| |
| |
| |
Verslag over de toepassing van de wet van 14 juli 1932 (taalwet) in de scholen onderworpen aan de wet tot regeling van het lager onderwijs
door P. Rumes
Taalinspecteur L. O.
I. Bevoegdheid en taak van de taalinspecteurs L.O.
De taak van de taalinspecteurs over het Lager Onderwijs is de toepassing van de taalwetten te controleren in de inrichtingen welke onderworpen zijn aan de wet tot regeling van het Lager Onderwijs.
De taalinspecteurs oefenen controle uit op de toepassing van de taalwet in de door de Staat gesubsidieerde lagere- en bewaarscholen van gans het land. Noodgedwongen - er zijn immers slechts twee taalinspecteurs aangesteld over het Lager Onderwijs - beperkt hun taak zich hoofdzakelijk tot het uitoefenen dier controle in de lagere- en bewaarscholen:
a) | van Brussel en agglomeratie; |
b) | van de tweetalige gemeenten gelegen op de taalgrens; |
c) | van de Vlaamse of Waalse gemeenten waar aanpassingsklassen werden opgericht. |
Bij elke inspectie wordt bizondere controle uitgeoefend:
1o | over de taalverklaringen van de gezinshoofden, waardoor de moedertaal of de gebruikelijke taal van het kind verklaard wordt; |
2o | over de controle uit te oefenen door de schoolhoofden en door de pedagogische inspectie over die taalverklaringen; |
3o | over de discriminatie der leerlingen, d.i. het plaatsen der leerlingen in Nederlandse of Franse klassen of afdelingen; |
4o | over de voertaal bij het onderwijs; |
| |
| |
5o | over het onderwijs van de tweede taal, voor wat betreft het wekelijks aantal lesuren en de bevoegdheid van het personeel (diploma's). |
Ingevolge die inspecties worden door de taalopzieners aan het Departement overgemaakt:
1o | een inspectieverslag per school; |
2o | een overzichtelijk verslag per gemeente, na een reeks inspecties in eenzelfde gemeente; |
3o | een jaarverslag, synthetiserend de door de taalinspectie gedane vaststellingen in strijd met de taalwet; meteen vermeldend de suggesties, voorstellen en wensen van de taalopzieners. |
4o | om de drie jaren wordt een Driejaarlijks Verslag ingediend over de toepassing van de taalwet in de door de Staat gesubsidieerde lagere- en bewaarscholen van gans het land. |
De taak van de taalinspectie is de Heer Minister in te lichten over de toepassing van de taalwet.
De taalopzieners zouden hun bevoegdheid te buiten gaan indien zij verder gingen dan controle uit te oefenen, raad te verstrekken aan de schoolhoofden en de schoolbesturen en verder het Departement in te lichten over hun vaststellingen.
Het treffen van de nodige maatregelen om de toepassing van de taalwet te verzekeren valt onder de bevoegdheid van de Heer Minister van Openbaar Onderwijs, die desnoods tegenover onwillige schoolbesturen de door de wet voorziene sancties kan toepassen.
| |
II. Naleving - Toepassing van de taalwet.
Hieronder volgt een statistisch overzicht van de door de taalinspectie L.O., sedert de bevrijding tot op het einde van het schooljaar 1951-1952, zijnde Juli 1952, gedane vaststellingen in strijd met de taalwet, in de door de Staat gesubsidieerde lagere- en bewaarscholen van Brussel en agglomeratie, van de gemeenten waar aanpassingsklassen zijn opgericht en van de taalgrensgemeenten.
| |
| |
|
Gedane vaststellingen in strijd met de taalwet |
|
Schooljaren |
Aantal inspecties |
Taalverklaringen |
Discriminatie der ll. |
Onderwijs Tw. T. |
Spec. onderzoeken |
Totaal aantal gevallen in strijd met wet |
|
organisatie (lesuren) |
bevoegdheid v.h. pers. (diploma's) |
|
|
aantal scholen |
aantal scholen |
aantal scholen |
aantal pers. led. |
|
44-45 |
360 |
35 |
75 |
5 |
43 |
2 |
158 |
45-46 |
267 |
26 |
71 |
11 |
70 |
5 |
178 |
46-47 |
276 |
12 |
63 |
0 |
64 |
18 |
139 |
47-48 |
395 |
88 |
128 |
7 |
40 |
4 |
263 |
48-49 |
476 |
48 |
167 |
4 |
66 |
18 |
285 |
49-50 |
305 |
0 |
89 |
2 |
32 |
29 |
123 |
50-51 |
283 |
4 |
91 |
2 |
35 |
0 |
132 |
51-52 |
367 |
50 |
112 |
7 |
47 |
0 |
216 |
|
_____ |
_____ |
_____ |
_____ |
_____ |
_____ |
_____ |
Totalen: |
2729 |
263 |
796 |
38 |
397 |
76 |
1494 |
Dit onderzoek over verscheiden schooljaren lopend zal gebeurlijk herhaalde malen dezelfde scholen en leerkrachten signaleren als niet in regel zijnde met de wet.
| |
| |
| |
III. Oorzaken van het niet of althans onvol-doende toepassen van de taalwet.
De oorzaken van het niet of althans niet eerlijk toepassen van de taalwet zullen wij opsporen en bespreken als wij de toestand voor Brussel en agglomeratie voorleggen. Het zijn dezelfde oorzaken die het niet toepassen van de taalwet op de taalgrens en in de aanpassingsklassen in de weg staan. Wij vermelden ze hieronder zonder enig commentaar:
1o | De mentaliteit van de Vlaamse ouders, die voor hun kinderen een Frans onderwijs verlangen of eisen; |
| |
2o | Het daaruit voortvloeien van het afleggen van niet met de waarheid strokende taalverklaringen door de gezinshoofden; |
| |
3o | De onvoldoende controle over die taalverklaringen uitgeoefend en de daaruit volgende onwettelijke leerlingendiscriminatie; |
| |
4o | de zeker niet pro- doch eerder anti-Vlaamse houding van de schoolbesturen en de jacht op leerlingen, die niet immer fair is; |
| |
5o | Het niet toepassen van de taalwet in de niet door de Staat gesubsidieerde, volledig vrije lagere- en bewaarscholen; |
| |
6o | Het soms te laat en ondoelmatig ingrijpen van het Departement van Openbaar Onderwijs tegenover onwillige schoolbesturen. |
| |
Toepassing van de taalwet te Brussel en agglomeratie
De voorschriften van de taalwet worden, sedert de bevrijding, veel minder nog dan vóór de oorlog, in de meeste van de door de Staat gesubsidieerde lagere- en bewaarscholen van Brussel en agglomeratie, niet of althans niet eerlijk toegepast.
Zoals blijkt uit onderstaande tabel vermindert het aantal Nederlandse klassen te Brussel en agglomeratie van jaar tot jaar, zowel in de lagere scholen als in de bewaarscholen.
| |
| |
| |
I. Inrichting.
Brussel en agglomeratie. Aantal lagere- en bewaarschoolklassen.
|
|
Schooljaren: |
|
'45-'46 |
'46-'47 |
'47-'48 |
'48-49 |
'49-'50 |
'50-'51 |
'51-'52 |
I. LAGERE SCHOLEN. |
|
Totaal aantal klassen in gem. aang. en aann. lag. sch. { Ned. kl. Kl. met 2 taalafdel. |
722 |
inlichtingen ontbreken. |
622 |
604 |
567 |
531 |
530 |
|
28 |
|
39 |
66 |
85 |
82 |
72 |
|
II. BEWAARSCHOLEN. |
|
Totaal aantal klassen in gem., aang. en aanneemb. scholen. { Ned. kl. Klass. met 2 taal afdel. |
131 |
inlichtingen ontbreken. |
124 |
116 |
124 |
128 |
134 |
|
35 |
|
24 |
37 |
48 |
37 |
38 |
Wat de bewaarscholen betreft is de toekomst absoluut niet rooskleurig, zoals blijkt uit volgende inlichtingen:
Tellen 0 | Nederlandse klassen: in het off. onderw.: Oudergem, Elsene, Etterbeek, St. Gilles, Ukkel. In het vrij onderwijs tellen wij geen dergelijke scholen. |
| |
Tellen 1 | Ned. klasse: in het off. onderwijs: Koekelberg, St. Lambrechts-Woluwe, Vorst en Watermaal-Bosvoorde. In het vrij onderwijs: Elsene, St. Gilles, St. Joost-ten-Noode. |
| |
Tellen 2 | Nederl. klassen: in het officieel onderwijs: St. Pieters-Woluwe. In het vrij onderwijs: St. Pieters-Woluwe en Vorst. |
| |
Tellen 3 | Nederl. klass.: in het off. ond. Schaarbeek. In het vrij onderwijs: Etterbeek, Koekelberg, Watermaal-Bosvoorde. |
| |
Tellen 4 | Nederl. klass.: in het off. ond.: Jette. In het vrij ond.: Oudergem en Ukkel. |
| |
| |
Tellen 5 | Nederl. klass.: in het off. ond.: niet één gemeente. In het vrij onderw.: Jette, St. Jans-Molenbeek en St. Lambrechts-Woluwe. |
| |
Tellen 6 | Ned. klass.: Niet één school in het officieel noch in het vrij onderwijs. |
| |
Tellen 7 | Nederl. klass.: In het off. ond.: Brussel I en II. In het vrij ond.: Schaarbeek. |
| |
Tellen 8 | Nederl. klass.: Niet één school in het officieel noch in het vrij onderwijs. |
| |
Tellen 9 | Nederl. klass.: Niet één school in het officieel noch in het vrij onderwijs. |
| |
Tellen 10 | Nederl. klassen en meer: In het officieel onderwijs: Anderlecht (18), St. Jans-Molenbeek (11). In het vrij onderwijs: Anderlecht (11) en Brussel I en II (12). |
Bewaarschoolklassen met twee taalafdelingen: 21 in de gemeentelijke bewaarscholen en 9 in het vrij gesubsidieerd onderwijs.
| |
| |
| |
II. Niet-toepassen van de wet:
Statistisch overzicht van het niet toepassen van de taalwet in de Lagere- en Bewaarscholen van Brussel en Agglomeratie.
|
Schoolj. |
Aantal inspecties. |
Vastgestelde inbreuken op de wet |
|
Taalverklaringen (controle) |
Leerl. discrim. |
Tweede taal (lesuren) |
Tweede taal. (Bevoegdheid.: dipl.) |
|
aantal scholen |
aantal scholen |
aantal scholen |
aantal leerkr. |
1944-45 |
334 |
25 |
65 |
5 |
41 |
1945-46 |
183 |
8 |
44 |
0 |
56 |
1946-47 |
229 |
12 |
47 |
0 |
59 |
1947-48 |
250 |
27 |
70 |
1 |
31 |
1948-49 |
309 |
13 |
110 |
4 |
53 |
1949-50 |
205 |
0 |
60 |
0 |
29 |
1950-51 |
283 |
4 |
91 |
1 |
35 |
1951-52 |
206 |
16 |
46 |
2 |
37 |
|
_____ |
_____ |
_____ |
_____ |
_____ |
Totalen: |
1997 |
105 |
533 |
13 |
341 |
Vermits het onderzoek loopt over 8 schooljaren dient gezegd dat, gebeurlijk, herhaalde malen dezelfde scholen en leerkrachten gesignaleerd werden als niet in orde zijnde met de wet.
| |
| |
| |
Oorzaken van het niet of althans niet eerlijk toepassen van de taalwet te Brussel en agglomeratie
VOORAF: Kinderkribben. Vooraf dient gezegd, dat de denationalisatie van veel Vlaamse kinderen een aanvang neemt te Brussel en agglomeratie in de ‘Kinderkribben’ waar honderden kinderen verzorgd worden en waar, voor 90% der gevallen, de gebruikelijke taal het Frans is.
Daartegenover staan wij machteloos vermits de ‘Kinderkribben’ aan elke controle, op gebied van gebruikelijke taal in aansluiting met de huistaal van het kind, ontsnappen.
1o De mentaliteit van de inwoners van de hoofdstad en van de agglomeratie.
De ouders, zelfs de door en door Vlaamse ouders, Vlaams door herkomst en taal, verlangen of eisen Franse klassen voor hun kinderen. Zij willen absoluut niet dat hun kinderen opgenomen worden in de hier en daar nog bestaande, voor het grootste aantal, meerafdelige Nederlandse klassen.
Die mentaliteit is niet gegroeid uit een geest van oppositie tegen de wet. De meeste ouders laten zich hierbij leiden door redenen van economische aard. Zij denken dat, als hun kinderen in Nederlandse klassen geplaatst worden, zij onvoldoende de Franse taal zullen machtig zijn er aan toevoegend: ‘in de Franse klassen leren onze kinderen Frans, wat ze later volstrekt zullen nodig hebben, thuis leren ze genoeg Vlaams om later door de wereld te komen.’ De waarheid is: Vlaamse kinderen, opgenomen in degelijke Nederlandse klassen, in dewelke het onderwijs in de tweede taal verzorgd wordt, worden tweetalig... en laten wij bekennen dat, economisch gezien, tweetaligheid in het werkelijk leven - zeker te Brussel en agglomeratie evenals op de taalgrens - geboden is en zelfs zeer wenselijk in de eentalige streken van het land.
Die mentaliteit van de gezinshoofden ligt aan de basis van het niet-toepassen van de wet; zij is er de hoofdoorzaak van. Eisten alle Vlaamse gezinshoofden Nederlandse klassen voor hun kinderen dan ware de zaak opgelost!
2o Deze mentaliteit geeft aanleiding tot het afleggen door de gezinshoofden van niet met de waarheid strokende taalverkla- | |
| |
ringen inzake moedertaal van het kind of gebruikelijke gezinstaal.
Er zijn tal van gezinshoofden die niet één woord Frans kennen en die taal derhalve nooit thuis spreken, die het Frans als moedertaal voor hun kinderen en als gebruikelijke huistaal opgeven. Hun taalverklaring stelt geen feit vast, doch drukt de wens uit of de eis hun kinderen in 't Frans te zien onderwijzen. Wij hebben dan ook opgehouden nog het minste geloof te hechten aan de taalverklaringen van de gezinshoofden. Een zeer groot procent er van zijn leugen.
3o Die niet met de waarheid strokende taalverklaringen worden door schier al de schoolhoofden eenvoudig aanvaard en overgenomen. In het aanvaarden en overnemen van die taalverklaringen bestaat, in de meeste gevallen, de controle van het schoolhoofd, die natuurlijk in feite geen controle is. Doch wat erger is, de leerlingendiscriminatie is er op gebouwd. Zij is derhalve, voor een overgroot procent, onjuist.
De schoolhoofden voelen zich gedekt door de taalverklaring van de gezinshoofden. Er is soms wel een schijn van controle. Wanneer de wetsontduiking namelijk àl te in het oog springend wezen zou, worden de kinderen die aan huis het Vlaams dialect spreken, en die een paar woorden Frans kennen, doch voor dewelke het Frans als moedertaal werd verklaard door het gezinshoofd, als tweetalig geclasseerd door het schoolhoofd met het gevolg dat schier al deze kinderen, die van huis uit Vlaming zijn, in Franse klassen terecht komen.
Op 16 Januari, 1951, hebben wij aan de Heer Minister een verslag overgemaakt met het doel o.m. te wijzen op de weinig rationele manier op dewelke de controle over de taalverklaringen en over de leerlingendiscriminatie geschiedden. Ons besluit bij dit gedocumenteerd en gemotiveerd verslag luidde als volgt:
‘Uit het bovenstaande blijkt dat het zó ver gekomen is dat, indien geen snel- en sterk werkende, drastische maatregelen getroffen worden, over een tiental jaren er te Brussel en voorsteden evenals op de taalgrens geen sprake meer zal zijn van Nederlandse klassen, wat de volledige denationalisatie van de aldaar gevestigde Vlamingen zal voor gevolg hebben.’
4o De houding van het overgroot aantal schoolbesturen en schoolhoofden te Brussel en agglomeratie is zeker niet pro- doch anti-Vlaams, of op zijn minst kenmerkt zij zich door onverschilligheid.
| |
| |
En het zijn die schoolhoofden, die zich gerugsteund voelend door hun schoolbestuur, van hetwelk zij een gebeurlijke promotie verwachten, die de taalverklaringen moeten controleren en de leerlingendiscriminatie doen.
Het Driejaarlijks Verslag van het Ministerie van Openbaar Onderwijs, jaren 1945, 1946, 1947 meldt op blz. 152:
‘Bij het beoordelen van de taaltoestanden in de scholen mag er niet besloten worden dat de wet in àl de gemeenten van de Brusselse agglomeratie miskend wordt. In dat opzicht bestaat er een opvallend verschil tussen de gemeenten of wijken gelegen langs het Westen of het Oosten van de vaart. In het Westen bevinden zich de gemeenten Anderlecht, Molenbeek, Jette, Koekelberg en de wijken van Laken en Neder-over-Heembeek, waar de schoolbevolking die onderwijs door het Nederlands ontvangt van 40 tot 60% schommelt.
In Molenbeek, Anderlecht, Jette, Koekelberg en Laken tellen bijna al de scholen een Vlaamse afdeling met klassen van 1 of 2 studiejaren.
Langs de andere kant van de vaart, uitgenomen Sint-Pieters-Woluwe, primeert het Frans in de scholen. De instellingen waar een Vlaamse afdeling bloeit zijn hier eerder zeldzaam. In menige scholen is die sectie herleid tot één of twee weinig bevolkte klassen.
In de vier gemeenten Elsene, Etterbeek, Sint-Gilles en Sint-Joost-ten-Noode tellen de gemeentescholen geen enkele Vlaamse klasse meer. (In Sint-Gilles werd ondertussen één enkele Vlaamse klasse opgericht. - Nota van de Verslaggever). De taalwet wordt in de gemeentescholen van voormelde vier voorsteden niet nageleefd.’
Tot daar het Driejaarlijks Verslag. Ondertussen is de toestand wel wat veranderd doch niet ten gunste van de Vlaamse klassen.
Uit een onderzoek bleek dat in Laken de toestand als volgt was bij de aanvang van het schooljaar 1952-1953:
Lagere klassen: 84 Franse, 22 Vlaamse en 1 klasse met 2 taalafd.
Bewaarschoolkl.: 14 Franse, 5 Vlaamse en 1 klasse met 2 taalafd.
Te Sint-Pieters-Woluwe was de toestand, aanvang schooljaar 1952-1953, als volgt:
| |
| |
Lagere klassen: 31 Franse, 13 Vlaamse en 1 klasse met 2 taalafd.
Bewaarschoolklassen: 2 Franse en 2 Vlaamse.
5o Een andere oorzaak is het door velen en terecht naar voren gebracht argument: Aanvaarden wij deze kindern niet in onze Franse klassen, dan gaan ze over naar het volledig vrij, niet door de Staat gesubsidieerd onderwijs, waar de taalwet niet van toepassing is. Dat blijft een grote handicap voor het nietnaleven van de taalwet.
In het Driejaarlijks Verslag van het Min. van Openbaar Onderwijs, jaren 1945-1946-1947 lezen wij:
‘Ook de opneming van de leerlingen, die zich aan de wettelijke bepalingen willen onttrekken, in de gans vrije scholen voor betalende leerlingen, schaadt grotelijks aan de eerlijke toepassing van de taalwet.’
Hierdoor worden bedoeld de onderwijsinstellingen waar naast de door de Staat gesubsidieerde lagere- en bewaarscholen, niet gesubsidieerde scholen voor betalende leerlingen zijn opgericht, onder dezelfde algemene directie, onder hetzelfde dak, in één gebouwencomplex of in verschillende gebouwen.
Herhaalde malen ondervonden wij, dat leerlingen die gesubsidieerde scholen bezochten en verplicht werden van een Franse naar een Nederlandse klasse over te gaan, overgeheveld werden naar de volledig vrije school voor betalende leerlingen in hetzelfde gebouwencomplex.
Om die misbruiken en wetsontduikingen te voorkomen zou er een middel dienen gevonden. Wij menen trouwens, dat er een precedent bestaat - in het Technisch Onderwijs - dat in menig geval afdoende is gebleken.
In en voor de vier Vlaamse provincies wordt het toekennen van toelagen aan het vrij Technisch Onderwijs afhankelijk gesteld van voorwaarden waarbij dergelijke misbruiken als hierboven geschetst, geremd worden.
De formule luidt als volgt: ‘Het verlenen van provinciale toelagen aan vrije technische scholen is afhankelijk gesteld van het op zich nemen door betrokken schooloverheden van de verplichting, in de vrije niet gesubsidieerde scholen en secties van alle aard, ingericht onder dezelfde algemene directie als de gesubsidieerde technische scholen, hetzij onder hetzelfde
| |
| |
dak, hetzij in verschillende gebouwen, de taalwetgeving toe te passen en de (taal)inspectie in de niet gesubsidieerde school of sectie te erkennen, ten einde te kunnen vaststellen of de taalwetgeving er in feite nageleefd wordt.’
Wij menen dat een aangepaste formule, waarbij het verlenen van Staatstoelagen aan vrije lagere- en bewaarscholen afhankelijk gesteld wordt van de verplichting zoals hierboven voorzien, een afdoend middel zou daarstellen om de talrijke wetsontduikingen tekeer te gaan.
6o Door de voorschriften van het ministerieel omzendschrijven van 20 Augustus 1948, meenden wij dat de door de wet voorziene, door ons hoogst gewaardeerde medehulp van onze collega's, de pedagogische inspecteurs, bij het uitoefenen van controle over de toepassing van de taalwet vrij algemeen zou worden waar ze, tot dan toe, sporadisch was. Dàt ook is voor ons, taalinspecteurs, een ontgoocheling temeer geworden. Wij brengen hier nochtans graag hulde aan de collega's die, bij de aanvang van het schooljaar, werkdadige controle uitoefenen inzake toepassing van de taalwet. In die scholen wordt dan ook de wet nageleefd.
7o Het soms laattijdig en niet doelmatig ingrijpen van het Departement.
Op een parlementaire vraag gesteld door volksvertegenwoordiger Van den Berghe betreffende de misbruiken inzake het niet naleven van de taalwet in het lager- en bewaarschoolonderwijs door de taalinspectie gesignaleerd, en de maatregelen die eventueel tegenover de onwillige gemeentebesturen en bestuurscomiteiten der vrije scholen getroffen werden door het Departement, antwoordde de Heer Minister o.m. op 14 Mei 1952:
‘Mijn Departement geeft regelmatig gevolg aan de opmerkingen die door de bijzondere inspectie worden gemaakt. Naar gelang het geval worden volgende maatregelen getroffen.
Wanneer de school, waar tekortkomingen worden vastgesteld, twee taalafdelingen telt, is de verandering van sectie verplichtend. Wanneer er echter in de school slechts Franstalige klassen bestaan en zij te weinig Nederlandstalige leerlingen telt om de oprichting van een Nederlandstalige klasse te wettigen, wordt voorgesteld, hetzij de kinderen over te plaatsen naar een andere school van dezelfde aard waar het onderwijs in het Nederlands verstrekt
| |
| |
wordt, hetzij een centrale Nederlandstalige afdeling op te richten welke al de leerlingen van de gemeente of de wijk zou groeperen; hetzij ook nog zijn toevlucht te nemen tot klassen met twee taalafdelingen.
Dergelijke maatregelen stuiten doorgaans op de onwil van de Vlaamssprekende ouders, die er, in veel gevallen, de voorkeur aan geven hun kinderen in Franstalige klassen te plaatsen.
In het Driejaarlijks Verslag over de jaren 1945, 1946, 1947, Nederlandse uitgave, bl. 150, wordt de nadruk gelegd op de bijna onoverkomelijke moeilijkheden die, sedert haar afkondiging, gepaard gaan met de toepassing van de taalwet in de scholen van de Brusselse agglomeratie en de tweetalige gemeenten van de taalgrens.
Ik geef grif toe dat sommige gemeentebesturen, bestuurscomiteiten van vrije scholen en vooral de schoolhoofden, in dat opzicht niet steeds hun plicht hebben gedaan.
Door het uitvaardigen van talrijke omzendbrieven hebben mijn achtbare voorgangers steeds gepoogd de mentaliteit van de schooloverheden en de hoofden van de onderwijsinrichtingen in dat opzicht te doen veranderen. De uitslagen zijn weinig aanmoedigend.
Geen enkel van mijn achtbare voorgangers heeft ooit gebruik gemaakt van de beschikkingen voorzien bij art. 28 van de wet van 14 Juli 1932 die sancties voorzien (inhouding van Staatstoelagen) tegen onwillige schooloverheden.
Slechts gedurende de bezetting werd gedreigd sancties te treffen tegenover sommige gemeentebesturen die weigerden de taalwet integraal toe te passen (onder andere tegen de gemeente Lettelingen). Die bedreiging werd echter nooit uitgevoerd.’
| |
| |
| |
Aanpassingsklassen of transmutatieklassen
I. Oprichting.
De oprichting der transmutatieklassen wordt voorzien door de art. 2 en 4 van de taalwet.
Buiten in de stad Namen, waar een speciale school voor schipperskinderen is ingericht, tellend 2 klassen, zijn in het Waalse gedeelte van het land geen aanpassingsklassen opgericht. Er zijn nochtans zeer veel Vlaamse gezinnen in Wallonië gevestigd, bizonder in de kolenmijnstreken. De kinderen van Vlaamse ouders, woonachtig in Wallonië, worden rechtstreeks door de streektaal, het Frans, aangepast aan de taal van de streek en dat van in de bewaarschool. In Wallonië geschiedt dan ook de aanpassing aan de streektaal effectief.
Voor het Vlaams gedeelte van het land hebben wij volgende inlichtingen kunnen inwinnen:
| |
| |
Aantal aanpassingsklassen (lag. kl.) en Franse Bewaarschoolklassen in het Vlaamse Land.
|
Schooljaren |
Aantal gemeenten |
aantal aanp. kl. |
I. LAGERE SCHOLEN. |
|
|
1947-1948 |
in 12 gemeenten |
115 klassen |
1948-1949 |
id |
126 id |
1949-1950 |
id |
135 id |
1950-1951 |
in 15 gemeenten |
135 id |
1951-1952 |
id |
156 id |
|
II. BEWAARSCHOLEN. |
|
1947-1948 |
in 8 gemeenten |
15 Franse bewkl |
1948-1949 |
id |
19 id |
1949-1950 |
id |
21 id |
1950-1951 |
id |
19 id |
1951-1952 |
in 15 gemeenten |
28 id |
| |
II. Doel van het aanpassingsonderwijs.
Art. 4 van de wet van 14 Juli 1932 bepaalt als volgt het doel van het aanpassingsonderwijs:
‘Van den tweeden graad af, zijn de kinderen die toegelaten zijn in de bij art. twee voorziene klassen, er toe gehouden de taal van de streek aan te leren, zodanig dat zij, op het einde van de derde lagere graad, met vrucht kunnen volgen hetzij de leergangen van de vierde graad, hetzij de leergangen van het vakonderwijs, hetzij de leergangen van het middelbaar onderwijs, die in de taal van de streek gegeven worden.’
Dit door de wet vooropgestelde doel is moeilijk te bereiken. De aan huis Frans sprekende leerlingen, aanpassingsklassen bezoekend, worden in het Frans onderwezen: 3 jaar in de bewaarschool en de eerste twee jaar in de lagere school. 't Is slechts van in het derde leerjaar, na 5 jaar onderricht in 't Frans, dat de z.g. aanpassing aanvangt, dan wanneer wij gezegd hebben, dat de aanpassing in Wallonië aanvangt van in de bewaarschool. Waar de aanpassing aan de streektaal in het Waalse gedeelte van het
| |
| |
land effectief geschiedt, is het doel van de wet in Vlaanderen niet of slechts gedeeltelijk bereikt. Er worden ten andere in de aanpassingsklassen te veel leerlingen opgenomen die daar niet op hun plaats zijn.
Een onderzoek ingesteld te Evere bewees ons zulks.
In deze gemeente zijn 5 scholen met gezamenlijk 14 aanpassingsklassen. De totale bevolking van deze klassen is 222 leerlingen. Tegen de wettelijke voorschriften in werden in deze klassen ingeschreven:
5 |
leerlingen met een Vlaamse taalverklaring, op eis of verzoek der ouders; |
12 |
tweetalige leerlingen met het Nederlands als hoofdtaal; |
5 |
leerlingen komend uit Nederlandse bewaarschoolklassen; |
6 |
leerlingen komend uit Nederlandstalige lagere klassen. |
|
Dat geeft een totaal van 28 leerlingen. |
Het doel der wet, aanpassing aan de streektaal, wordt ook niet bereikt. Dat blijkt o.m. uit volgend onderzoek:
Gemeenten |
Ingeschreven leerl. |
Leerlingen die het 6e studiej. der transmutatiekl. verlieten bij het einde van het schoolj. en hun stud. voortzetten in |
|
het Nederl. |
het Frans |
niet meer leerpl. |
St. Gen. Rhode. |
5 |
0 |
5 |
0 |
Tienen. |
9 |
1 |
7 |
1 |
Ganshoren. |
13 |
0 |
12 |
1 |
Berchem. |
12 |
6 |
6 |
0 |
Evere. |
23 |
6 |
6 |
11 |
|
_____ |
_____ |
_____ |
_____ |
Totalen: |
62 |
13 |
36 |
13 |
| |
| |
| |
III. Oorzaken van het niet bereiken van het doel.
Het zijn dezelfde oorzaken als deze die wij opsomden voor Brussel en agglomeratie. Hier komt nog bij het toelaten van de leerlingen van vreemde nationaliteit in de adaptatieklassen (in strijd met art. 2 der wet).
| |
IV. Middelen ter bestrijding der misbruiken
Benevens de middelen ter bestrijding van het niet-naleven van de taalwet, die we verder zullen opnoemen, past het hier het voornaamste en naar onze mening schier enig doeltreffend middel naar voren te brengen, dat ten andere met vrucht toegepast wordt in Wallonië voor de Vlaamse kinderen en in het Limburgs kolenmijnbekken voor de leerlingen van vreemde nationaliteit.
Dit middel is de rechtstreekse aanpassing door de streektaal zelf en dat van in de bewaarschool.
Hierbij zouden de richtlijnen kunnen gevolgd worden verstrekt door het ministerieel omzendschrijven van 22 Juli 1948, die luiden als volgt:
‘Het zou immers nuttig zijn die kinderen gedurende enkele tijd te groeperen in speciale klassen met een beperkte bevolking, waar ze een vereenvoudigd onderricht zouden kunnen ontvangen in de hoofdvakken van het programma en waar ze hun woordenkennis zouden kunnen uitbreiden, tot op het tijdstip dat zij in staat zullen zijn de lessen met hun Belgische leerlingen te volgen. (Hier werden de leerlingen van vreemde nationaliteit bedoeld).’
Na hoogstens één jaar in dergelijke aanpassingsklassen te zijn opgeleid, met als hoofddoel de aanpassing aan de streektaal te bevorderen, zouden deze aan de streektaal aangepaste leerlingen van het tweede leerjaar af in de gewone klassen worden opgenomen waarin de streektaal de onderwijstaal is, zoals de wet het voorschrijft.
Wij zijn overtuigd dat, moest deze radicale reorganisatie van het aanpassingsonderwijs ingevoerd worden, er tientallen klassen, in dewelke thans taalwetontduikers zijn opgenomen, zouden kunnen afgeschaft worden. De aanpassing zou doelmatig wezen en de denationalisatie van duizende Vlaamse kinderen zou worden stopgezet.
| |
| |
| |
Aanpassingsonderwijs in de Limburgse kolenmijnstreek
Er zijn, in deze streek, 8 lagere- en 4 bewaarscholen opgericht.
De bevolkingstoestand bij de aanvang van het schooljaar 1952-1953 was de volgende: 4665 leerlingen voor de 8 lagere scholen, waarvan 2956 van Belgische nationaliteit en 1709 van vreemde nationaliteit.
De 4 bewaarscholen tellen gezamenlijk 1306 leerlingen, waarvan 839 van Belgische nationaliteit en 467 van vreemde nationaliteit.
Voor het schooljaar 1948-49 waren er voor de 8 lagere scholen 14 aanpassingsklassen (Frans stelsel) ingericht; voor datzelfde schooljaar telden wij 7 aanpassingsklassen (Nederlands stelsel).
Voor het schooljaar 1952-53 tellen we nog slechts 4 aanpassingsklassen (Frans stelsel) en 1 aanpassingsklasse (Nederlands stelsel) voor de lagere scholen.
Voor de bewaarscholen telden we in 1948-49: 3 Franse bewaarschoolklassen.
Voor het schooljaar 1952-53 is niet één Franse bewaarschoolklasse meer in stand gehouden. De aanpassing aan de streektaal geschiedt derhalve van in de bewaarschool langs de weg van de streektaal zelf, zoals dat in Wallonië geschiedt voor de Vlaamse kinderen.
| |
Tweetalige gemeenten op de taalgrens
‘Worden als tweetalig beschouwd de gemeenten op de taalgrens gelegen waar, op grond van de jongste tienjaarlijkse volkstelling, 30% der inwoners hebben verklaard meestal de taal der andere taalgroep te spreken. Tot die groep behoren de volgende gemeenten (volkstelling 1930):
WEST-VLAANDEREN: |
Meesen (Messines), Rekkem: Vlaams; Mouscron (Moeskroen), Espierre (Spiere), Helchin (Helkijn), Luingne: Frans. |
OOST-VLAANDEREN: |
Russeignies (Rozenaken): Frans. |
HENEGOUWEN: |
Marcq, Petit-Enghien (Lettelingen): Frans; Edingen (Enghien): Vlaams. |
BRABANT: |
L'Ecluse (Sluizen): Frans. |
LIMBURG: |
Herstappe: Vlaams. |
| |
| |
In de scholen van deze gemeenten doen zich ongeveer dezelfde moeilijkheden voor als in de Brusselse agglomeratie, maar met het verschil dat de oppositiegeest zich halsstarriger laat gevoelen.
Er werden in sommige scholen onduldbare toestanden vastgesteld: talrijke Vlaamssprekende kinderen zitten in ééntalige Franse klassen, waarvan de Waalse leerkracht soms onmogelijk in staat is om met vrucht les in het Nederlands te geven....’ (Driejaarlijks Verslag, jaren 1945, 1946, 1947. Min. Op. Ond.).
De oppositiegeest waarvan hierboven spraak en die werkelijk onduldbare toestanden voor gevolg hadden en hebben, liet zich vooral gevoelen in de volgende gemeenten: Moeskroen en Edingen.
Op een totaal van 211 klassen in het lager onderwijs zijn er in de 12 hierboven vermelde gemeenten slechts 35 Nederlandse en 7 klassen met twee taalafdelingen. In die gemeenten zijn 169 Franse klassen opgericht.
Voor wat het bewaarschoolonderwijs betreft zijn er in die 12 gemeenten, op een totaal van 51 klassen, 40 Franse, 8 Nederlandse en 3 klassen met twee taalafdelingen opgericht.
In volgende gemeenten is, voor het lager onderwijs, niet één Nederlandse klasse of klasse met twee taalafdelingen opgericht. Voor het gemeentelijk en het gesubsidieerd vrij onderwijs: Sluizen, Luingne, Marke, Lettelingen en Moeskroen. In Edingen is niet één Nederlandse klasse opgericht in het gemeentelijk onderwijs en slechts 1 Nederlandse klasse in het lager vrij gesubsidieerd onderwijs.
In volgende gemeenten is niet één Nederlandse klasse meer opgericht in het bewaarschoolonderwijs (gemeentelijk- of vrij gesubsidieerd onderwijs): Edingen, Herstappe, Sluizen, Luingne, Marke, Moeskroen, Lettelingen.
Speciale onderzoeken gevolgd door omstandige, gemotiveerde verslagen werden regelmatig door de taalinspectie aan het Departement overgemaakt om deze onduldbare toestanden aan te klagen (bizonder voor Edingen en Moeskroen), zonder enig gevolg nochtans vanwege de schoolbesturen. Het Departement trof geen sancties tegenover de onwillige schoolbesturen.
Aan de basis van deze toestand liggen andermaal de mentaliteit van de gezinshoofden, van de schoolbesturen en van de schoolhoofden, de onvoldoende controle over de taalverklaringen door de schoolhoofden en de onwettelijke leerlin gendiscriminatie.
| |
| |
| |
Eentalige gemeenten langs de taalgrens gelegen
(Uit het Driejaarlijks Verslag - 1945-1946-1947. Min. Op. Ond.)
‘Talrijke Vlaamse kinderen, wonende langs de taalgrens, ontduiken de taalwet door Franse klassen over die grens gelegen te bezoeken.
Herhaaldelijk hebben de Inspectie en de schoolhoofden die toestand aangeklaagd. Deze heeft tot gevolg dat Vlaamse scholen gelegen langs de Waalse grens ontvolken.
Er werd vastgesteld dat:
1o | Het in de meeste gevallen gaat om kinderen die, in hun woonplaats de eerste drie graden van de school gevolgd hebben en verder hun lagere studiën voleindigen in een Franse school met het doel de Franse taal min of meer machtig te worden; |
2o | Dat de gezinshoofden hierbij gedreven worden door motieven van economische aard. De kennis van de 2e landstaal blijkt hen een noodzakelijkheid.’ |
Bij omzendschrijven van 20 Augustus 1948 van de Hr. Minister van Openbaar Onderwijs werden de leden van de schoolinspectie belast de namen van de ouders op te tekenen die de wet zouden trachten te omzeilen door het zenden van hun kinderen naar een geïnspecteerde school uit een ander taalgebied. De scholen dienden vermeld waarin deze kinderen ingeschreven werden.
Ingevolge die onderrichtingen werden door de taalinspectie honderden dergelijke gevallen gesignaleerd. De taalinspectie stelde voor deze leerlingen niet in aanmerking te laten komen voor het berekenen van de Staatstoelagen.
Volgend advies werd uitgebracht door de Afdeling Administratie, Ve Kamer van de Raad van State, betreffende de toepassing der wet van 14 Juli, 1932:
‘Uit de bepaling van art. 23 van de Grondwet vloeit voort dat de wetten die het gebruik der talen regelen op restrictieve wijze dienen te worden uitgelegd. In de wet van 14 Juli 1932 komt geen bepaling voor, die verbiedt dat leerlingen zouden opgenomen worden in onderwijsinrichtingen gelegen in een ander taalgebied dan dat waar ze hun woonplaats hebben, en die als onderwijstaal een andere taal zouden gebruiken dan de moedertaal van deze leerlingen.Op dit gebied blijft de vrijheid de algemene
| |
| |
regel. Dit werd trouwens door het verslag van de Senaatscommissie (Doc. Senaat 1930-1931, Nr. 112, blz. 24) uitdrukkelijk bevestigd.’
en verder: ‘Onderwijsinstellingen van de lagere of de middelbare graad mogen leerlingen opnemen wonende in een ander taalgebied, welke ook hun moedertaal zij.’
| |
Middelen om tot een eerlijke toepassing te komen van de taalwet (Wet van 14 Juli 1932)
Tegenover de oorzaken van het niet-toepassen van de wet stellen wij volgende maatregelen:
| |
1o Mentaliteit der Vlaamse gezinshoofden:
Die mentaliteit trachten te wijzigen. (Pers - Radio - Voordrachten - School.)
Ten einde hierin te lukken dient het onderwijs in de tweede taal zeer degelijk gegeven. Voorstel: Het tweedetaalonderwijs verplichtend invoeren in al de scholen van het land en dat van in de tweede graad, zoals dat geschiedt te Brussel en agglomeratie en op de taalgrens. Speciale leraars. Speciale inspectie.
| |
2o Taalverklaringen:
Door het Departement van Openbaar Onderwijs dient een MODELVERKLARING uitgevaardigd, die in al de door de Staat gesubsidieerde scholen verplichtend wordt ingevoerd en waarbij o.m. de herkomst der ouders gemeld wordt evenals het beroep van het gezinshoofd. (Cfr. Bijlage I).
| |
3o Controle over de taalverklaringen:
Door wie uit te oefenen? Zij dient uitgeoefend door het schoolhoofd in de allereerste plaats. De pedagogische en de taalinspectie oefenen tegencontrole uit. Onvoldoende controle wordt aangezien als beroepsvergrijp.
Wanneer? De controle over de taalverklaring dient door het schoolhoofd uitgeoefend bij de inschrijving van elke leerling, ook al werd de taalverklaring reeds gecontroleerd door een ander
| |
| |
schoolhoofd. De pedagogische en de taalinspectie oefenen tegencontrole uit ter gelegenheid van hun inspecties.
Speciale aandacht dient verleend aan de controle over de taalverklaringen van de leerlingen van vreemde gemeenten, bizonder der Vlaamse randgemeenten van Brussel en agglomeratie, evenals over de taalverklaringen betreffende de leerlingen der aanpassingsklassen.
Naar de voorschriften van de minist. omzendbrief van 7 November, 1935, mogen alleen leerlingen welke niet in staat zijn om met vrucht de lessen in de streektaal te volgen, opgenomen worden in de aanpassingsklassen. De vraag is niet, voegt de Hr. Minister er in een schrijven van 21 Juni 1952 aan toe (Alg. Dir. L. & N.O. Dir. L.O. 1e Afd. O.V. 71), of het kind in staat is door de taal van de klasse onderwezen te worden, maar wel of het werkelijk onbekwaam is om door middel van de streektaal onderwijs te begrijpen.
De leerlingen van vreemde nationaliteit mogen niet opgenomen worden in de aanpassingsklassen (art. der wet van 14 Juli, 1932).
Ten einde de schoolhoofden en de inspectie te helpen en te leiden bij deze controle leerde de ondervinding ons, dat het bijhouden door de schoolhoofden van leerlingenlijsten voor de leerlingen van vreemde gemeenten en van de leerlingen der aanpassingsklassen een zeer goede hulp daarstelt. (Cfr. Bijlagen III en IV).
Eveneens worden, ten gerieve van de inspectie, door de schoolhoofden lijsten bijgehouden der nieuwingeschreven leerlingen bij de aanvang van elk schooljaar of in de loop er van. (Cfr. Bijlage II).
Al deze leerlingenlijsten blijven op school en worden, bij gebeurlijke inspectie, ter beschikking gesteld van de opzieners.
Het Driejaarlijks Verslag van het Min. van Openbaar Onderwijs, voor de jaren 1945, 1946, 1947, meldt op bl. 150-151:
‘De huidige geestesgesteldheid van sommige gezinshoofden maakt het toezicht op de onderwijstaal van het kind bijna onmogelijk zonder de hulp van een scherpe controle. Deze moet in het begin van het schooljaar, in al de scholen, terzelfdertijd uitgeoefend worden. De gewone inspectie is daartoe echter niet in staat. Daarenboven kan de wet, die aan talrijke familiehoofden een regime oplegt dat hen niet bevalt, onmogelijk toegepast worden zonder de loyale medewerking van de schoolhoofden. Deze
| |
| |
medewerking werd heel dikwijls onder de druk van de gemeentebesturen en schoolcomiteiten spijtig genoeg nog niet bekomen.’
En toch dient, naar de wettelijke voorschriften - omschreven in het hierboven vermeld uittreksel -
a) | een scherpe controle |
b) | in het begin van het schooljaar |
c) | in àl de scholen |
d) | tegelijkertijd, uitgeoefend. |
De taalinspecteurs L.O., die slechts 2 in getal zijn, kunnen alleen niet instaan voor deze controle en de leerlingendiscriminatie die er op gebouwd is Zij dienen derhalve hulp te ontvangen.
Wij menen dat het tijdelijk aanstellen bij de aanvang van elk schooljaar van medehelpers, die tweetalig moeten zijn en objectief, zou volstaan. Deze medehelpers zouden werken onder de leiding van de twee taalinspecteurs, vertrouwensmannen van de Academiën, naar volgend plan:
Onmiddellijk na de heropening der scholen, bij de aanvang van het schooljaar de taalverklaringen en de leerlingendiscriminatie controleren:
| |
I. Brussel en agglomeratie:
1o de bewaarscholen (1e studiejaar en nieuw ingeschr. leerl.);
2o lagere scholen (1e studiejaar en nieuw ingeschr. leerl.).
| |
II. Vlaamse gemeenten:
1o Franse bewaarklassen (1e stdj. en nieuw ingeschr. leerl.);
2o Aanpassingsklassen: (1e stdj. en nieuw ingeschr. leerl.).
| |
III. Scholen in tweetalige gemeenten op de taalgrens gelegen.
(1e studiejaar en nieuwingeschreven leerlingen).
De hulp van de bijgevoegde taalinspecteurs zou slechts gedurende enkele weken nodig zijn, menen wij, om een algemene kijk te hebben op de toestand. Speciale gevallen zouden dan verder, in de loop van het schooljaar, door de gewone taalinspecteurs opgelost worden.
Het is noodzakelijk dat elke inspectie door twee personen geschiedt om elke schijn van niet-objectiviteit te weren.
| |
| |
De taalinspecteurs en hun medehelpers - en niet de schoolhoofden - zouden, na controle der taalverklaringen, de leerlingendiscriminatie doen in de door hen geïnspecteerde klassen. Elke administratieve tussenkomst en gebeurlijke slenter dienen hier geweerd.
Beroep kan nadien aangetekend worden.
Richtlijnen inzake uitoefenen van controle hoofdzakelijk leidend tot het opsporen van de moedertaal (huistaal):
Het schoolhoofd mag, in de meeste gevallen, niet voortgaan op de verklaring van het gezinshoofd. Deze drukt gewoonlijk een wens of een eis uit inzake onderwijstaal voor het kind en geen feit.
Het schoolhoofd dient alle middelen in het werk te stellen om de moedertaal of de gebruikelijke huistaal van het kind ‘op te sporen.’
Bij de controle over de taalverklaringen en de erbij aansluitende leerlingendiscriminatie zullen de schoolhoofden en de inspectie zich laten leiden door wat volgt:
a) | De herkomst (geboorteplaats) van de vader, de moeder of de pleegouders.
Zijn beide ouders van Vlaamse herkomst, dan wordt het kind onvoorwaardelijk in een Nederlandse klasse geplaatst, ook als het z.g. tweetalig is geworden.
Vlaamse kinderen die tijdelijk te Brussel of agglomeratie of op de taalgrens in een tweetalige gemeente ondergebracht worden bij familie b.v. of in een school, moeten verder in hun moedertaal onderwezen worden. Verandering van taalregime is niet toegelaten, ook niet tijdelijk. |
b) | de z.g. tweetalige leerlingen dienen opgenomen in Nederlandse klassen. Het is bewezen dat z.g. tweetaligen - die b.v. het Brussels dialect en daarbij wat Frans spreken - van huis uit Vlaamse kinderen zijn. Laat men de vrije keuze aan de gezinshoofden dan zullen die allen het Frans als onderwijstaal blijven kiezen. |
c) | Indien vader en moeder geboren zijn te Brussel dient de moedertaal, de werkelijke huistaal ‘opgespoord.’ Al naar gelang deze het Nederlands of het Frans is wordt het kind geplaatst in een Nederlandse of Franse klasse. De tweetalige Brusselaars worden in een Nederlandse klasse opgenomen. |
| |
| |
d) | Zijn beide ouders van Waalse herkomst dan wordt het kind natuurlijk in een Franse klasse geplaatst. Is een der beide ouders van Vlaamse en de andere van Waalse herkomst, dan hebben de ouders de keuze inzake taalregime voor het onderwijs van hun kinderen. |
| |
4o Leerlingendiscriminatie:
Eens de controle over de taalverklaringen behoorlijk gedaan zal de leerlingendiscriminatie wettelijk verlopen. In de scholen waar geen Nederlandse klassen of afdelingen zijn opgericht mogen onder geen enkel voorwending Vlaamse leerlingen aanvaard worden. De klassen met twee taalafdelingen zijn slechts van voorlopige aard. Zij zullen zodra mogelijk vervangen worden door Nederlandse of Franse klassen.
| |
5o Houding van sommige schoolbesturen:
Tegenover onwillige schoolbesturen dienen sancties getroffen, naar de voorschriften van al. 2 van art. 28 der taalwet: ‘In geval van niet-naleving van de wettelijke voorschriften, tot tweemaal toe vastgesteld door de bij art. 27 van deze wet voorziene bijzondere opzieners, wordt de uitkering van alle toelagen geschorst.’
| |
6o De pedagogische inspectie:
De pedagogische inspectie dient andermaal dringend uitgenodigd de toepassing van de taalwet te controleren, waar en wanneer zij kan. Als minimum wordt gevraagd jaarlijks, bij de aanvang van het schooljaar, mede-controle uit te oefenen over de taalverklaringen en de discriminatie van de nieuwingeschreven leerlingen, bizonder in de bewaarscholen.
| |
7o Het departement van openbaar onderwijs:
Het Departement dient tijdig (onmiddellijk) en doelmatig gevolg te geven aan de verslagen van de Inspectie. Daartoe is het noodzakelijk een speciale dienst tot stand te brengen. Hoofdzaak is: onmiddellijk en doelmatig gevolg geven aan de verslagen.
De taalinspectie is er van overtuigd, dat haar werk doelmatig wezen zal en tastbare uitslagen zullen bekomen worden, door een welomlijnde en verantwoorde samenwerking, van bij de aanvang van het schooljaar en verder wanneer zulks nuttig of noodzakelijk blijkt in de loop van het schooljaar, tussen het onder- | |
| |
wijzend personeel, de gewone inspectie, de taalinspectie en het Departement.
Brussel, de 28 Januari, 1953.
De Taalinspecteur,
Paul Rumes.
| |
(Bijlage I)
VERKLARING VAN HET GEZINSHOOFD |
VADER (Voogd) { |
Naam: |
VADER (Voogd) { |
Voornaam: |
VADER (Voogd) { |
Geboorteplaats: |
VADER (Voogd) { |
Beroep: |
MOEDER { |
Naam: |
MOEDER { |
Voornaam: |
MOEDER { |
Geboorteplaats: |
MOEDER { |
Beroep: |
KIND { |
Naam: |
KIND { |
Voornamen: |
KIND { |
Plaats en datum van geboorte: |
|
VOLLEDIG ADRES VAN HET GEZINSHOOFD: |
|
WIJ VERKLAREN DAT DE MOEDERTAAL, DE GEBRUIKELIJKE TAAL VAN ONS KIND |
IS. |
VOOR JUIST EN WAAR: |
Handtekeningen: |
DE VADER (Voogd), |
DE MOEDER, |
|
CONTROLE |
CONTROLE |
door het Schoolhoofd: |
door de kanton. Opziener, |
Akkoord: |
Akkoord: |
Niet akkoord: |
Niet akkoord: |
Persoonlijk advies: |
Persoonlijk advies: |
Deze leerling dient geplaatst in een |
klasse. |
|
Handtekeningen: |
Het Schoolhoofd, |
De kanton. Opziener, |
| |
| |
| |
Beslissing van de jury (Art. 7)
Advies van de Jury betreffende de moedertaal of de gebruikelijke taal van het kind:
Deze leerling dient geplaatst in een (Nederlandse klasse, in een Franse klasse of afdeling):
Handtekeningen:
Deze verklaring dient volledig en naar geweten ingevuld. Zij dient gecontroleerd door het schoolhoofd bij de inschrijving in de school. Onvoldoende controle wordt aangezien als beroepsvergrijp.
Deze verklaring vergezelt de leerling bij elke verandering van school.
| |
(Bijlage II.)
NIEUWINGESCHREVEN LEERLINGEN |
Bij te houden door de schoolhoofden en ter beschikking te houden van de Inspectie. |
GEMEENTE: |
SCHOOL: (aard en volledig adres) |
SCHOOLJAAR: |
|
Taalregime |
Naam en voornaam der nieuwingeschreven leerl.
Datum der inschrijving |
Volledig adres van de nieuwingeschreven leerl. |
waarin de ll. zijn stud. aanving |
huidig taalreg. sedert inschr. in deze school. |
Advies der Inspectie |
|
Ned. of Fr. |
Ned. of Fr. |
|
N.B. In de loop van hun studiën mogen de leerlingen niet veranderen van taalregime.
Naar waarheid opgemaakt.
Het Schoolhoofd.
(Handtekening en datum)
N.B. Verklaringen afleggen niet strokende met de waarheid wordt aangezien als beroepsvergrijp.
| |
| |
| |
(Bijlage III)
LEERLINGEN VAN VREEMDE GEMEENTEN INGESCHREVEN IN DE SCHOOL |
|
(Leerlingenlijst ter beschikking te houden van de Inspectie.) |
|
GEMEENTE: |
|
SCHOOL: a) aard der school:
b) volledig adres der school: |
|
SCHOOLJAAR: |
|
|
TAALREGIME (ONDERWIJSTAAL) |
GEMEENTEN |
NAMEN DER LEERLINGEN |
Vôôr de inschrijving in deze school gevolgd taalregime |
Taalregime gevolgd sedert de inschrijving in deze school |
Advies der Inspectie |
|
Nederl. of Frans |
Nederl. of Frans |
|
Naar waarheid opgemaakt.
Het Schoolhoofd,
(Handtekening)
N.B. In de loop van hun studiën mogen de leerlingen niet veranderen van taalregime.
Verklaringen afleggen niet strokende met de waarheid wordt aangezien als beroepsvergrijp.
| |
| |
| |
(Bijlage IV)
Aanpassingsklassen
(Leerlingenlijst ter beschikking te houden van de Inspectie en regelmatig bij te houden door de Schoolhoofden.)
Leerlingen ingeschreven in de aanpassings-klassen of in de Franse bewaarschoolklassen
Deze leerlingenlijsten, op te maken per klasse, zullen best gesteld worden op een openliggend blad pro-patriaformaat.
Zij bevatten volgende inlichtingen:
ALS HOOFDING: Volledig adres en aard der school.
PER KLASSE:
1o | Namen der leerlingen en datum van de inschrijving in de school. |
2o | Volledig adres der leerlingen. |
3o | Nationaliteit der leerlingen (Leerlingen van vreemde nationaliteit worden niet toegelaten in de aanpassingsklassen (art. 2 der taalwet); indien zij toch ingeschreven werden dient zulks gemotiveerd). |
4o | Beroep van het gezinshoofd. |
5o | Huistaal of gebruikelijke gezinstaal (Moedertaal).
Te melden: Frans, Nederlands (ook het dialect komt in aanmerking), tweetalig overwegend Frans of tweetalig overwegend Nederlands. |
6o | Gebeurlijk: Adres der vroeger bezochte school en taalregime. |
7o | Onderwijstaal van het sedert de drie laatste jaren genoten onderwijs (b.v.: één jaar Nederlands, twee jaar Frans). |
8o | Is vader en/of moeder van Waalse afkomst? |
9o | Is het kind in de volstrekte onmogelijkheid om met vrucht onderwijs in een Nederlandstalige klasse te volgen? |
10o | Kolom vrij te laten voor de Inspectie. |
ONDERAAN: Beschouwingen van het schoolhoofd.
Naamtekenen voor waar en oprecht. (Het afleggen van verklaringen niet strokende met de waarheid wordt aangezien als beroepsvergrijp.)
|
|