listisch gesuggereerde karaktertrekken. Jammer genoeg werd hij door geen tweede gevolgd. Wèl door enkele époque-makende novellen: De Daad, De Beeldhouwer, De Barbaren.... Evenzoveel mijlpalen in zijn ontwikkeling die wij terugvinden in de bundels Een Terugblik, Heldere Gezichten en Scheldelucht. Alsook in Het Land van Hambeloke, zijn jeugdherinneringen aan de volkswijk waar hij het levenslicht zag.
Toch was hij in de allereerste plaats een geboren kroniekschrijver. Wellicht werd dit bevorderd door het feit dat hij een tijdlang aan De Volksgazet verbonden was. Maar dank zij zijn vriendschap met Johan de Meester werkte hij overvloedig mede aan ‘De Nieuwe Rotterdamse Courant’ en voerde in dit gezaghebbend blad superieure propaganda voor onze letteren. In Het levende Vlaanderen, Nieuw Vlaanderen, Dagwerk voor Vlaanderen staan de beste uit deze stukken gebundeld.
Welke literaire figuur van enige betekenis heeft hij ten onzent niet ontdekt of opgezocht, gekend en aangemoedigd? Twee namen mogen volstaan: de bakkersjongen uit Avelgem, niemand minder dan Stijn Streuvels, en de Gentse dichter, spoedig een van zijn boezemvrienden, Karel van de Woestijne.
Zijn onuitputtelijke belangstelling voor het artistieke leven in al zijn gedaanten, evengoed in het boven alles geliefde Vlaanderen als daarbuiten, blijkt uit menig stuk over Henrik Ibsen (1893), over Morris en het boek, over talloze dichters en musici. Zijn geestdriftig stuk over Peter Benoit is klassiek gebleven. Ik verzwijg zijn interviews met Maxim Gorki, Copeau en zoveel anderen.
Een echte schakel is hij geweest, een van diegenen die met hart en ziel gestreden hebben om onze cultuur op een algemeen Europees peil te brengen. Dat daarbij het accent nooit verkeerd geplaatst werd, dat hij het land van herkomst trouw bleef dienen bewijst o.m. de oprichting, met behulp van zijn Nederlandse vriend Leo Simons, van de Vlaamse Bibliotheek. Dit alles en veel meer moeten wij, met een ruim begrip voor de omstandigheden van toen, in een historisch perspectief trachten te zien om het naar waarde te schatten.
De Bom als verteller, kroniekschrijver, essayist is gemoedelijk en opgewekt, humoristisch met een tikje sentimentaliteit. Altoos gedreven door zijn onwankelbare liefde voor de goede zaak; nooit kwaadaardig; veeleer te mild.
Hij omringde zich graag met jongeren, liefst schrijvers en schil-