan de wand hangt een eikenhouten fries, met de gesneden taferelen uit het kinderleven van Maria en Jezus. Het is vermoedelijk de schoorsteenbalk van een open haard. Men treft er ook een oude klokkast met een acht-dagen-horlogewerk, zes chinese borden (famille rose), drie Delftse polychroomschotels, Brusselse kannen, aarden kruiken, enz. In het Klein-Salon staat een eikenhouten baldakijn-bed, rijk versierd met de blazoenen der families Van Diksmude en Van den Broeck. Men leest er de vermanende spreuk: ‘Heden ik, | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 440]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
morgen gij,’ in het hout gesneden, met het jaartal 1642. Er hangt een Fries klokje aan de wand, er zijn twee Delftse en zeven Japanse borden te zien. Er staat op tafel een doosje, ingelegd met parelmoer. Er hangen tekeningen van kastelen aan de wand.
Rechts in de gang beneden ligt de eetzaal. De balksloffen aan de donkerhouten zoldering dragen nog de wapens der Bryarde's. De monumentale schoorsteen vertoont twee glimmende marmeren zuiltjes met witte dorische kapitelen en zwarte vierkante basementen, waarop wit-marmeren lofwerk (Fig. 15). De houten kroonlijst, onder een vooroverbuigende luifel, draagt een kruis van schildpadschelp en ivoor, tussen vier oude koperen kandelaars en zes borden in Nevers-aardewerk, donkerblauw, met witte bloemen. Op een Vlaamse kast staat, tussen koperen kandelaars, een eikenhouten beeldengroep, de Graflegging voorstellend, waarschijnlijk een fragment uit een Antwerps retabel der 16e eeuw. Op een kast aan de overkant, ziet men een oud kruisbeeld met Maria en Johannes, in palm- en palissander-hout. Naast de deur hangt een kleine engelse consool-klok en een ivoren Mariabeeldje, in een eikenhouten kapelletje. Op de kroonlijst der lambrizering staan Delftse schotels en borden van Chinees porcelein, famille rose, Roeaans aardewerk en een barok Mariabeeld, in gedreven zilver, van de XVIIe eeuw. Het prachtstuk dezer zaal is het zeventiend-eeuws kabinet in geschelpt ebbenhout, (± 1650) met in koper gedreven oplegsels versierd. Het draagt de wapens der familie Haveskercke. Het is afkomstig uit het kasteel van Zwevezele. Mooi is het interieur met de schuifjes en de perspectief-nis (Fig. 16). De wanden der zaal zijn, aan drie kanten, bekleed met een eikenhouten beschot, dat het jaartal 1553 draagt, en afkomstig is uit het gesloopt kasteel van Zuutpene, te Westvleteren. Tot een doorlopende fries zijn, op deze lambrisering, de volgende verzen in het hout gesneden O Godt, dat goet, dat nu ter tijt is mijn,
Dat waes een anders ende nogh zal zijn.
Ic en hebbe niet meer in mijn gebot
Dan ic vertere ende gheve om Godt.
Naeckt zo was ik ter werelt ghebooren,
Naeckt moet ic scheiden naar behooren,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 441]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Maer mijn goet gedaen
Zoo hoop ic dat eeuwich Ryck te ontfaen.
Jhr Merghelynck zal wel vaak, over tafel met zijn gasten, de zedeles, in deze verzen vervat, besproken hebben. ‘Beauvoorde’ was nu 't zijn, zoals het vroeger aan de Bryarde's en de vele andere Heren van Wulveringem had toegehoord. Van zijn rijkdom had hij slechts wat hij verteerde of gaf om God. Hij zou alles weer eens moeten opgeven en dan bleef hem alleen het loon van zijn goede werken, de hemelse zaligheid. In een opkamertje, naast de eetzaal, staat een oud ‘Scriban’ in palissander-hout. De schuifjes en het deksel zijn beschilderd met kleine tafereeltjes als de Vinding van Mozes, de Aanbidding van Herders en Koningen, de Boodschap, Jozef en Maria uitgewezen te Bethlehem, de Opvoeding van Maria, de Emmaüsgangers, de H. Familie, de Samaritaanse Vrouw bij de waterput in gesprek met Jezus, werk van een navolger van Rubens.
Van de eetzaal komt men in de vroegere werkkamer van Jhr. Merghelynck. Twee grote boekenkasten stofferen de wanden, links en rechts van de deur, die uitgeeft op de gang. Op de kastbanken staan twee grote bronzen mortieren met inschriften. Op de enorme bolpoottafel, die als schrijfbureau dient, staat een geschelpt kruisbeeld met ivoren Christus en liggen twee zware folianten. De ene is een handschrift waar de onroerende goederen van de kasteelheer staan vermeld. De schoorsteen is van marmer met een kroonlijst in eik. Er hangt een kleine Zeeuwse klok. Naast de deur links en rechts van de doorgang naar de eetzaal en tussen de twee ramen op de slotgracht staan levensgrote portretten, ten voeten uit, in een barokke omlijsting opgesteld. Naast de schoorsteen hebben Vlaamse kasten plaats gevonden. Er boven hangen twee schilderijen, zogenoemde ‘ogebedriegers.’ Er staan moderne stoelen met kalfslederen zitten. Een vlaamse kroonluchter, koperen kandelaars, twee kleine bronzen mortieren volledigen de stoffering dezer werkkamer, waar wij ook het borstbeeld vinden van de heer des huizes. Deze werkkamer was, in de XVIIe eeuw, het slaapvertrek van Alexandrina de Hertoghe, die in de hofkringen van de Aartshertogen thuis hoorde en in de hofkapel op de Coudenberg getrouwd | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 442]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
was met Jakob de Bryarde. Hier stond het kraambed, waar hare tien kinderen ter wereld werden gebracht.
Op de bovenverdieping werden twee slaapkamers afgeschaft en als toonzalen ingericht. De eerste werd genoemd, ‘van de Kardinaal Infant Ferdinand,’ naar een slechte kopie van diens portret door Rubens, dat er boven de deur hangt. De tweede kreeg de naam ‘der Verloochening van Petrus’, naar het schilderij met dit onderwerp dat er zijn plaats vond. In de eerste zien wij een grote gotische kast met 16 gesneden panelen, zwart-ijzeren scharnieren en sloten (Fig. 17). Links en rechts van de deur ziet men een Vlaamse kast met vier deuren en een blokkast op bolpoten. Een ervan kreeg, als versiering, een kruis in palissander en schildpadschelp met een Christus van ivoor, tussen twee zeldzame koperen kandelaars. Op de wanden van de schoorsteen hangen twee koperen bedpannen, een vuurhaak, een vleesrooster. Er staat een vuurplaat met de er bij behorende vuurijzers, door koper versierd. Op de schoorsteenmantel prijkt een geschelpt kruisbeeld, tussen twee koperen kandelaars en vier Japanse borden. Verder valt in deze kamer nog te vermelden: een kleine Vlaamse kast met twee deuren, een bidbank met kast, een spiegel in lijst van notenwortel en geschilderde portretten van onbekenden. Er hangt een koperen kroonluchter van de zoldering. Naast de deur ziet men een engelfiguur met kruis in gedreven koper op medaljon-kader. De slaapkamer ‘der Verloochening van Petrus’, die er naast ligt, bereikt men door een gang, die van de grote zaal boven gescheiden werd door een rijk gebeeldhouwde balustrade. Hij is thans verlicht door een koperen wandarm met kandelaar. Aan de muur hangen oude gravures met de portretten van de Boergondische vorsten. De grote zaal werd er naar genoemd. Daarboven werden verschillende gildetekens geplaatst. Daartussen hangt een merkwaardig rouwblazoen dat geschilderd werd door Jan van Yper en het jaartal 1559 draagt. Het heeft gediend bij de uitvaart van Louise de l'Espinoy, abdis van de ‘Nonnenbusschen,’ te Ieper. Haar wapen, met de kromstaf erboven, staat onderaan het blazoen. (Fig. 18) Het stelt een rebus voor, die als volgt gelezen wordt: ‘Ghelyc die lelie tusschen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 443]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
die doornen groeyt, zo onder die dochters mijne vercooren bloeyt.’ Aan het eind van de doorgang werd een oude Vlaamse kast met valdeur geplaatst. Links is de toegang tot de achterkamer. Zij is gemeubeld met een gotische kast en een mooie Vlaamse buffet-kast met snijwerk versierd. Er boven staan drie wijn- of waterkruiken, in glazuur-steen, versierd met medaljons. Er is ook een stenen watervat in vorm van varken. Op de schoorsteenmantel ziet men een gepolychromeerd houten Mariabeeldje tussen twee koperen kandelaars, vier wijnroemers in engels kristal en vijf chinese borden, famille rose. De haard is versierd met twee koperen bedpannen, een ijzeren vuurplaat en koperen vuurstel, een haal met een koperen keteltje. Een vlaamse eikenhouten bolpoottafel staat in het midden van de kamer, met een Delftse bloemendrager op het blad. De vijf moderne stoelen errond zijn bezet met Utrechts fluweel. Op een kast ziet men nog een Mariabeeldje in Brussels aardewerk en een notelaren kruisbeeld met palmhouten Christus. Onder de Verloochening van Petrus, door een Vlaams Caravagist, werd een oud koffer geschoven. Er hangen verder nog een paar schilderijen zonder artistieke waarde en wij vergeten het notelaren spinnewiel niet. Afzonderlijk te vermelden valt hier de epitaaf van Heer en Meester ‘Jooris de Grave,’ deken van de ‘Ste Nicolais Gilde’ (Fig. 19). Hij zit geknield voor zijn schutspatroon, Sint Joris, met de overwonnen draak aan zijn voeten, afgetekend op een landschap. Het stuk werd geschilderd door Karel van Yper (1510-1563).
De grote bovenzaal, de zogenoemde Boergondische, is de schoonste ruimte van het kasteel. Helder verlicht door de ramen met uitzicht op de watergracht, is zij overdekt door een breeduitgestrekte balkenzoldering. Men treedt er in, doorheen de sierlijk gebogen en rijkelijk uitgesneden balustrade. In de diepte ziet men de monumentale schoorsteen, in donker gepolijst arduin (Fig. 20). Op de bovenplint staat het verlucht wapen der Bryarde's, versierd door een wit-marmeren drapering met twee kleine blazoentjes op de hoeken. Het opschrift ‘Anno 1618’ staat aan de voet van de hoge, geornamenteerde sokkels. Boven de kroonlijst verschijnt, in een houten lambrizering, een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 444]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
landschap, in de aard van de Fluwelen Breughel, het Aards Paradijs voorstellend, met Adam en Eva onder de boom des levens, omringd van allerhande dieren. Een paar koperen kandelaars, staan er voor het houtbeschot. Aan de binnenwanden van de schoorsteen hangen koperen bedpannen, een koolschup, een tang, een pook, een haal met keteltje en vleesroosters. Een rijk versierd vuurgestel staat voor een zwart-ijzeren vuurplaat. Naast de schoorsteen hangt, in de erbij-passende lijst, een votief schilderij door Jakob van Oost de Oude (Fig. 21) met een Voorstelling in de tempel en de knielende donateurs op het voorplan: Matheus van Houcke, zijn 3 vrouwen en 2 zonen. Er naast, in de hoek, staat een processiekruis op draagstok. In het midden der zaal is een eikenhouten bolpoottafel met stoelen errond en een koperen kroonluchter er boven. Rechts, aan de wand, werd een grote blokkast, in eik met palissander hout, ten toon gesteld. Aan de overkant is er een kleinere van dezelfde soort. Er staat nog een oude vlaamse kast en een lijnwaadpers met snijwerk op de stijlen. Boven de kasten werden twee busten van edellieden geplaatst en het borstbeeld van een prelaat, in gebrande aarde. Naast de grote blokkast hangen twee levensgrote portretten van onbekenden, ten voeten uit geschilderd. Voor de doeken werden koffers geschoven, met oude mortieren erop. Op de rand der balustrade bij de ingang werden kleinere voorwerpen tentoongesteld, als Delftse vazen, een Brusselse kan, een Japanse gemberpot, een Delftse aarden kruik en koperen kandelaars. Twee wijwatervaten in Delft en een in glas hangen aan de wanden. De deur naast de schoorsteen, met het medaillon-portret van een edelman, geeft doorgang tot de kapel-tribune. De deur, met een kinderportret er boven, leidt naar de logeerkamers. Deze hebben elk een bed, een tafeltje, stoelen en een kroonluchter. Men vindt er ook een kleine schoorsteen met het er bij horende vuurgerief en een geschelpt kruisbeeld. Er hangen gebeeldhouwde schappen met haken. Er worden ook nog twee lijnwaadpersen bewaard. Op enkele uitzonderingen na, werd hier van de schilderijen niet gesproken. Zij zijn de moeite niet waard. Er hangen er zo wat tachtig overal verspreid. Jhr. Merghelinck meende dat er, in een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 445]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kasteel, een ‘ahnengalerie’ thuis hoorde. Het zijn portretten van edellieden en edelvrouwen met radkragen, magistraten in tabbaard, krijgers in harnas, die niet te attribueren vallen, omdat zij in te slechte staat verkeren, onder vernislagen bedolven werden of kapot gerestaureerd. De aandacht dient nochtans gevestigd op de portretten van Tacx en Elisabeth van Parijs, die beide in de eetzaal hangen en van de hand van Frans Pourbus de Jonge zijn. Al deze schilderijen getuigen voor de onvermoeibare speurzin van Jhr. Merghelinck, die aldoor op oude, maar niet altijd op waardevolle dingen gericht was. Zij hebben bij zijn huiselijk leven behoord, toen hij nog het kasteel bewoonde en zij stofferen het voortaan verder voor ons.
Nog dient er een woord gezegd te worden over de keuken (Fig. 22). Een trap bij de ingang daalt er in af. Zij is met donkerblauwe arduinen plaveien gevloerd. Sedert de tafel, die rond de midden-zuil was ingewerkt en de donker-kamer, door de Duitsers ingericht, verwijderd werden is de ruimte er groter gaan voorkomen. Het licht valt door vensters, die uitgeven op de slotgracht. De pompsteen in de hoek en de er naast staande fornuizen rusten op zwarte baksteentjes. De schoorsteenmantel is versierd met vijf grote en vier kleine tinnen schotels, links en rechts, van een kruis met Christus in palmhout. De gebeeldhouwde eikenhouten schappen, die vroeger doelloos hingen op slaapkamers boven, dienen nu om er stenen kruiken aan te hangen of koperen koffiekannen op te zetten. De keuken werd verder aangekleed met een bahutkast, een gebeeldhouwd eiken broodkoffer en twee bolpoottafels. Rechts van de schoorsteen treedt men in de overwelfde kelders. Naast de keuken is thans het wapenzaaltje met de harnassen, de partizanen en de pieken. Het heeft een mooi welfsel en wordt verlicht door een raam op de slotgracht. Echt is alleen de schildknaap-wapenrusting uit de XVIe eeuw. (Fig. 23).
In het begin van 1953 werd de electrische leiding door heel het kasteel hersteld. Overal branden nu de kaarsen op de kroonluchters in alle zalen. Er zou nog wel een en ander in het kasteel kunnen verbeterd worden. Er zou glas-in-lood moeten komen in de kruisramen. De verouderde stores zouden beter vervangen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 446]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
worden door toeschuivende gordijnen in een bij elk interieur passende toon. Schildering en wandpapier roepen op vernieuwing. De moderne glazuursteentjes in de schoorstenen en in de gang zouden de plaats moeten ruimen voor oude tegeltjes of een eenvoudige bezetting. De beste portretten zouden aan een goed restaurateur moeten worden toevertrouwd. De Ridderzaal, de Boergondische- en de eetzaal missen de met haar pracht overeenstemmende oosterse vloer-tapijten. De medaillons boven de deuren die meestal moderne namaak zijn, zouden beter worden opgeruimd. Maar zonder speciale staatstoelagen zullen deze wensen wel nooit in vervulling gaan. ‘Beauvoorde’ is thans een klein museum geworden van antieke meubels, blokkasten en kabinetten, van koper- en glaswerk, van Roeaans, Delfts, Nevers en Chinees porcelein. In het gebouw zelf wordt een stukje geschiedenis van onze Westhoek veilig bewaard. Dat de Koninklijke Vlaamse Academie dit kasteel kon gebruiken en niet alleen voor haar jaarlijkse zomervergaderingen, werd bewezen toen zij op 13 Juni 1953 het Comité Flamand de France, met meer dan honderd genodigden, keurig kon ontvangen op een gardenparty, waarvoor de tuinen en het kasteel een heerlijke omgeving boden. ‘Beauvoorde’ zou nog nauwer met leven en werk der Academie kunnen verbonden worden door er een volledige verzameling harer uitgaven onder te brengen, benevens een volledig stel van haar Verslagen en Mededelingen, zo mogelijk van af hun oorsprong Zij konden er in de ledige bibliotheken plaats vinden. Ons kasteel krijgt meer en meer bezoek, vooral des zomers, van badgasten die aan de nabije zeekust verblijven. Het is wenselijk dat zij ook het symbool van de Vlaamse Letterkunde leren kennen, op hun tochten door Veurne-Ambacht. Wij blijven Jhr. Merghelynck dankbaar om zijn milde schenking. Hij was zeer gesteld op het voortleven in de herinnering zijner landgenoten. Hij schonk een exemplaar van zijn portret-buste in plaaster, aan elk van de door hem begunstigde culturele instituten. In zijn testament drukte hij zelfs, ietwat argeloos, de wens uit dat zijne erven het in marmer zouden laten uitvoeren: ‘zoo zouden zij van hun dankbaarheid doen blijken.’ Aan het Weldadigheidsbureel te Wulveringem schonk hij twee hectaren gronds met de uitdrukkelijke wilsbeschikking: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 447]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘dat er jaarlijks en ten eeuwigen dage, op Maandag van de tweede kermis te Wulveringem, met de meeste praal mogelijk, een plechtige dienst zou gecelebreerd worden, te half elf 's morgens, met blazoenen aan de kaarsen van de drie autaars en van de katafalk’ en met de lezing van het ‘de profundis’ op zijn graf, mits daarenboven uitdeling van broden, aan de armen die op de ‘kerklijste’ voorkomen. Hij schreef ook voor dat zijn vrouw en hij zelf, elke Zondag zouden aanbevolen worden in het zogenaamd jaargebed en wel in dezer voege, die voortaan wel onveranderd zal blijven: ‘Voor Hoogwelgeboren Heer Jhr. Arthur Merghelynck, oud-burgemeester der gemeente, overleden 14 Juli 1902 en Mevrouw Juliana Philips, gezegd Flyps, zijn echtgenote overleden 13 Mei 1941.’ Zo bleef hij tot over het graf om decorum en staatsie bekommerd. Hij wilde zijn stand in eer gehouden zien. De hulde die hem op 13 Juni in zijn geboortestad en in dit kasteel, bij zijn eerste eeuwfeest, werd gebracht zou hem naar het hart zijn gegaan. Elk jaar dat wij hier onze vergadering houden worden er bloemen neergelegd op zijn tombe, (Fig. 24) in de schaduw van de oude dorpskerk van Wulveringem. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 448]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lijst der afbeeldingen
|
|