Op het eind van zijn leven, hij was toen reeds de zeventig voorbij, heeft hij in een lijvige roman, ‘Het Land van Hambeloke’ alles samengedrongen wat hij wist van zijn ‘Land van Herkomst,’ Antwerpen, naast Vlaanderen, de grote passie van zijn leven. Al wat hem daar ontroerd had, van in zijn kinderjaren tot in zijn later leven, heeft hij weten te verwerken tot een boeiende kroniek die zich afspeelt op de achtergrond van de vertrouwde straten en pleinen, met de monumenten die er overeind staan, met de mensen die er leven en bewegen, met de Schelde en de dokken en heel het reusachtig bedrijf van een havenstad.
Em. de Bom leed sedert jaren aan Ischias, maar het was aan hem niet te zien. Hij domineerde zijn pijn. Hij gaf het niet op. Hij bleef ook dapper de vergaderingen onzer Academie volgen tot hij zich ten slotte in de eenzaamheid terugtrok.
Wij bewaren van hem de herinnering aan een edel arbeider op de akker van de Vlaamse Cultuur. Wij zullen de minzame collega en de oud-bestuurder nooit vergeten. Zijn werk ook zal blijven voortleven. Het veroudert niet, evenmin als de auteur die het schiep in het leven verouderde. Hij was steeds de jongste aller jongeren, altijd omstuwd van de laatst aankomende schrijvers en schilders, niet als hun meester, maar als hun kameraad. Dat is een gunst der goden die niet aan iedereen gegund wordt. Door zijn eeuwige jeugd bleef hij ook de roekeloze, de onbedachtzame, die in de bres sprong voor al wie verongelijkt, vervolgd, of miskend werd. De dichters mochten in het gevang zitten, hij liet niet na over hun celliteratuur te spreken.
Wanneer wij hem naar deze laatste rustplaats hebben begeleid, dan zijn wij aan ‘Het Witte Huis’ voorbijgegaan waar August Vermeylen en Henry van de Velde elkaar ontmoetten en voor het eerst van gedachten wisselden over het nieuw te stichten tijdschrift, Van Nu en Straks, waar de Bom de laatste levende vertegenwoordiger van was.
Hij rust hier thans op de zoom der Kalmthoutse heide, die hij mee heeft helpen redden tegen de speculateurs in grondbezit, als een der schoonste landschappen van de vadergrond. Hier moet elk jaar een krans van bloeiende purpere erica worden neergelegd door het dankbaar nageslacht.